Politieagent Peter Paul, een stabiele persoonlijkheid, draaide toch door en belandde in een gesloten instelling. Hoe kon het gebeuren?

Rustig, weloverwogen, opgewekt, en geen praatjesmaker. Zo omschrijft regisseur Hester Overmars Peter Paul. Overmars en Peter Paul kennen elkaar uit de klimwereld, inmiddels meer dan tien jaar geleden. Zijn specialistische werkzaamheden bij de politie, waar hij als undercoveragent geheime operaties uitvoert, spreken tot de verbeelding. Zijn persoonlijkheid wekt bewondering op. Op een dag verschijnt Peter Paul in het klimcentrum en vertelt Overmars dat hij ‘alles kwijt is’. Zijn baan, zijn relatie. Het wordt erger. Peter Paul draait door en belandt in een gesloten GGZ-instelling. Het was bekend dat hij een arbeidsconflict had, maar dit? Overmars vraagt zich af: hoe kan het dat zo’n goeie gast, iemand met zoveel talent, in een isoleercel terechtkomt? 

In de documentaire Alleen thuis met een dienstwapen zet Overmars in minutieus het proces van ‘het gek worden’ uiteen. Is het de opeenstapeling van heftige ervaringen die een politiewerknemer dagelijks werk meemaakt? Steunde zijn inmiddels ex-partner, moeder van hun dochter Nienke, hem wel voldoende? Lag het aan zijn leidinggevenden, de politiecultuur? Speelde zijn afwezige en alcoholistische vader hem onbewust parten? Door de gesprekken met naasten, zoals zijn moeder, ex-vrouw, jeugdvrienden en dochter, alsook door sferisch gemonteerde archiefbeelden van Peter Paul als kind dat rondbanjert met een te grote politiepet op z’n bol, krijgt de film een mooie gelaagdheid. ‘De gekte in het normale, en het normale in gekte,’ licht Overmars toe, ‘dat is het thema van de film.

Peter Pauls situatie was ook best gek toen hij nog als normaal werd gezien. De wereld van geheime operaties waarin hij werkzaam was. En dan de rol van de politie, die de burger beschermt tegen de gekte in de samenleving. Wat hij zelf ook deed, als politieman. En dan verlies je uiteindelijk zelf je verstand. De relaties die je met je omgeving hebt, op het werk en privé, kunnen dan helpen of juist de situatie verergeren. In de film belicht ik deze dynamiek.’

‘Peter Paul werd achteraf gediagnosticeerd met de posttraumatische stress stoornis,’ vervolgt Overmars. ‘De film gaat niet over PTSS, maar het viel mij wel op dat de opvatting die de politie over PTSS heeft vrij smal is. De politie linkt PTSS aan een te grote opeenstapeling van erge gebeurtenissen die een agent meemaakt. Maar alle operationele agenten maken in hun werk een reeks aan heftigheden mee. Ergens proef je dat ze vinden dat als een agent aan PTSS lijdt, dat die eigenlijk het werk niet aankan. Dat vind ik onterecht. Veel mensen kiezen heel bewust voor politiewerk en ze weten dat het meemaken van heftige dingen erbij hoort. Er is veel méér nodig, denk ik, om een agent “gek” te krijgen. Daarover gaat deze film.’

de nieuwste documentairetips in je mailbox?