Vijf voormalige studievrienden komen, al dan niet met aanhang, samen voor een weekje onvervalste Scandinavische zomeridylle. Er is een meer, een bos en een krakend houten huis, zodat iedereen goed kan horen wat er ’s nachts in de diverse slaapkamers gebeurt. Ooit waren ze onafscheidelijk maar als dertigers zijn de verschillen groot. Fry en Alexander leiden een degelijk burgermansbestaan met hun ‘melkblonde kinderen’ en ‘een grote, sneeuwgrijze Tesla’, terwijl de flamboyante Kvaede (‘gedragen door een tedere ijdelheid vanwege zijn nieuwe lichaam’) zich na zijn recente transitie uitleeft in de queerscene. ‘Als hij nu aanstellerig doet, wordt het gezien als homogedrag, niet als meidengedrag.’
Een verrukkelijke zedenkomedie vol (verboden dan wel vanille) seks, gefrituurde vlierbloesem en stekelige discussies over Virginia Woolf, waarin de clichés van het grootstedelijke dertigersleven met duivels genoegen worden gefileerd.
(vert. Femke Muller, Meulenhoff)