Ian was een muzikaal wonderkind, dat op haar twaalfde al optrad met eigen folksongs en een paar jaar later doorbrak met het nummer ‘Society’s Child’. De songtekst schreef ze nadat ze in de bus een zwarte man en een witte vrouw naast elkaar had zien zitten, die door omstanders afkeurend werden aangestaard. Als kind uit een progressief joods gezin, opgegroeid in een multiculturele buurt in New Jersey, was de jonge Janis geschokt door zulk racisme. Met de studio-opname van ‘Society’s Child’ klopte ze aan bij distributeurs en radiostations, maar niemand durfde zich te wagen aan de controversiële thematiek. Pas na een jaar of twee, toen componist Leonard Berstein haar uitnodigde het lied op tv te vertolken, werd het een hit. Maar de verontwaardiging bleef: tijdens optredens moest ze het nummer soms halverwege staken omdat ze werd overstemd door gejoel van racisten in het publiek.
En zo leerde ze dus nog wel meer rond haar zeventiende. Dat het niet meevalt om een piepjonge popster te zijn bijvoorbeeld. Na haar doorbraak ging Ian vroegtijdig van school en trok ze in bij een oudere fotograaf. Ze gebruikte in die periode veel verdovende middelen en was diep onzeker, onder meer over haar seksuele identiteit. Veel later in haar leven kwam ze uit de kast als biseksueel en groeide ze uit tot queericoon. Maar voor muziekliefhebbers blijft het toch wel fijn dat ze destijds zo worstelde – want dat leverde dus ‘At Seventeen’ op, het ultieme buitenbeentjeslijflied.
Naast Ian zelf komen in de documentaire ook vrienden, collega’s en beroemde fans aan het woord. Visueel wordt archiefmateriaal afgewisseld met nagespeelde scènes, wat soms eerder een tikje verwarrend dan verhelderend werkt. Maar als geheel is dit een boeiend, sympathiek portret van een lekker dwarse artiest die zichzelf steeds opnieuw is blijven uitvinden.