Het zijn geen cijfers waar je als land trots op bent: nergens in West-Europa was het percentage Joden dat tijdens de oorlog is vermoord groter dan in Nederland. In 73 procent probeert documentairemaker Jaap van Eyck de waaromvraag te beantwoorden.
We hebben weggekeken, zelfs ijverig aan de deportaties meegewerkt, luidt anno 2025 de meest gehoorde verklaring. Maar zo eenvoudig ligt het dus niet. In tegenstelling tot in andere landen hadden de Duitsers bij ons al snel totale controle over de deportaties, er waren nauwelijks onderduikmogelijkheden, in het Nederlandse overheidsapparaat prevaleerden protocollen en regels boven individuen (iets dat door historica Michal Citroen wordt verbonden met de toeslagenaffaire en het Groningse gasschandaal) en de Joodse Raad, die adviseerde niet onder te duiken, had veel gezag.
Gezagsgetrouwheid speelde een rol, bij alle Nederlanders: de Joden waren, in tegenstelling tot in andere West-Europese landen, goeddeels geïntegreerd in de samenleving, en waren, net als de rest van die samenleving, gezagsgetrouw.
Het hoge percentage is het resultaat van ‘een vrij complexe gehaktbal aan factoren (...) waarin niet één duidelijke schuldige is aan te wijzen is,’ zegt historicus Bart van der Boom in de documentaire. Om eraan toe te voegen: ‘En dat is heel onbevredigend, maar ik denk dat een historicus met een goed geweten niet veel stelliger kan zijn dan dat.’
Niet iedereen kan daarmee leven. Door alles in deelverklaringen uiteen te rafelen, raakt het vraagstuk van de morele verantwoordelijkheid op de achtergrond, meent directeur van het Nationaal Holocaustmuseum Emile Schrijver. ‘Je kunt honderden verklaringen zoeken, en die zullen ook allemaal inhoudelijk allemaal kloppen, maar het resultaat deugt niet.’