In 1992 reisden 26 Joegoslavische handbalsters, tieners nog, met hun coach naar Nederland en ontvluchtten zo de oorlog in hun thuisland. Psycholoog en traumaspecialist Iva Bicanic reisde ruim dertig jaar later met vier van hen terug in het docudrieluik De bus naar Mostar. ‘In de bus moest ik voorzichtiger zijn dan ik in mijn spreekkamer ben.’

26 tienermeiden vertrokken in 1992 vanuit Mostar met de bus naar Oosterblokker, waar een handbaltoernooi op ze wachtte. Maar na het toernooi keerden ze niet meer terug naar Joegoslavië: ze bleven bij hun Nederlandse gastouders, terwijl thuis de oorlog woedde. Dit alles dankzij handbalcoach Josko Stanic, die zo nog verschillende andere sportteams in veiligheid bracht. Maar voor de meisjes was het niet makkelijk: ze misten hun familie, voelden zich eenzaam en onbegrepen en zaten vol schuldgevoel. Nu, ruim dertig jaar later, woont nog de helft van hen in Nederland.

In het boek De bus uit Mostar: 26 jonge handbalsters op de vlucht voor de oorlog in Joegoslavië (2022) documenteerden Gerben van ’t Hek en Rens Lieman het bijzondere verhaal van dit team. Op de boekpresentatie waren ook traumapsycholoog Iva Bicanic en regisseur Yvette Nieuwstad aanwezig, die eerder samen de BNNVara-documentaireserie De tranen van Tito (2021) maakten over Joegoslavië. Zo ontstond het idee om met een paar van de handbalsters terug de bus in te stappen en in omgekeerde richting, van Oosterblokker naar Mostar, te reizen.

‘Frappant was dat de vrouwen er nu pas achter kwamen dat ze zich destijds allemáál zo eenzaam hadden gevoeld’

Iva Bicanic

Iva Bicanic

Het resultaat is de driedelige documentaire De bus naar Mostar, ook van BNNVara. Tea, Lidija, Mirela en Lemja zijn alle vier in Nederland blijven wonen en gaan elk op hun eigen manier met hun verleden om. Bicanic praat er in de documentaire met hen over tijdens de emotionele busreis terug naar Mostar. We belden Iva Bicanic (1972) voor een gesprek over haar aanpak, over de bus die in 1992 letterlijk onder vuur lag en over wat ze verstaat onder ‘typisch Joego’.

Vanwaar deze busreis terug? Wat was het idee daarachter?

Bicanic: ‘Als klinisch psycholoog werk ik met jonge mensen en ik zie vaak dat zij zich in moeilijke tijden vastklampen aan een strohalm. Voor deze meiden was die strohalm hun ingepakte koffer, die, eenmaal in Nederland, steeds maar bleef klaarstaan bij de deur: voor hun terugreis, waar ze zich aan vastklampten, terwijl die maar niet kwam. Ze dachten: we zijn hier even voor dat toernooi en dan gaan we terug. Hoe verder de tijd verstreek, hoe harder een stemmetje in hun hoofd zei: gaat het eigenlijk nog wel gebeuren? Maar ze richtten zich er helemaal op, de terugreis bood houvast. Dus die reis nu uiteindelijk alsnog maken is een vorm van iets afmaken, iets uit laten komen wat nog niet was afgerond – traumaverwerking is ook unfinished business fiksen. Natuurlijk waren ze eerder zelf ook wel met de auto terug geweest of met het vliegtuig. Maar het effect van deze onderneming – gewoon weer in die ouderwetse jarentachtigbus stappen, met de mensen van toen – was heel goed te merken. De vrouwen werden aan het denken gezet, aan het voelen gezet. Neem Mirela: zij is een tough cookie, maar ik heb haar op deze reis echt vaak geëmotioneerd gezien.’

Mirela, Lemja, Tea en Lidija

Hoe was het om als een soort tv-therapeut met de vrouwen mee te reizen? Hoe ging je te werk?

‘Dat was best precair. We gingen met z’n allen in die bus zitten, vijf dagen lang. Ik ben vanuit mijn vak gewend om te vragen naar moeilijke gevoelens, ik ga dat niet uit de weg. Maar in die bus kan je alles horen en zien van elkaar. Dus ik moest daar tactvol en respectvol mee omgaan. In de spreekkamer ben ik wel directiever, snap je? Maar ik vind dat ze allemaal heel openhartig zijn geweest. Ik heb ook al hun dagboeken mogen lezen, en hun brieven van destijds. Dat was heel intiem, om te lezen hoe zij zich als vijftien-, zestien- of zeventienjarigen hebben gevoeld. Wat ik frappant vond, was dat de vrouwen er nu pas achter kwamen dat ze zich destijds allemáál zo eenzaam hadden gevoeld. Ze zeiden: “O echt, had jij dat ook? Het gevoel dat je wel moest blijven van je ouders, dat je niet tegen hen in kon gaan?” Want dat deed je niet, ook al was je al zeventien. Dat doe je niet in Joegoland, nee, je doet gewoon wat je ouders zeggen. Door handbal hadden ze een heel sterke band, dat hield hen ook bij elkaar. Maar echt praten, van: wat doet dit eigenlijk allemaal met mij? Die gesprekken waren er niet. Nu ze volwassen zijn, hebben ze die vaardigheid om erover te praten wel. En dus vindt de uitwisseling die er toen niet was alsnog plaats. Het was mijn taak om dat proces te begeleiden, maar ik ben natuurlijk niet daadwerkelijk hun therapeut. En ze zijn met z’n vieren, dus je moet iedereen evenveel aandacht geven. Je kan niet bij de een aan de oppervlakte blijven en bij de ander ergens helemaal induiken, dus die balans probeerde ik te bewaken. Maar zonder ze te ontregelen. In die zin heb ik me een beetje ingehouden en was ik voorzichtiger dan in de spreekkamer. Want het wás ook geen spreekkamer.’

