In deze aflevering kiest Jaap Robben (Birk, Zomervacht) de eerste twee boeken die meegaan in de Minibieb der onvolprezen boeken.

 

 

 

 

Jaap Robben

wie is..

Birk (2014), de debuutroman van Jaap Robben, is inmiddels aan zijn achttiende druk toe. Die kent dus iedereen. Ook zijn tweede roman Zomervacht (2018) deed het weer goed. De filmrechten van dat boek zijn inmiddels verkocht. Daarnaast is hij bekend van prentenboeken als Suzie Ruzie en Plasman. Robben schrijft ook poëzie en maakte voor Trouw een mooi feuilleton over de Poolse bouwvakkers die zijn huis, net over de Duitse grens, afgelopen jaar verbouwden.

Jaaps keuze

Jaap Robben over de onvolprezen boeken die hij toevoegt aan de minibieb

Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt

Edward van de Vendel

Gedurende schrijfperiodes lees ik nauwelijks andere romans. Maar poëzie kan ik gelukkig wel altijd blijven lezen. De gedichten van Edward van de Vendel behoren tot mijn meest dierbare. Ik lees ze voor ’s avonds in bed aan mijn lief. Soms moet ik er aan denken omdat hij iets zo precies kan verwoorden wat ik zelf niet verteld krijg. Of gewoon omdat ze mijn gedachtes een salto laten maken. Zijn taalgebruik is helder en dynamisch, zijn onderwerpen dichtbij en herkenbaar. Daarmee schrijft hij virtuoze gedichten. Omdat je onder de oppervlakte van zijn woorden altijd weer nieuwe dieptes ontdekt. Omdat zijn gedichten na lezing je beeld van iets bepalen.

Wanneer ik ’s nachts over de koude badkamervloer naar het toilet loop, denk ik aan zijn poëzie. Of wanneer tante dinges is overleden die ik eigenlijk niet zo goed kende. En soms helpen zijn gedichten om me iets te herinneren, het gevoel van vroeger wanneer je je moeder zag huilen. Of de allesoverheersende zwaarte die ik als kind kon voelen wanneer een vriendschap haperde en ik niet wist wat ik daaraan kon doen. Dit is een bundel die je krijgt voorgelezen vanaf je zesde en die je als hoogbejaarde nog steeds tot je lievelingsboeken rekent.

De onzichtbaren

Roy Jacobsen

Wanneer ik naar mijn boekenkast kijk, herinner ik me elk boek door iets anders. Soms een personage, een bepaalde sfeer. Of een enkele zin die bij herlezen ineens klein lijkt in verhouding tot wat die zin in mij heeft losgemaakt. De onzichtbaren onthield ik om al deze redenen. Maar vooral bleef het landschap in me achter. Een landschap waar ik steeds weer naar terug verlangde. Een ruw Noors eiland, aan het begin van de 20e eeuw. Soms sla ik het boek ergens open en lees een willekeurig fragment, om even op het eiland Barrøy terug te zijn. Bij de opgroeiende Ingrid en haar familie. Hoe zij zich staande houden in een tijd, op een plek waar je niet de baas bent over de grond waarop je leeft. Maar waar je misschien eigendom bent van die grond, van de wind, de bergen. Toen je afhankelijk was van wat de vloed je bracht, van de seizoenen, van de generaties voor je.

Dit is een boek dat me steeds weer kalm maakt. En als ik het dichtsla, laat het me altijd weer iets milder om me heen kijken.