In de documentaireserie Thuiszoekers volgen we zes dakloze jongeren die op zoek zijn naar een huis en daarbij telkens tegen een muur aan lopen. ‘Wie in Nederland zijn huis verliest en hulp vraagt, wordt rondgepompt in het zorgsysteem.’

‘Hoi! Sorry hoor,’ roept Rania (18) uit als ze opendoet. ‘Ik ben nog in mijn ochtendoutfit na een party van gisteren.’ De jonge roc-scholier en actrice-in-wording draagt een zwarte bonnet over haar donkere krullen, een blauw T-shirt van de Amerikaanse sciencefictionanimatieserie Rick and Morty, een kort zwart broekje. In haar krappe studio staan een tweepersoonsbedbank, een hoge tafel met vier krukken, een kastje met een wierrookhouder. Aan een van de muren prijkt een flinke flatscreen, de andere hangen vol met vrolijke fotohokjefoto’s en inspirerende quotes (‘we krijgen niet wat we verdienen, we krijgen wat we toelaten’). Op tafel is het een rommeltje: borden, glazen, beautyaccessoires, op elkaar gestapelde asbakken en een grote doos shag. Als ze van haar slaapbank naar de badkamer wil, wringt Rania zich behendig tussen de rand van de bank en de deur naar binnen.

Wie niet beter weet zou denken: een typische studentenkamer, maar voor Rania is deze plek het paradijs. Na een uithuisplaatsing vanwege huiselijk geweld bracht Rania vier jaar in de open jeugdzorg door. Sinds kort heeft ze voor het eerst weer een eigen woonplek, een zogenaamde uitstroomwoning met minimale begeleiding. Geen slaapzaal meer, geen crisisopvang, geen bed dat niet van haar is. Niemand die zegt: je moet je telefoon inleveren, je mag hier niet roken, bezoek is hier niet toegestaan. Niemand die haar op straat zet omdat ze een regel overtreedt.

‘Ik heb echt geschreeuwd toen ik te horen kreeg dat ik hier naartoe mocht,’ zegt ze. ‘Zo excited was ik. Deze woning betekent een immense verandering in mijn leven, dat weet ik zeker.’

Rania is een van de jongeren die te zien is in de eerste aflevering van de zesdelige documentaireserie Thuiszoekers, waarin Marjan Rinsma en Inge ter Schure zes jongeren volgen bij de zoektocht naar een huis. Ze zijn dak- of thuisloos geraakt en wonen tijdelijk in de (crisis)opvang, slapen bij vrienden op de bank of leven noodgedwongen in een auto.

Kelderboxen

‘Dakloze mensen die buiten verblijven, dat is het zichtbare dakloos zijn. Zo komt het in het nieuws en dat is wat je ziet,’ zegt Pleun Usman van Straat Consulaat, een belangenbehartigingsorganisatie voor dakloze mensen in Den Haag. Ze is aangeschoven in Straat Bakkie, de koffiebar van Straat Consulaat die draait op dakloze vrijwilligers. ‘Maar dakloosheid behelst zo veel meer dan dat. Jongeren die in kelderboxen wonen of in caravannetjes. In tuinhuizen. Er wordt ontzettend veel in auto’s geleefd. Ik noem het liever geen wonen, want dat is het echt niet.’

‘Er is bijna altijd sprake van een instabiele thuissituatie, op allerlei manieren’

Pleun Usman

Pleun Usman

Neem thuiszoeker William (31). Zijn auto is al zeven maanden zijn verblijfplaats. Drie slaapzakken, bovengemiddeld veel ijskoffies en een inventieve geest houden hem al zeven maanden lang warm, wakker en staande. William heeft het gillesdelatourettesyndroom, wat hem noopte te stoppen met zijn werk, waarna het steeds slechter ging en hij ook zijn woonplek kwijtraakte. Dan is er Anthony, een 26-jarige kok. Sinds zijn relatie uit is, slaapt hij bij een vriend op de bank. Omdat hij geen eigen adres heeft, bestaat hij op papier niet. De gemeentes Zoetermeer, Den Haag en Delft (ver)wijzen naar elkaar voor hulp en verantwoordelijkheid. Zolang Anthony geen postadres heeft, kan hij geen zorgverzekering krijgen, zich niet inschrijven bij WoningNet en komt hij, indien nodig, niet in aanmerking voor WW of een andere uitkering.

