Uit het enorme boekenaanbod van 2025 distilleert de VPRO Boekengids acht trends: van de herontdekte klassieker tot het beestachtig goede dierenboek. 

Dat werd tijd

(Eindelijk vertaalde klassiekers)

Charles Simmons: Zoutwater (vert. Gerda Baardman & Jan de Nijs, Cossee) Deze cultklassieker uit 1998, een hervertelling van Toergenjevs Eerste liefde, had alleen al vanwege de openingszin eerder vertaald moeten worden. ‘In de zomer van 1963 werd ik verliefd en verdronk mijn vader.’ (De rest is ook prachtig.)

Olivia Manning: Het grote fortuin (vert. Johannes Jonkers, De Bezige Bij) Eerste deel van de bejubelde Balkantrilogie, over de pasgetrouwde Harriet Pringle die zich met flierefluitende echtgenoot in Boekarest vestigt, is een meesterlijk portret van een expatgemeenschap aan de vooravond van WO II. Deel twee volgt in het voorjaar.

Alasdair Gray: Arm Ding (vert. Robert-Jan Henkes, Koppernik) Genoten van de briljant krankzinnige verfilming Poor Things? De roman uit 1992 over de seksuele avonturen van de zogenaamd door chirurg/mad scientist Godwin ‘God’ Baxter geschapen Bella is nog veel gekker, ingenieuzer én feministischer.

Barbara Trapido: De minder bekende broer van Jack (vert. Roos van de Wardt, De Geus) Wanneer de achttienjarige Katherine in het bohemiengezin van haar filosofieprofessor terechtkomt, gaat er een wereld voor haar open. De swinging sixties gevat in een debuut uit 1982 vol seks en oer-Britse spitsvondigheden.

Margaret Laurence: De stenen engel (vert. Edith van Dijk, Cossee) Negentig is Hagar en chagrijn is altijd de motor van haar vreugdeloze bestaan geweest sinds ze haar dominante vader verruilde voor een huwelijk met een lompe boer. In deze verrukkelijke Canadese roman uit 1964 rekent ze af met iedereen die haar mislukte dromen heeft gedwarsboomd.

Ernest Hemingway: De oude man en de zee (vert. Peter Bergsma, Atlas Contact) Eindelijk fatsóénlijk vertaald, de parabel over Cubaan Santiago en zijn tragiheroïsche visvangst. De eindeloos herdrukte poging uit 1953 zat vol fouten en omslachtigheden; Peter Bergsma doet Hemingways bondige, ritmische proza meer recht.

Allemaal beestjes

(Fijne dierenboeken)

Caleb Carr: Mijn lieve kattenkop (vert. Frank Lekens & Tjadine Stheeman, Atlas Contact) De Siberische boskat Marsha waarmee Carr zeventien jaar samenleefde, was een vervaarlijke vechtersbazin, die haar domein zelfs tegen beren verdedigde. Maar ze bracht haar baasje ook troost in tijden van ziekte en aftakeling. Ontroerende ode.

Alex Boogers en Leon Verdonschot: De honden die we zijn (Hollands Diep) Twee goede vrienden voeren een roerende correspondentie over hun hondenliefde. Niet alleen over boxer Soof (Leon) en pitbull B.J. (Alex), maar ook over honden in films en literatuur en het onmetelijke verdriet na de dood van zo’n innig geliefde vriend.

Julia Phillips: Beer (vert. Arjaan & Thijs van Nimwegen, Meulenhoff) Twee zussen zitten in dit deze beeldschoon geschreven roman muurvast in een tredmolenbestaan van mantelzorgen, horecabaantjes en creditcardschulden. Beiden hebben een eigen ontsnappingsdroom/-illusie: Sam wil elders samen overnieuw beginnen, Elena verbeeldt zich een speciale band met… een grizzlybeer.

