Al vanaf de openingszin laat dichter en schrijver Yannick Dangre (Brussel, 1987) weinig misverstand bestaan over de inzet van zijn nieuwe roman Tussenjaren (De Bezige Bij), waarover hij op zondag 9 februari vertelt in VPRO Boeken. ‘Je amoureuze verleden is zoals de oorlog: iedereen wil er het fijne van weten, behalve jij die alles meegemaakt hebt.’ Dit moet wel ernstig misgaan, wil hier geen Tragisch Liefdesverhaal op volgen.
De premisse van Tussenjaren is even potentieel cliché als tot de verbeelding sprekend: bezette man spoedt zich, dertig jaar na dato, naar een afgesproken plek om daar zijn verloren grote liefde te ontmoeten. De man in kwestie is in dit geval Charles Dumont, een getrouwde, burgerlijke zestiger en hartchirurg uit Antwerpen. We stappen in waar Charles uitstapt: op de luchthaven van Napels, de stad waar hij ooit zijn eerste, smoorverliefde vakantie beleefde met Sylviane, de temperamentvolle vrouw die niet lang na de geboorte van hun dochtertje Claudia met de Noorderzon vertrok. Per afscheidsbrief beloofde ze een weerzien, drie decennia later. Nu is het juli 2023 en heeft Charles thuis een echtgenote plus nog een dochter, én tweeënzeventig uur te doden voor hij verwacht wordt op de Piazza del Plebiscito. Zal Sylviane er zijn? En ligt een nieuw leven in het verschiet?
Kun je in je leven überhaupt echt opnieuw beginnen? Dat is de onderliggende vraag van de roman. Charles, die na Sylviane een comfortabel maar weinig enerverend tweede leven in is gegleden, wordt geplaagd door het verlangen naar het parallelle bestaan dat hij nooit heeft geleid. Terwijl hij ronddoolt in de smalle Napolitaanse straatjes, verdwaalt hij in de ‘loopgraven van zijn verleden’. Via flashbacks wordt het gewicht van deze episode duidelijk: na de geboorte van Claudia voelt Sylviane dat het gezinsleven haar hoe langer hoe meer verstikt. In plaats van de succesvolle actrice en legende die haar vader in haar zag, belandt ze in wat ze noemt de ‘Lange Winter van haar Ongenoegen’. Ze zoekt haar toevlucht in drank.
Dangre deinst er niet voor terug om het onherroepelijke drama dat hier op volgt, dik aan te zetten. Postnatale wanhoop drijft Sylviane tot twee keer toe in haar ‘rafelende’ en ‘kuikengele peignoir’ de straat op, waar Charles haar in de striemende regen, dan wel hagel, aantreft. Het geparfumeerde proza waarin Dangre deze pijnlijke en, zo lijkt het, manisch-depressieve geschiedenis verpakt, had een onsje minder gemogen. Zo ook de vergelijkingen tussen liefde en oorlog. Niettemin dreunen Charles, en vooral Sylviane, na het lezen nog lang na.