Begin 2018 zou The Death of Stalin in première gaan in Moskou. De Brits-Amerikaanse film, een wrang-komische reconstructie van de chaos rond het overlijden van Jozef Stalin in 1953, was probleemloos door de Russische filmkeuring gekomen. De Engelstalige dialogen waren nagesynchroniseerd en er was een persdag georganiseerd met leden van de cast en crew. Toen volgde er op de valreep een voorvertoning in het Kremlin en werd er alsnog een dikke streep door de landelijke release gezet. Een woordvoerder van de overheid noemde de film in een verklaring gemeen, weerzinwekkend, beledigend en ongeschikt voor het Russische publiek.
Destijds baarde dit nieuws buiten Rusland nog enig opzien, maar zeven jaar later is het vooral opmerkelijk dat zo’n kritische westerse productie daar aanvankelijk überhaupt groen licht kreeg. Het illustreert hoeveel er intussen is veranderd: Rusland is weer een ouderwetse dictatuur, in strijd met Europa en met Stalin als gerehabiliteerde volksheld.
Deze ontwikkeling heeft de venijnige satire van The Death of Stalin – zaterdag 18 oktober te zien bij de VPRO op NPO 3 – alleen maar actueler en urgenter gemaakt. De paranoia van Sovjetkopstukken als Chroesjtsjov (Steve Buscemi), Malenkov (Jeffrey Tambor) en Beria (Simon Russell Beale) neemt in de film absurde vormen aan, maar moet voor onderdanen van Poetin pijnlijk herkenbaar zijn. En voor politici en ambtenaren in veel andere landen trouwens ook.
Rond de Nederlandse bioscooprelease van The Death of Stalin, in mei 2018, spraken we met regisseur en coscenarist Armando Iannucci, bekend van vlijmscherpe politieke komedies als In the Loop (2009) en de HBO-serie Veep (2012-2019).