In zijn documentaire ‘De klimaatverkenner’ schetst Nicolaas Veul een ongemakkelijk toekomstscenario: wat gebeurt er met Nederland als we uitgaan van de somberste klimaatvoorspellingen? En waarom luisteren we eigenlijk zo slecht naar de wetenschap? ‘Nederlanders lijden aan polderarrogantie.’

Klimaatverandering. Laat het woord vallen op een feestje en je kunt er donder op zeggen dat je gezelschap verveeld met de ogen draait, zich met een smoesje uit de voeten maakt of sust dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen. Terwijl wetenschappers toch al decennia waarschuwen voor de gevolgen van de opwarming van de aarde, blijft de gemiddelde Nederland geloven dat het wel mee zal vallen.

Maar wat als het niet meevalt? Wat voor toekomst gaan we tegemoet als we uitgaan van het slechtst denkbare scenario? Dat onderzoekt programmamaker Nicolaas Veul in zijn documentaire De klimaatverkenner. ‘De film is een gedachte-experiment,’ vertelt hij. ‘Wat gebeurt er met Nederland als de zeespiegel zeven meter stijgt en een deel van ons land onder water komt te staan? De overheid blijft vrolijk toestemming geven voor nieuwbouwprojecten in polders. Men denkt alleen aan de korte termijn, het is een beleid van pappen en nathouden. Pappen en nat worden, eigenlijk. Maar als het water echt komt, hebben we dan een plan B?’

In de nieuwbouwwijk Westergouwe bij Gouda, een gebied dat zo’n vijf meter onder de zeespiegel ligt, hebben de inwoners in elk geval geen plan B. Veul: ‘Mensen vertrouwen erop dat de overheid wel met een oplossing zal komen als het land daadwerkelijk dreigt te overstromen.’

Dat legt een interessant punt bloot: uit onderzoeken blijkt telkens weer dat het vertrouwen in de overheid ongekend laag is, maar als het aankomt op de gevolgen van klimaatverandering geloven we blindelings dat de staat het wel voor ons zal oplossen. ‘Een Amerikaanse professor die ik sprak, zei dat wij lijden aan polderarrogantie,’ zegt Veul. ‘We hebben al eerder een strijd met het water gevoerd en die hebben we gewonnen. We zijn een land van zeehelden. Daardoor heerst bij ons de mentaliteit: we fixen dit wel.’

‘Doomsday’

Waarom zou het eigenlijk niet kunnen: de dijken ophogen wanneer de zeespiegel stijgt? ‘De huidige Deltawerken kunnen een zeespiegelstijging van veertig centimeter aan,’ vertelt Veul. ‘We kunnen de dijken natuurlijk ophogen, maar tot welke hoogte? In de somberste scenario’s hebben we het over vijf meter zeespiegelstijging in honderd jaar. En dan is het smelten van de “Doomsday” – een gletsjer ter grootte van het Verenigd Koninkrijk die binnen tien jaar kan loskomen en instorten – niet meegerekend. Het is dan alsof je op het laagste punt van een badkuip woont. Dat is niet alleen duur, maar ook heel gevaarlijk. Eén fikse storm en het land spoelt weg.’

‘Ik zeg niet dat we morgen allemaal naar Noorwegen moeten verhuizen, maar zou dit een serieus alternatief zijn?’

Nicolaas Veul

Onze polderarrogantie is niet de enige reden dat klimaatwetenschappers roependen in de woestijn zijn. Veul: ‘Er zijn boeken volgeschreven over de vraag waarom de boodschap niet aankomt. Een van de problemen is dat de klimaatontkenners een veel beeldender verhaal hebben. Zo zijn er in Amerika katholieke geestelijken die zeggen dat klimaatverandering komt door homoseks.’ Een andere reden is dat we te weinig urgentie voelen om daadwerkelijk in de actiemodus te springen. Ja, er komt een ramp op ons af, maar het gaat net te langzaam om die dreiging echt te vóelen.

Waar ze die dreiging wel voelen, is in Wales. In het dorpje Fairbourne, om precies te zijn, dat pittoresk gelegen is, bij de kust en tussen de bergen. Maar door de stijgende zeespiegel kan de overheid het dorp niet langer beschermen en men heeft besloten om het land terug te geven aan de zee. Over dertig jaar moeten alle inwoners vertrokken zijn. Waarnaartoe? Dat mogen ze zelf uitzoeken. Sinds bekend is geworden dat het dorp niet langer beschermd zal worden, zijn de huizenprijzen gehalveerd. Veul: ‘De inwoners krijgen geen financiële compensatie hiervoor. Zij werden compleet overvallen door de boodschap van de overheid. Nu dreigen zij de eerste klimaatvluchtelingen van Europa te worden.’

Partypooper

De zoektocht naar een plan B voor Nederland voerde Nicolaas Veul naar Noorwegen. Hij vroeg de Noren of Nederlanders er welkom zijn als hun land onder water komt te staan. De Noren vonden dat helemaal niet zo’n gekke vraag, zij snappen wel dat je niet in een badkuip wilt wonen. Noorwegen is hooggelegen en in het noorden van het land is genoeg ruimte, dus het is een optie. Met zijn oproep aan de Noren om Nederlandse klimaatvluchtelingen op te vangen als dat nodig is, haalde hij daar zelfs het landelijke nieuws. De partijleider van de sociaaldemocratische Noorse Arbeiderpartiet zei toe dat álle Nederlanders dan welkom zijn. ‘Ik zeg niet dat we morgen met z’n allen naar Noorwegen moeten verhuizen, maar ik wilde de gedachten prikkelen,’ aldus Veul. ‘Zou dit een serieus alternatief zijn?’

De reizen die Nicolaas Veul en het team maakten voor De klimaatverkenner, legden ze af zonder te vliegen. ‘Dat kost meer tijd, en daarmee meer geld, maar ik vond het belangrijk om ook in het maakproces te onderzoeken hoe we programma’s met minder uitstoot kunnen maken.’ Het was een persoonlijke wens van hem om deze documentaire te maken. ‘Ik heb veel boeken gelezen over de opwarming van de aarde. De onbewoonbare aarde van David Wallace-Wells bijvoorbeeld, daar kon ik niet van slapen. Mijn vriend en ik denken na over het krijgen van kinderen en ik kon het niet langer aan mezelf verkopen dat ik zo weinig wist over de wereld die ik voor hen achterlaat.’

Ook in zijn eigen omgeving merkt hij dat er weinig aandacht is voor de toekomst van de planeet. ‘Als je in een restaurant zegt dat je vegetarisch eet, ben je toch een beetje de partypooper.’ Een klimaatpsycholoog vertelt Veul in de film dat mensen hun omgang met het klimaat verbinden aan hun identiteit: ‘Het eten van een gehaktbal wordt geframed als een verworvenheid van de hardwerkende Nederlander. Dan heb je het niet langer over feiten, maar over emoties. En hoe zuur het ook is: de emoties verslaan de feiten, iedere keer.’