VPRO Gids 48

28 november t/m 4 december
Pagina 19 - ‘Hongerspelen in Hongarije’
papier
19

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Hongerspelen in Hongarije

Nicoline Baartman

Elke aflevering van In Europa: De geschiedenis op heterdaad betrapt wordt in de VPRO Gids geflankeerd door een interview met een ooggetuige van de recente geschiedenis. Bij aflevering 6 is het de Hongaarse kunstenaar en schrijver András Forgách. Hij was docent aan de Universiteit van Theater- en Filmkunst in Boedapest, die tweeënhalve maand lang werd bezet door studenten. ‘Ik ben optimistisch, maar niet naïef.’

Op 23 oktober, de herdenkingsdag van de Hongaarse Opstand van 1956, liep hij mee met de indrukwekkende fakkeltocht dwars door het centrum van Boedapest. ‘Als je nog mocht denken: wie maakt zich nou druk over honderd studenten in een aftands gebouw, dan kwam je bedrogen uit,’ zegt András Forgách (1952). ‘Er waren 30.000 mensen op de been!’ De mars was georganiseerd door de studenten die sinds begin september de Universiteit van Theater- en Filmkunst bezetten. Zij protesteren tegen de door de regering afgedwongen privatisering die een einde maakt aan de autonomie van het gerenommeerde film- en theaterinstituut.

De kunstenaar en schrijver liep mee samen met zijn vrouw Anna, zoon Jonathan en hond Sockny. ‘Het was een geweldige gebeurtenis,’ zegt hij vanachter het computerscherm in zijn huis buiten de stad. De muur achter hem hangt vol schetsjes van Jonathan, intussen vier jaar oud; vanaf zijn geboorte heeft hij hem dagelijks getekend.

‘Simplisme en oppervlakkigheid zijn niet voorbehouden aan rechts. Wij vormen het spiegelbeeld.’

András Forgách

András Forgách steunt het protest, financieel en anderszins, maar past ervoor zich te begeven in de ‘ideologische schermutselingen’. ‘Ik weet waartoe dat leidt: je wordt oppervlakkig, kwaad, destructief.’ Sowieso prefereert hij de positie van buitenstaander. ‘Sinds 1984 werk ik als freelancer.’ Wel schoof hij aan in de erewacht die zich wekenlang posteerde op de luifel van het bezette hoofdgebouw van de Universiteit van Theater- en Filmkunst (kortweg SFZE, van Színház- és Filmmüvészeti Egyetem). ‘Schrijvers, regisseurs, acteurs losten elkaar af. We stonden daar als aartsengelen, zes scenarioschrijvers op een rij, met onze gele mondmaskers op. Wacht, ik zal je de mijne laten zien.’

Daar is hij weer. ‘Dit is het officiële masker van de school.’ Een zwarte hand staat erop, en de tekst ‘#free SZFE’. ‘Dit soort symbolen zijn belangrijk,’ zegt hij terwijl hij het masker weer afdoet. ‘Waarschijnlijk weten de studenten best dat de regering niet zal luisteren, maar hun acties zijn overtuigend en mooi. Ze nodigen uit tot een gesprek dat losstaat van de orwelliaanse taal van de overheid.’

Antidocent

Dat Forgách deze zomer is gestopt met lesgeven, heeft niets met de gebeurtenissen te maken. Hij wilde zijn handen vrij hebben om te kunnen schrijven. Na het internationale succes van De akte van mijn moeder – over de schokkende ontdekking na de dood van zijn moeder dat zij over hem rapporteerde aan de geheime dienst – wacht hem een vergelijkbare opgave. Op basis van nieuwe bronnen, vrijgekomen dankzij de voortschrijdende digitalisering, herschrijft hij nu het boek dat hij eerder over zijn Joodse grootouders in Tel Aviv schreef. ‘Mijn vriend Péter Nadás zei: “Dat bestaat niet, je kunt geen boek herschrijven.” Maar ik ben ermee bezig.’

Intussen kijkt hij met bewondering naar de studenten die hun bezetting na 71 dagen beëindigden met het oog op aangescherpte coronamaatregelen. ‘Deze jongeren, aanstaande regisseurs en acteurs, doen niet mee met het discours. Ze zijn geboren na de omwenteling en voelen zich op geen enkele manier verplicht tegenover deze regering. Ze zijn fris, geduldig en open.’

‘Geschiedenis is geen ontwikkeling naar een ideale levensvorm. We weten niet hoe het afloopt.’

Natuurlijk was het geen verrassing dat ook SFZE eraan moest geloven. Vele instituten gingen al voor: in de rechtspraak, de media, de wetenschap, de financiële wereld. ‘Alleen ging het privatiseren van die instellingen meestal niet zo snel als bij ons en in overleg en samenwerking met de leiding. Bij ons waren ze te ongeduldig. Ze wilden de coronasituatie benutten om door te duwen. En ze waren schaamteloos antidocent. De staf had op verzoek een en ander op papier gezet, met veel zorg en betrokkenheid, maar er is niets mee gedaan. Het is in de prullenbak gekieperd.’

