Judith Hermann
Thuishaven
In Thuishaven (Meridiaan), beschrijft Judith Hermann niet voor het eerst in uitgebeend proza een dito leven. In de openingshoofdstukken heeft de vertelster een deprimerend baantje in een sigarettenfabriek en laat ze een avontuurlijker bestaan als door te zagen goochelaarsassistente aan zich voorbijgaan. Dertig jaar later woont ze in een kustdorpje waar ze als serveerster voor haar broer werkt, terugblikt op haar voorbije (huwelijks)leven met complottheorie-aanhanger Otis en dochter Ann, en aarzelend nieuwe verbintenissen aangaat met buurvrouw Mimi en dier broer, de zwijgzame varkensboer Arild. Vertrouwde thema’s (verbinding versus vrijheid, het onbetrouwbare geheugen) en de melancholieke grondtoon zijn present. Maar er is ook ruimte voor gortdroge humor: ‘Hij had een zaklamp bij zich en een voorhamer. Ik vond hem onweerstaanbaar.’
(Dirk-Jan Arensman)