El jockey opent in een kroeg, waar een jonge vrouw zwoel danst op Zuid-Amerikaanse jarentachtigmuziek. Op een stoel zit een gehavende man met een bord om zijn nek met de tekst: ‘Jose, beroerte, help!’ En aan een tafeltje zit een man zonder armen en benen, met in zijn mond een harmonica.
Twee oude mannen lopen de kroeg binnen. Ze zijn op zoek naar de beroemde jockey Remo Manfredini, die inderdaad aanwezig is. Volledig uitgeteld, maar wel in racetenue. De mannen, in dienst van gangsterbaas Sirena, maken hem wakker door een paardenzweepje in zijn mond te duwen en nemen hem mee naar de belangrijke wedstrijd waar Remo had moeten rijden. Remo wordt in allerijl gekeurd, gewogen en nadat hij stiekem snel een paar flesjes paardensteroïden achterover heeft geslagen is hij net op tijd voor de wedstrijd, waar hij al bij de start van zijn paard kukelt.
En dan: bam! In koeienletters verschijnt de titel van deze wonderlijke Argentijnse film in beeld: ‘El jockey.’
Wie na het lezen van dit intro denkt: dit is geen film voor mij – fair enough. El jockey (Engelse titel: Kill the Jockey) is inderdaad niet voor iedereen. En na de toch al weirde opening wordt het alleen maar gekker in deze onwaarschijnlijke mix van sportfilm, surrealistisch drama en thriller. Zo slaat Remo op de vlucht voor gangsterbaas Sirena (die in elke scène een andere baby in zijn armen heeft) en vervolgens wordt hij eerst Dolores, later Lola en dan weer Remo.