Propaganda

De kunstenwereld ligt al veel langer onder vuur. Besturen en directies van lokale theaters zijn in Hongarije stelselmatig vervangen door nationalisten, vanaf het moment dat Fidesz, de partij van premier Viktor Orbán, het in de gemeentepolitiek voor het zeggen kreeg. ‘Twee jaar geleden was er een MeToo-moment op de universiteit. Filmmaker Péter Gothár, een van de professoren, werd beschuldigd van misbruik van zijn positie. Dat incident is in de pers aangegrepen om de school zwart te maken. Pure propaganda. SFZE zou één immorele, corrupte bende zijn. De docenten zouden allemaal even links zijn en het instituut vertegenwoordigde maar één kant van het politieke spectrum. Wat niet waar is. Zeker, de meeste docenten zijn zoals ik, maar dat zegt niks over de kwaliteit van het onderwijs. Het is een professionele plek en een arme plek. De overheid speelt al tien jaar lang Hongerspelen met de universiteit. Het is een wonder dat deze opleiding zo goed heeft kunnen functioneren met zo weinig geld.’

Een centrale rol in de machtsovername speelt Attila Vidnyánszky, een uit Oekraïne afkomstige theaterregisseur. ‘Het schijnt dat hij corona heeft, wat me vreemd lijkt, want deze mensen ontkennen het bestaan ervan.’ Deze Fidesz-adept – vader van een vooraanstaand acteur-regisseur met dezelfde naam (‘zeer getalenteerd’) die zich van zijn beleid distantieert – heeft een dikke vinger in de pap. Hij is niet alleen de baas van de Nationale Theater Organisatie, maar ook de voorzitter van de cultuurcommissie die de regering adviseert, de directeur van het Nationale Theater én de voorzitter van de commissie die de transformatie van de film- en theateruniversiteit in goede banen moet leiden, aldus Forgách.

Verzet

‘Voor mij staat hij symbool voor de gefrustreerde kunstenaar die de ideologie van de rechtse, christelijke nationalisten gebruikt als instrument voor succes. Deze types denken dat ze de mensen op belangrijke posities moeten uitschakelen, omdat die daar zijn gekomen op de manier zoals zij zelf hun zaken aanpakken. Een heel primitief wereldbeeld. En de makke is: het beïnvloedt mij. Ik zie het ook bij vrienden, op Facebook bijvoorbeeld, die vervallen in simplisme en oppervlakkigheid. Dat is niet voorbehouden aan rechts. Wij vormen het spiegelbeeld. Anne Applebaum schreef daar onlangs een mooi artikel over in The Atlantic: hoe extreemrechts extreemlinks versterkt.’

Het verzet in Boedapest behelst meer dan standvastigheid. Er lopen rechtszaken, aangezwengeld door studenten en docenten, die de rechtmatigheid van overheidsbesluiten aanvechten – een enkel succesje is al geboekt. ‘En ook daar maken ze iets van: een actrice prachtig verkleed als Justitia gaat voorop om de documenten aan te bieden op het ministerie. Dit zijn de belangrijke momenten in de geschiedenis. Als je de rechtmatigheid van het systeem kunt aanvechten zonder te worden vermoord of te worden opgepakt, zoals in Minsk, dan is er, ik wil niet meteen zeggen hoop, maar in elk geval een klein voorteken van transformatie, al zal die misschien pas over tien of vijftien jaar plaatsvinden.’

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Weerbaarheid

U bent optimistisch? ‘Het is me niet gelukt het wereldbeeld van mijn communistische ouders compleet af te schudden. Ik ben opgevoed als een marxist en die zijn per definitie optimistisch. Maar ik ben niet naïef. Ik kijk naar figuren als Orbán als mensen die de weerbaarheid van de maatschappij testen. Wat zij teweegbrengen vind ik interessant, niet hun kracht. Ik ben dankbaar dat ik in mijn leven zo veel veranderingen heb meegemaakt. Daardoor weet ik dat geschiedenis geen ontwikkeling naar een ideale levensvorm is. Dingen gebeuren en we weten niet hoe het afloopt.

Uit rebellie tegen mijn ouders werd ik in de jaren zeventig een tijdje maoïst. Vervolgens lukte het me kritisch naar mezelf en mijn vrienden te kijken. Ik kon ook over dat wereldbeeld heen stappen. Vandaar dat ik zeg: zelfs wat slecht is voor mijn land, zal op den duur ten goede keren. Gebeurtenissen – wat mensen doen en wat hun overkomt – zijn open, niet gesloten. Ik bedoel, je kijkt ernaar en je vraagt je af: wat zie ik, hoe zit het in elkaar? Ook in een slechte situatie zit iets goeds. Dat heb ik duidelijk willen maken met De akte van mijn moeder.

Als ik realistisch ben, dan schat ik de kans dat de studenten het winnen van de overheid laag in. Maar hun acties vormen op een bepaalde manier wel het bewijs van wat ik zeg: ze zijn intelligent en open. Misschien zijn we wel iets op het spoor dat zich kan meten met het orbánistische denken en de basis legt voor een nieuwe structuur – op de lange duur.’

Zes stappen naar een dictatuur

In ‘Zes stappen naar een dictatuur’, de zesde aflevering van In Europa, zijn de makers in Hongarije waar premier Viktor Orbán en zijn Fideszpartij hard op weg zijn het land om te buigen in een dictatuur. Van de zes stappen die volgens Geert Mak zo’n omwenteling markeren zijn er drie volbracht. Stap één: schaf de waarheid af. Stap twee: deel uit wat niet van jou is. En drie: creëer een vijand. Aan het woord komen afvalligen van het Orbánregime. Onder hen is predikant Gábor Iványi, die Orbán trouwde. Hij neemt het op voor de verschoppelingen, vluchtelingen voorop, door de regering consequent tot zondebok gemaakt.