Zorgprobleem

Nederland telt naar schatting zo’n 6000 dakloze jongeren. Hoe zijn zij in deze situatie terechtgekomen? Usman: ‘Bijna altijd is er sprake van een instabiele thuissituatie, op allerlei manieren.’ Huiselijk geweld, verslaving, ouders die scheiden, armoede, de toeslagenaffaire, of ‘gewoon’ pech op pech op pech – allemaal kan het leiden tot het verlies van een woonplek. ‘En er is onvoldoende passende en betaalbare huisvesting, dat is echt problematisch.’

Naast het geven van advies en ondersteuning aan dakloze mensen, ijveren de – voor een aanzienlijk deel ex-dakloze – medewerkers van Straat Consulaat bij gemeentes en hulpverleningsinstanties voor beter beleid. Usman: ‘Dakloosheid is in wezen een woonprobleem. Mensen die het overkomt, hebben vaak eerst en vooral woonruimte nodig. Maar wie in Nederland zijn huis verliest en aanklopt voor hulp, wordt rondgepompt in ons zorgsysteem.’

Wat dit concreet betekent, is voor iedereen anders en lastig in een paar zinnen uit te leggen. Waar het niettemin het op neerkomt is dit: zodra iemand die dakloos is zich meldt bij een van de vele hulpinstanties, begint er vrijwel zeker een kafkaësk van-het-kastje-naar-de-muurspel.

‘Om te beginnen zijn er overal te weinig opvangplekken,’ zegt Usman. ‘Stel, je meldt je bij het Daklozenloket, wat in Den Haag verplicht is, dan zijn zij genoodzaakt je eerst weer weg te sturen, omdat de opvang vol zit. Dus zeggen ze: kijk eerst maar of je nog terechtkunt bij bekenden, vrienden of familie. Nou, als je dat hele netwerk hebt uitgeput, is er misschien plek voor je op de wachtlijst van de opvang. Maar dan krijg je er wel gelijk een of meerdere casemanagers van de gemeente bij en een persoonlijk begeleider vanuit een zorginstelling, omdat dakloosheid als een zorgprobleem wordt gezien.’

Zelfredzaamheid

Het Nederlandse daklozenbeleid is een afschrikbeleid met zelfredzaamheid als leidend criterium, stelt Melanie Schmit, medeoprichter van Housing First Nederland. ‘Van dakloze mensen verlangen we het onmogelijke, we vernederen en vermorzelen ze. En dat vinden we acceptabel. Je moet heel veel problemen hebben, wil de overheid je de hand reiken. Want opvang, Wmo-zorg [volgens de Wet maatschappelijke ondersteuning moeten mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen, red], een uitkering: het kost geld. Dus zeggen we heel lang: je bent nog te zelfredzaam. En als je dan eenmaal aan de grond zit zeggen we: je bent niet zelfredzaam genoeg voor een eigen woning.’

In navolging van een wereldwijde beweging, met succes in onder meer Finland en Schotland, pleit Housing First voor wat de naam al zegt: maak van huisvesting prioriteit nummer één in geval van (dreigende) dakloosheid.

‘Van dakloze mensen verlangen we het onmogelijke, we vernederen en vermorzelen ze. Dat vinden we acceptabel’

Melanie Schmit

Schmit: ‘Hier moet je eerst bewijzen dat je een nette burger kunt zijn voor je weer een kans en misschien een huis krijgt. Woningcorporaties stellen geregeld eisen die voor andere huurders niet gelden. Ik vind dat discriminatie. Het argument is vaak: ja, maar ze krijgen voorrang, dus dan is een bewindvoerder, woonbegeleider of de eis dat iemand niet meer mag gebruiken legitiem. Terwijl niemand mij vertelt dat ik ’s avonds geen biertje mag drinken in mijn eigen huis.’

