Long Story Short, de nieuwe serie van BoJack Horseman-maker Raphael Bob-Waksberg houdt het in zekere zin simpel. In tegenstelling tot een geweldig diepgravende animatieserie over een acterend, depressief Hollywoo(d)-paard op zoek naar verlossing, verlegt Bob-Waksberg de focus in zijn nieuwe serie naar een ogenschijnlijke rechttoe rechtaan gezin.
In de tiendelige animatieserie maken we kennis met de Schwoopers, een doodgewone, maar niet altijd even soepel functionerende Joods-Amerikaanse gezin uit het noorden van Californië. De problemen van de gezinsleden zijn herkenbaar: nesteldrang, twijfel over waar het heengaat in je leven, het legenestsyndroom, de wens om je ouders tevreden te houden, enzovoort, enzovoort.
Maar wat Long Story Short net even anders (en inventiever) maakt, is het feit dat de serie voortdurend heen en weer springt in de tijd, van pakweg de jaren vijftig tot het begin van dit decennium. We volgen dezelfde gezinsleden, maar wel steeds in een net iets andere fase van hun leven, waardoor gebeurtenissen uit het verleden meer reliëf geven aan zaken in het heden en vice versa. Die tijdsprongen werken bijzonder goed, omdat we in relatief korte tijd vrij snel leren over de personages en hun beweegredenen (in dat opzicht doet de serie enigszins denken aan de prachtige Apple+-serie Pachinko, die eenzelfde soort aanpak kent).
Verwacht daarbij overigens geen volbloed familiedrama, want Long Story Short is bovenal ontzettend geestig. Neem bijvoorbeeld de derde aflevering, waarin een van de kinderen uit het gezin maar niet weet wat hij wil in het leven, totdat hij stuit op een revolutionair verkoopidee: kleine buizen waar een kant-en-klare matras uit kan poppen (denk aan een tweesecondentent, maar dan met een matras). De aflevering is grappig en een tikje absurdistisch, maar gaat tegelijkertijd óók over de zoektocht van een jong iemand naar zingeving, en de frustratie en worsteling bij zijn ouders.