Chloe Dalton: Een haas in huis (vert. Nico Groen, Prometheus) Wilde dieren moet je aan hun lot overlaten, maar Dalton deed dat niet en gelukkig maar. Want het pasgeboren haasje dat zij grootbracht, leverde een weergaloos mooi boek op over dit raadselachtige dier dat al sinds de oudheid door zowel mens als mededieren bejaagd wordt.

In één ruk

(Boeken die je in een paar uur uitleest)

Anne de Marcken: Het duurt eeuwig en dan is het voorbij (vert. Karina van Santen & Martine Vosmaer, Koppernik) De ondode vertelster dwaalt ledematen verliezend door een postapocalyptisch landschap en eet met frisse tegenzin mensenvlees. Zeker. Maar bij alle horrorkolder is dit ook een ontroerend vestzaksaga’tje over (geheugen)verlies en rouw.

Peter Delpeut: Om wie wij zijn (Vleugels) De Griekse dichter Kaváfis is oud en ziek als hij tussen een schare bewonderaars een jongeman ontwaart die hij in een ver verleden heeft ontmoet. Een even wonderlijk als wonderschoon boekje over de vloek en de zegen van de eeuwige jeugd.

Judith Hermann: Thuishaven (vert. Herman Vinckers, Meridiaan) Ragfijn boekje dat terugblikt op het verleden van de vertelster (sigarettenfabriekbaantje, huwelijk met een complottheoriehoarder) en haar aarzelende nieuwe start in een kustdorpje beschrijft, mogelijk met zwijgzame varkensboer Arild. Mooi mineurproza én gortdroge humor.

Andrea Bajani: Het jubileum (vert. Manon Smits, Van Oorschot) Na jaren van moeizaam contact besluit de verteller definitief met zijn ouders te breken. Hoe hij tot deze drastische stap is gekomen wordt duidelijk als hij in korte maar indringende scènes terugblikt op zijn jeugd met een tirannieke vader en een lamgeslagen moeder.

Agustina Bazterrica: Het boek van de nacht (vert. Irene van de Mheen, Meridiaan) speelt in het postapocalyptisch Huis van de Heilige Zusterschap, waar in drie kasten onderverdeelde meisjes zijn overgeleverd aan een nietsontziende moeder-overste en een sadistische ‘Hij’. Resultaat: een beklemmende cocktail van klifi, sektegekte en dienstmaagdenmisogynie die óók verleidelijk lyrisch klinkt.

Gaea Schoeters: Het geschenk (Querido) Een kudde olifanten neemt bezit van Berlijn maar kan niet zonder meer worden uitgezet. Politici zien zich voor tal van praktische maar voor de lezer uiterst vermakelijke problemen gesteld in deze slimme en geestige parabel over ongewenste vreemdelingen.

François Bégaudeau: De liefde (vert. Lies Lavrijsen, Tzara) In sober, onderkoeld proza wordt de alledaagsheid gevangen van het langdurige huwelijk tussen Jeanne en Jacques, dat ruim vijftig jaar zal duren. Een relatie zonder groots drama, waarin de liefde vanzelfsprekend is en dus onuitgesproken blijft.

Allemansvrienden

(Kinderboeken voor iedereen)

Annet Schaap: Krekel (Querido) is een bijna-evenaring van Schaaps denderdebuut Lampje (2017), deze sprookjesachtig betoverende avonturenroman over een meisje opzoek naar haar verdwenen broers, en over één van hen, die van een bibberjongetje uitgroeit tot een kleine held.

Octavie Wolters: Jij bent mijn begin (Ploegsma) Wie anders kan er met zo weinig woorden zoveel moois zeggen, en dat ook nog eens zo oogstrelend illustreren? Haassie gaat op zoek naar de lente en maakt al rennend een reis door de seizoenen. Om met moeder egel te spreken: ‘Lenter dan dit wordt het niet.’