Hoe was het om handbaltrainer Josko Stanic, het brein achter de evacuatie van de meisjes, te spreken?

‘Heel indrukwekkend. Vooral die scène dat hij een sigaret rookt, in de derde aflevering. Je voelt meteen: oké, daar staat iemand. Iemand met levenservaring, maar ook met overwicht: echt een coach. En hij kon zich de kleinste details herinneren, ik hoefde hem niks wijs te maken. De gevaarlijke bocht waar de bus letterlijk onder vuur lag heeft hij helemaal zitten tekenen, met stippels en kruisjes: zo zijn we gegaan, daar waren ze aan het schieten, daar konden we geraakt worden, hier was het gevaarlijk en hier ben ik uit de bus gehaald. Hij wist álles nog.’

Josko Stanic

In de documentaire zitten ook oude tv-fragmenten, zoals een talkshow met daarin de meisjes en hun gastouders. Daarbij wordt dan gezegd dat de jonge vluchtelingen nooit eens dankjewel zeggen voor de gastvrijheid…
‘Kijk, dat is ook moeilijk. Geven aan een ander – gewoon om het geven, zonder iets terug te verwachten – is lastig. Zeker als je mensen in je eigen huis haalt, je eigen zolderkamer vrij maakt en je brood deelt. En die meisjes toen, die kinderen: er werd van hen verwacht dat zij zich dankbaar opstelden. Want er werd geld voor ze ingezameld, ze stonden in de krant en iedereen had met ze te doen. Dus zij moesten zeggen: dankjewel, dankjewel. Terwijl ze van binnen dachten: ik wil naar huis, ik wil hier helemaal niet zijn. Maar dat vind ik het mooie van de serie: dat je dus ook achteraf, na dertig jaar, nog altijd kunt hechten, kunt helen. Het is nooit te laat voor herstel. Ik denk dat de gastouders van toen, als zij kijken, ook zullen denken: nou, dat doet me goed. En dat laatste betekent eigenlijk: dat doet mijn verwerking goed. Want verwerking is iets wat altijd doorgaat, dat heeft geen eindpunt.’

Lidija wilde eigenlijk ook terugverhuizen naar haar geboortegrond, omdat ze zich nooit voor vol aangezien voelde in Nederland.
‘Ja, dat heeft me wel geschokt. Hoelang dat aanhoudt, dat gevoel van: ik ben een buitenlander en ik moet laten zien dat ik evenveel waard ben als Nederlanders. Dat hadden mijn ouders ook, dus ik herkende het. Maar ik dacht toch: jemig, wat duurt dat lang en wat zit dat diep. En hoe kan het dat zij dat voelen? Dat is dus gebeurd in interactie met de Nederlandse samenleving. Mensen stellen je vragen of gedragen zich op een bepaalde manier, waardoor jij voelt: zie je wel, ik moet echt mijn best doen om aan te tonen dat ik evenveel waard ben. Zo cru. Ik herken het in het bijzonder van mijn vader. Niet dat hij zuur was, maar hij deed het wel gewoon: hij werkte twee keer zo hard, om te laten zien dat hij net zo veel waard was als een Nederlander.’

‘Die meisjes moesten zeggen: dankjewel, dankjewel. Terwijl ze van binnen dachten: ik wil naar huis, ik wil hier helemaal niet zijn’

In de serie wordt niet of nauwelijks benoemd wie welke etniciteit heeft: Bosnisch, Kroatisch of Servisch. Een bewuste keuze?
‘Ja, regisseur Yvette Nieuwstad laat dit bewust weg. Ik vind dat heel mooi, het is gewoon veel sterker om de verbinding te laten zien – ongeacht wie waar vandaan komt. Ik weet het zelf niet eens precies wie wat is. Echt niet. Ook in onze vorige serie, De tranen van Tito, was elke groep even belangrijk voor mij. Ik heb daarin bijvoorbeeld net zo goed de pijn van Serviërs laten zien. Want iedereen heeft verlies geleden in die oorlog, iedereen heeft pijn gehad. Als je oog hebt voor iedereen, wordt het niet zo’n typisch agressor-slachtofferverhaal. Zelf ben ik in Nederland geboren, mijn Kroatische ouders zijn in 1971 naar Nederland gekomen. Daarom ben ik ook gewend Joegoslavië nog als één te zien.’

Voel je je door het maken van deze serie en De tranen van Tito meer verbonden met je wortels?
‘Ja, zeker. Ik zit sinds een paar jaar ook op – je zal lachen – Joegovolksdans. Met originele kostuums aan en echt best op een serieus niveau, met demonstratiedansen. Ik vind dat superleuk, ik ben trots op mijn roots. Ik denk dat deze vier vrouwen dat ook graag willen laten zien: kijk hoe mooi mijn land óók is. Yvette had bijvoorbeeld een still van Mostar aan ze gestuurd, maar ze had de kleuren nog niet bewerkt. En toen reageerden ze echt ontzet: ga je dít laten zien van Mostar?! Ze willen aan Nederland de mooiste versie presenteren van het land waarvoor zij zo veel liefde voelen. Zo van: kom eens kijken hoe mooi het is, kom in mijn huis. Ze zijn allemaal supergastvrij, zoals Joego's dat zijn.’

De bus naar Mostar

maandag 22 september

NPO 2 22.20-23.20

de nieuwste documentairetips in je mailbox?