De Fransman Jonathan Millet (1985) was jarenlang bezig met maar één ding: observeren. Eerst als stockfotograaf, waarvoor hij mensen in meer dan vijftig landen vastlegde, en daarna als documentairemaker. Dat laatste bracht hem onder meer in de Spaanse enclave Ceuta in Noord-Marokko (Ceuta, douce prison, 2013) en diep in de jungle van het Amazonegebied (La disparation, 2017).
Geen wonder dat de Syrische Hamid, het hoofdpersonage in Millets eerste speelfilm, Ghost Trail, ook veel observeert. Er is wel een belangrijk verschil: Hamid observeert omdat hij op jacht is. Hij werd een jaar lang gemarteld in de beruchte Sednayagevangenis, kwam vrij en is nu al twee jaar op zoek naar zijn folteraar. Een beul die hij nooit gezien heeft, omdat hij bij de martelingen altijd een zak over zijn hoofd kreeg. Het enige wat Hamid heeft is een wazige foto die hij heeft gekregen van een schimmige groep die in heel Europa op zoek is naar Syrische oorlogsmisdadigers.
Dit klinkt als het uitgangspunt van een spannende spionagethriller, maar Millet is meer geïnteresseerd in de psychologische druk waaronder Hamid al jarenlang leeft. Ghost Trail is een film geworden over Syrië, dat we nooit te zien krijgen, over een burgeroorlog, die we nooit te zien krijgen, en over martelingen, die we nooit te zien krijgen. Millet weigert namelijk om ook maar één flashback te gebruiken. We moeten alles aflezen aan het gezicht en het gehavende lichaam van Hamid.
Vorig jaar draaide Ghost Trail in Cannes, waar we spraken met regisseur Jonathan Millet.