Ga je ooit stoppen met je documentaires over Kees?
Monique Nolte: ‘Bij iedere Kees-film zei ik: dit is de laatste. Bij Het beste voor Kees dacht ik echt: nou, Kees en zijn moeder blijven altijd bij elkaar. En toen werd er niet lang daarna een huis voor Kees gekocht. Vervolgens verwacht je ook niet dat dat het dan nog zes, zeven jaar duurt voordat Kees daadwerkelijk uit huis gaat. En nu gebeuren er ook weer dingen waarvan ik denk: dit moet ik gewoon vastleggen! Kees’ ouders hebben natuurlijk altijd gezegd: “Wij als ouders kunnen het beste voor hem zorgen, we houden hem thuis.” En nu ga je eigenlijk zien wat de consequenties van die keuze zijn. Dus dat is wel erg interessant. Heel bijzonder dat ik dit proces al die jaren heb kunnen volgen.’
Wat probeer je met deze reeks over te brengen?
‘Het is een misverstand als mensen denken dat de Kees-documentaires alleen over autisme gaan. De films gaan eigenlijk over ouder-kindrelaties en ik vind het heel mooi dat ik, doordat ik deze familie door de jaren heen volg, ook het leven een beetje vang. Ouder worden, afscheid nemen, Kees die uit huis gaat – dat staat natuurlijk ook een beetje voor ouders die een puber hebben, bijvoorbeeld. Voor het eerst eten koken: hoe werken die pitjes? Hoe werkt de wasmachine? Ik heb altijd geprobeerd om universele verhalen in de Kees-films te stoppen. Bij deze film gaat het natuurlijk ook over het afscheid van je ouders zoals je ze altijd gekend hebt. De ouders op wie je altijd kon leunen, die sterk waren, maar die nu langzaam achteruitgaan. Waarna de rollen omdraaien.’
Hoe is dat proces voor Kees geweest?
‘Ik denk dat hij zichzelf ook wel verbaasde over de beginperiode, dat hij dacht: “hé, ik kan eigenlijk wel goed voor mezelf zorgen”. Ik zag een krachtige kant van hem: heel optimistisch, schouders eronder, ik kan het, we gaan door. Ik vond het mooi dat hij ook heel geduldig was met zijn moeder als die in de war was, dat hij echt ging mantelzorgen. Alleen als er dan tegenslagen waren, zoals een weersverandering, dan werd hij toch wel angstig en onzeker. Bij wie moest hij dan geruststelling vinden? Bij zijn broers, bij mij, bij de buurvrouw… En dat is toch heel anders dan bij zijn ouders.’
Kees bekijkt zelf zijn eigen films niet. Waarom niet?
‘Hij wil niet geconfronteerd worden met zijn autistische handicap. Kees zegt dat mensen met autisme toch iets anders uit de ogen kijken en anders praten of reageren, en dat wil hij niet van zichzelf zien. Ook uiterlijk wil hij een soort perfect beeld van zichzelf in zijn hoofd hebben. Op het moment dat hij bijvoorbeeld zou zien dat hij kaal wordt of dat hij rimpels krijgt – wat bij iedereen natuurlijk gebeurt – dan kan hij daar zo van slag van raken dat hij er wakker van ligt. Dit zit al in de eerste film, Trainman uit 1998: daarin kamt hij zijn haar voor de spiegel, maar op zo’n manier dat hij zijn eigen gezicht niet hoeft te zien. Hij wil ook zijn eigen stem niet horen. En hij wil niet terugzien hoe hij af en toe, vanuit zijn autisme en zijn angsten, uit zijn slof kan schieten. Want hij heeft daar achteraf altijd veel spijt van.’
Dat zijn vaak ook juist de mooiste en spannendste scènes uit de films. Deze keer krijgt je collega ‘kutcameraman!’ naar zijn hoofd geslingerd en stuurt Kees jullie weg tijdens zijn verhuizing.
‘Ja, dat is inherent aan het werken met Kees. En dat is niet altijd leuk, maar soms is het ook voor de film veelzeggend. Het hoort erbij en het heeft ook gewoon met zijn handicap te maken. We komen met drie mensen binnen en we geven voor Kees veel overlast, omdat we inbreuk maken op zijn privacy en dagstructuur. En omdat we natuurlijk geluiden maken: je niest misschien eens, of je laat wat vallen. Daarmee doen we een beroep op Kees’ flexibiliteit. Iedere draaidag is zodoende altijd heel ingewikkeld en spannend, je weet ook eigenlijk nooit of het allemaal gaat lukken wat je bedacht hebt.’
Wat heeft je filmreeks betekend voor mensen met autisme?
‘Ik hoor weleens dat Kees ze een stem heeft gegeven. Dat was ook de missie van zijn vader, dat mensen wat meer een idee krijgen van wat deze handicap nou precies inhoudt. Voor een deel dan: Kees heeft klassiek autisme, dat is natuurlijk maar één onderdeel van het spectrum. Wat ik vooral veel terugkrijg is dat ouders zich herkennen in de ouders van Kees, met name ouders met een kwetsbaar kind. Op het moment dat zo’n kind geboren wordt, heb je als ouder vanzelf de neiging om te zeggen: wij kunnen zelf het beste voor dit kwetsbare kind zorgen. En de vraag die ik met deze reeks films probeer te stellen, is: is dat zo? En tot welke leeftijd dan? Tegenwoordig zie je steeds meer dat dit soort kinderen vanaf achttien jaar richting zelfstandigheid begeleid wordt. Want heeft ieder kind niet recht op een eigen leven? En het recht om fouten te maken, om eigen vrienden te hebben, om werk te vinden of een dagbesteding. Ik hoor dat mijn films binnen veel instanties ingezet worden om dat gesprek aan te gaan met ouders. Ik heb ook begrepen dat de politie ze gebruikt om te laten zien hoe je om kunt gaan met mensen met een beperking. Dat vind ik wel heel mooi.’
Hoe vindt Kees het dat de films hem beroemd hebben gemaakt?
‘Dat hij soms op straat herkend wordt vindt hij aan de ene kant heel leuk, omdat hij merkt dat hij gezien wordt als iemand die meer is dan zijn handicap. Mensen spreken hem aan op zijn talenten: dat hij zo mooi kan spreken, dat hij zo slim is, dat hij zichzelf Japans heeft geleerd en dat hij zo prachtig tekent. Dat doet hem altijd heel erg goed. Maar er zit ook een keerzijde aan. Hij is met name bang voor jongeren, die soms gaan toeteren als ze hem zien of die uit het bekende “moffenclipje” citeren uit Het beste voor Kees. Na de vorige film hebben er ook influencers bij hem aangebeld, die willen dan een filmpje met Kees. Ja, dat vindt hij echt verschrikkelijk. En daar is hij dan ook wel een beetje bang voor als er weer een nieuwe documentaire uitkomt. Maar hij vindt het ook heel leuk om met de film zijn verhaal te vertellen: hoe het nou is om als, zoals hij het zelf zegt, senior autist op eigen benen te leren staan.’