Zelfs de brandweerman dacht dat het ging om een gewoon keukenbrandje. Alles zou wel goedkomen, zo’n big deal kon het toch niet zijn? Veel Britse flats waren immers op zo’n manier gebouwd dat een brand altijd voor minstens twee uur binnen de muren van een appartement zou blijven, en dat mensen daardoor best konden binnenblijven. Nooit had de brandweerman kunnen vermoeden dat het zó uit de hand zou lopen.
Op 14 juni 2017 breekt er een klein uur na middernacht brand uit in de Grenfell Tower in het westen van Londen. Ergens rond 00:55 worden de hulpdiensten ingeschakeld. ‘Schiet alsjeblieft op!’ horen we. In eerste instantie lijkt het mee te vallen, maar een uur later staat bijna de hele toren in brand. En dan horen we ineens uitspraken over ‘een ramp’, ‘The Towering Inferno’, en een soort Britse ‘9/11’. Uiteindelijk komen er 72 mensen om het leven bij de brand, die veel sneller verspreidde dan eenieder ooit had kunnen vermoeden.
Maar waar ligt de schuld van het drama? De sterke Netflixdocumentaire Grenfell: Uncovered draait er niet bepaald omheen: extreme nalatigheid, vooral bij het bedrijf dat brandgevaarlijke polyethyleenplaten aanbracht aan de buitengevel van het gebouw. Dat die platen extreem ontvlambaar waren was al bekend in 2007, maar kritische rapporten verdwenen in een la, en de platen bleven gewoon gebruikt worden. Dat veel flatbewoners zich daardoor onterecht veilig voelden binnen hun eigen muren, kreeg een immens tragische afloop.