Jean de la Fontaine: Krekelzangen (vert. Marietje d’Hane-Scheltema, Van Oorschot) ‘De Krekel en de Mier’ is maar één van de dik honderd tijdloze fabels die dankzij vertaalster D’Hane-Scheltema bijna klinken alsof Leo Vroman of Annie M.G. Schmidt ze schreef. Schitterend geïllustreerd door Floris Tilanus.

Yorick Goldewijk: Albatros (Ploegsma) Abel is opgegroeid met oorlog, maar als hij op een dag wakker wordt is het stil. De wereld is voorgoed veranderd want alle mensen zijn in dieren veranderd. Alle mensen behalve Abel. Magisch gedachte-experiment dat existentialistische vragen oproept over een wereld met of zonder mensen.

Joël Dicker: Het rampzalige bezoek aan de dierentuin (vert. Manik Sarkar, De Bezige Bij) Daar draait deze compacte feelgooddetective voor alle leeftijden om. En om alle rampen die de leerlingen van een ‘speciale school’ buiten die excursie nog treffen. Een sympathieke Zwitserse (bestseller)schrijversdaad tegen ontlezing en polarisatie. 

Stephen King & Maurice Sendak: Hans en Grietje (vert. Annemarie Lodewijk, Van Goor) Sprookjessamenwerking over het graf heen. King leverde de ingetogen, Grimmige hervertelling. Teruggevonden decor- en kostuumontwerpen voor een operaversie van wijlen Sendak vormden de inspiratiebronnen en prachtillustraties.

Erich Kästner: De vliegende klas (vert. Annelies de Hertogh, Borgerhoff & Lamberigts) Jeugdklassieker uit 1933 over de vete tussen de leerlingen van een internaat en een middelbare school die elkaar een paar dagen voor kerst het leven zuur maken. Met aanstekelijke introductie van Paulien Cornelisse.

Even bijkomen

(Adembenemende romans)

James McBride: De Hemel & Aarde Winkel (vert. Kees Mollema, Meridiaan) Wat begint als een whodunnit, groeit uit tot een (betrekkelijk) feelgoodportret van een multiculturele volkswijk in Pensylvannia, jaren 1930. Kloppend hart: het joodse echtpaar Ludlow. Zachte-krachtenkatalysator: een zwart weesjongetje in de knel.  

Charlotte McConaghy: Woeste kust (vert. Roos van de Wardt, Atlas Contact) Klimaatthriller, familieroman, liefdesgeschiedenis en botanische les; deze roman is het allemaal. Een even betoverend als bloedstollend verhaal over een rouwende vader die met zijn drie kinderen op een afkalvend, arctisch eilandje woont dat de nodige geheimen herbergt.

R.F. Kuang: Katabasis (vert. Hi-en Montijn, The House of Books) Genreoverstijgende topfantasy over twee studenten ‘analytisch magie’ die afdalen in de onderwereld om hun toxische promotor terug te halen. Een erudiete mix van Dante, Tolkien en Harry Potter, én een nietsontziende blik in de academische slangenkuil.

Kiran Desai: De eenzaamheid van Sonia en Sunny (vert. Paul van der Lecq en Petra van der Eerden, De Bezige Bij) Deze omvangrijke maar speelse tour de force over twee jonge Indiase migranten en hun tragikomische pogingen zich te bevrijden van knellende familiebanden biedt alles wat je van een roman wenst: humor, verwondering, ontroering en woede.

Ian McEwan: Wat we kunnen weten (vert. Harm Damsma & Niek Miedema, De Harmonie) Ook de oude Britse meester waagde zich aan klifi, spelend op eilandengroep Groot-Brittannië anno 2119. Maar het aardigst is toch die detectiveplot rond een legendarische, een eeuw eerder verloren gegane sonnettenkrans, vol verrassende (moord)details.

