Op 26 maart 1990 krijgt de Japanse regisseur Akira Kurosawa tijdens de 62ste editie van de Academy Awards een ere-Oscar uitgereikt. Omdat zijn films ‘het publiek wereldwijd hebben verrukt, verrijkt en vermaakt, en filmmakers over de hele wereld hebben beïnvloed’.
In zijn dankwoord zegt de dan hoogbejaarde filmmaker dat hij zich vereerd voelt, maar twijfelt of hij de prijs wel echt verdiend heeft. ‘Omdat ik denk dat ik de essentie van cinema nog steeds niet begrijp. Cinema is fantastisch, maar om de essentie ervan te doorgronden is heel, heel moeilijk. Maar ik beloof u dat ik vanaf vandaag weer hard ga werken aan nieuwe films, zodat ik misschien de ware aard van cinema zal ontdekken. Dan verdien ik deze prijs ook echt.’
Oosterse bescheidenheid? Misschien zelfs valse bescheidenheid? Of gewoon de bescheidenheid van een oude meester? Waarschijnlijk alle drie, maar dat laatste toch het meest. Kurosawa is dan namelijk al tachtig jaar oud en weet inmiddels, net als Socrates, dat hij niets weet.
In zijn ironisch getitelde autobiografie Something like an Autobiography (1982) vroeg hij het zich namelijk ook al af: wat is cinema? Het antwoord op deze vraag is niet eenvoudig te geven. Lang geleden vertelde de Japanse schrijver Naoya Shiga dat een essay van zijn kleinzoon het beste was wat hij in jaren gelezen had. Hij liet het zelfs in een literair tijdschrift publiceren. De titel was “Mijn hond’ en het begon als volgt: “Mijn hond lijkt op een beer, hij lijkt ook op een das, hij lijkt ook op een vos…” Zo ging het nog even door, met allerlei andere beesten waarop de hond leek, tot bijna het hele dierenrijk voorbij was gekomen. Het essay eindigde met de zin: “Maar omdat hij een hond is, lijkt hij het meest op een hond.” Ik weet nog dat ik in lachen uitbarstte toen ik dat las, maar het essay maakt een belangrijk punt. Cinema lijkt ook op veel andere kunstuitingen. Als cinema literaire kwaliteiten heeft, heeft het ook theatrale effecten, een filosofische kant, elementen uit de schilder- en beeldhouwkunst en uit de muziekwereld. Maar uiteindelijk is cinema gewoon cinema.’ Oneindig veel tegelijk dus en daarom onmogelijk om volledig te doorgronden.