In Finland kiest de overheid voor een centraal aangestuurde aanpak. Voor iedereen gelden overal dezelfde regels. Er wordt geïnvesteerd in woningbouw en in het beter benutten van het bestaande aanbod. Het land telt zo’n vijftig (tijdelijke) opvangplekken, voor absolute noodsituaties. ‘In Nederland werkt het andersom en is het eerste antwoord op dakloosheid: opvang. Daar gaat ook het budget naartoe, in plaats van naar huisvesting,’ aldus Schmit. Bovendien verschillen het beleid en de uitvoering per gemeente. ‘Je kunt geluk of pech hebben. Een huurschuld kan aanleiding zijn tot uitzetting of juist om meer hulp te bieden.’

Dat het anders kan, bewijst men ook in Schotland. Daar is het recht op huisvesting wettelijk vastgelegd. Schmit: ‘Uitzetting mág er niet leiden tot dakloosheid. Bij ons staat in de wet dat de overheid zich moet inspannen voor huisvesting. Dat kun je heel ruim interpreteren.’

Poppenkast

In vier jaar verhuisde Rania zeven keer, van woongroep naar woongroep: van Almere naar Dronten, terug naar Almere, naar Kampen, naar Wapenveld, naar Zwolle en weer terug naar Almere. Het aantal begeleiders en hulpverleners waarmee ze te maken kreeg, is allang niet meer op twee handen te tellen. Ze is kwaad op jeugdzorg. Niet op de medewerkers, maar wel op het systeem waarin ze meedraaien. Op alle keren dat ze haar verhaal moest doen aan weer een vreemde, op het inperken van haar vrijheden, op de vragen die ze bij herhaling moest beantwoorden, nee, op het wantrouwen dat ervan uitging. (‘Heb je drugs gebruikt? Ben je weleens betrokken geweest bij een delict? ‘Heb je ooit iemand aangerand?’) Alsof het haar schuld was dat ze geen (t)huis had.

Op de enige vraag die voor haar telt, heeft ze nog altijd geen antwoord gekregen: waarom heeft er nooit iemand goed voor mij gezorgd?

Schmit is er helder over: dakloosheid is het gevolg van een falend beleid, ook al laten mensen individueel heus weleens een steek vallen. ‘Als je geld en een sociaal vangnet hebt, kun je je een fout veroorloven, maar als je al meer in de marge van de maatschappij leeft vaak niet.’ En zolang huisvesting de sluitpost van de begroting is, nemen de problemen alleen maar toe, betoogt ze. ‘We weten dat de kosten van justitie, politie en de ggz oplopen naarmate iemand langer dakloos is. En aan het eind van de rit is het resultaat tóch: een woning, of je dit nou direct doet of na een heel duur traject en heel veel leed. Dus waarom zou je dat proces niet versnellen?’

Rania heeft geluk gehad, vindt ze. Zij wel. ‘Het systeem heeft mij in de steek gelaten, maar ik heb precies geleerd hoe ik het kon bespelen. Ik luisterde altijd stiekem met de begeleiding mee als er een overdracht was, zo wist ik wat er van me werd verwacht.’ Dan, aangedaan: ‘Ik heb constant een fucking poppenkast moeten opvoeren en geleerd iedereen te manipuleren om te krijgen wat ik nodig had. Het heeft er vooral voor gezorgd dat ik een people pleaser ben geworden.’

Desondanks is ze strijdbaar. Ze droomt van een carrière als actrice en – als ze ‘groot, famous en verrimpeld’ is – een eigen hulporganisatie. ‘Omdat ik weet wat ik nodig zou hebben gehad, wil ik dat anderen geven.’ Ze hoopt dat Thuiszoekers kijkers aan het denken zet. ‘Ik wil dat mensen beseffen dat wij allemaal hardwerkende jongeren zijn. Kijk, wij hebben heftige shit meegemaakt, maar we zijn normale mensen die je niet anders hoeft te behandelen. De jeugdzorg is een deel van mij, maar het is niet mijn identiteit. Snap je?’

Thuiszoekers

donderdag 28 november

npo 3 21.15-21.55

de nieuwste documentairetips in je mailbox?