Eric Puchner: Dream State (vert. Peter Abelsen, Ambo|Anthos) Een smakelijke literaire toverbal die begint als een driehoeksverhoudingromcom, zich ontpopt tot een breed uitwaaierend familie-epos waarin we Cece, Charlie en Garrett tot hun oude dag volgen, en die óók nog een knap staaltje klimaatfictie blijkt. Briljant. 

David Szalay: Het vlees (vert. Auke Leistra, Nijgh & Van Ditmar) De Brits-Hongaarse Bookerwinnaar blaast je omver met het levensverhaal van zijn van elke introspectie gespeende hoofdpersoon, die na een troosteloze jeugd zonder noemenswaardige ambitie serieuze rijkdom vergaart. Hypnotiserend proza over een man die zich niet laat kennen.

Queer, Queerder, Qeerst

(Regenboogboeken in alle kleuren)

Tash Aw: Het zuiden (vert. Paul van der Lecq, De Bezige Bij) Volwassenenleed genoeg in twee weken op een geërfde boerderij in Kuala Lumpur anno 1997, van een (droogte)stervende boomgaard tot huwelijks- en financiële crises. Gelukkig beleeft de 16-jarige Jay ondertussen een meesterlijk beschreven zomeridylle met stoere boerenknecht Chuan.

Claire Lynch: Een familiekwestie (vert. Lidwien Biekmann, Wereldbibliotheek) Dat de liefde tussen twee jonge vrouwen in het Engeland van begin jaren tachtig kan ontaarden in een (rechtbank)drama dat uitsluitend verliezers kent, is de uitkomst van deze onderkoelde en woest makende roman, waarvoor gebruik werd gemaakt van bestaande juridische documenten.

Justin Torres: Blackouts (vert. Gerbrand Bakker, Cossee) Hart van deze experimentele collageroman vormt een fascinerend stukje queergeschiedenis. Door lesbische activiste Jan Gay afgenomen interviews met lhbtqia+-ers avant la lettre werden in 1941 in een ‘wetenschappelijke’ studie misbruikt om hen te pathologiseren. Torres rehabiliteert hen én haar virtuoos.

Virigina Woolf: Liefst schepsel (vert. Hans van der Vegt, Van Oorschot) Bloemlezing van brieven aan Vita Sackville-West (met antwoordflarden in het commentaar van vertaler Van der Vegt), waarin ze prachtig hun relatie boekstaafde(n); van hevige, wederzijds inspirerende verliefdheid tot kalme vriendschapsgenegenheid.

Ocean Vuong: De keizer van Gladness (vert. Johannes Jonkers, Hollands Diep) Verteller Hai (19) pleegt bíjna zelfmoord, en in zijn verleden figureren opiaten, racisme en een traumatische eerste queerliefde. Maar dankzij nieuwe thuizen bij de dementerende Grazina (82) en het paradijsvogelpersoneel van cafetariaketen HomeMarket wordt Vuongs tweede haast een tragikomisch knalfeest.

Yael Inokai: Een eenvoudige ingreep (vert. Marion Hardoar, De Geus) Een inktzwarte, Zwitserse dystopie waarin vermeende psychische ‘vrouwenkwaaltjes’ met het scalpel worden behandeld. Maar de (liefdes)scènes tussen de vertelster, verpleegkundige Meret, en dier collega Sarah vormen warmbloedige lichtpuntjes.

Me, myself and I

(Autofictie, autobiografieën en alles daar tussenin)

Patti Smith: Engelenbrood (vert. Nadia Ramer, De Geus) Hadden we echt een derde memoir van punkpeetmoeder Patti nodig? Ja, bleek bij lezing van deze vogelvlucht van wieg tot graf, langs greatest herinneringhits én nieuwe ontboezemingen. Inclusief ontroerende (graf)monumentjes voor grote liefde Fred ‘Sonic’ Smith en genderdysfore broer Todd.

Margaret Atwood: Boek vol levens (vert. Lidwien Biekmannn & Frank Lekens, Prometheus) Ze houdt van breien, taarten bakken en vogels, en leest mensen graag de hand. Tegelijkertijd is ze de vlijmscherpe feministische schrijver met profetische gaven. In een (grotendeels) vrolijk verslag van haar 85-jarige leven leer je de vele kanten van het fenomeen Atwood kennen.

Esther Freud: Mijn zus en andere liefdes (vert. Ineke Lenting, Orlando) De turbulente jeugd van de auteur, dochter van een vrijgevochten Ierse hippiemoeder en kunstschilder Lucian Freud, werd inzet van een tastende poging te onderzoeken hoe het kan dat twee zusjes hun jeugd zo wezenlijk anders hebben ervaren.

Rinus Spruit: Valavond van een nestblijver (Cossee) Zeeuwse rietdekkerszoon Maarten Kostwinder kan nergens zijn draai en bestemming vinden en verhuist uiteindelijk terug naar zijn ouderlijk huis om zijn ouders te verplegen. Laatbloeier Spruit overdenkt zonder opsmuk zijn levensloop en zet de kroon op zijn oeuvre.

Miriam Toews: Het windmuseum (vert. Josephine Ruitenberg & Ineke van den Elskamp, Cossee) Hoewel haar religieuze jeugd in een Canadese mennonietengemeenschap haar leven heeft gekleurd, speelt die in deze bedrieglijk lichtvoetige memoir een opmerkelijk bescheiden rol. Liever probeert Toews (de herinnering aan) haar depressieve zus in leven te houden met vrolijke observaties.

In één keer goed

(Meer dan geslaagde debuten)

Rita Bullwinkel: Headshot (vert. Barbara de Lange, Koppernik) Fenomenale boksroman. Terwijl in een sjofel ‘bokspaleis’ in Nevada het toernooi om de ‘Dochters van Amerika Cup’ wordt afgewerkt, laat Bullwinkel ons behalve in de ring vooral ook meesterlijk in de hoofden van de acht deelneemsters kijken.

Davide Coppo: De verkeerde afslag (vert. Hilda Schraa, Atlas Contact) Voor deze roman over de jonge Ettore die zich als eenzame, onzekere brugklasser aansluit bij een fascistische jeugdbeweging, putte de auteur uit eigen ervaring. Actuele, leerzame én tedere roman over de aantrekkingskracht van geweld en rechts-extremisme.

Tom Newlands: Alleen hier, alleen nu (vert. Lucie van Rooijen, Wereldbibliotheek) Potentieel überdeprimerend portret van een Schotse arbeiderspuber met een aan een rolstoel gekluisterde moeder met vréselijke vriendjes en zelf ongediagnosticeerde ADHD. Maar naar de bijdehante, taalvirtuoze stuiterstem van Cora Mowat kun je blíjven luisteren.

Anne-Mieke Backer: Ik was dat meisje (Ambo|Anthos) Deze roman, over een vrouw die terugblikt op haar affaire met de Amerikaanse schrijver die haar onsterfelijk maakte zonder haar werkelijk te willen doorgronden, is een literaire triomf die getuigt van lef, zelfvertrouwen en talent.

Tony Tulathimuttes: Afwijzing (vert. vert. Arjaan & Thijs van Nimwegen, Nijgh & Van Ditmar) Je moet maar durven, in je debuutbundel: verhalen over een datingapps afstruinende nepfeminist die eindigt als tierende incel, een onenightstand die uitmondt in een levenslang obsessie, of uitzinnig gruwelijke pornofantasieën. Niet gezellig. Wel pijnlijk én hilarisch cringe.

Mirjam Liesker: De dood van een hypochonder (Nijgh & Van Ditmar) Dankzij Liesker kregen we er dit jaar een gedenkwaardige literaire vader bij: vloekend en tierend vreet hij zichzelf een weg richting het graf terwijl zijn (stief)dochter Minne haar handen ook nog vol heeft aan haar ernstig gehandicapte tweeling.

de boekengids in je mailbox?