Toen de Zuid-Koreaanse filmmaker Bong Joon Ho in 2020 vier Oscars won met zijn fenomenale Parasite, reageerde president Trump openlijk ontstemd: ‘De Oscar gaat naar een film uit Zuid-Korea? Hoe kan dat nou weer? Was ie goed? Geen idee, want ik heb hem niet gezien.’
Ja Trump, Parasite – een sociale satire over een arm gezin dat het leven van een rijk gezin overneemt – was goed, heel goed zelfs. Zo goed dat een van die vier Oscars was voor Beste Film. Waarmee Bong Oscargeschiedenis schreef: voor het eerst won een niet-Engelstalige film de hoofdprijs. En dat terwijl Parasite een jaar eerder in Cannes ook al de hoofdprijs (de Gouden Palm) had gewonnen.
Met zoveel prijzen kan Mickey 17, de opvolger van Parasite die vanaf 6 maart in de Nederlandse bioscopen draait, niet anders dan tegenvallen. En dat doet ie dan ook. En helaas niet alleen vanwege die hooggespannen verwachtingen. Leek Mickey 17 maar wat meer op zijn voorganger, waarin alle personages ergens tussen goed en slecht in zitten. De leden van het arme gezin zijn geen lieverdjes, die van het rijke gezin geen schoften. ‘Omdat ik denk,’ zo vertelde Bong destijds tegen VPRO Cinema: ‘dat je zo dichter bij de werkelijkheid blijft. (...) Vroeger was het duidelijk wie de vijand was, maar nu weet ik niet meer wie ik haten moet.’
Die nuance is alweer verdwenen in Mickey 17, die qua toon meer lijkt op twee eerdere films van Bong: Snowpiercer (2013) en Okja (2017). Ook sociale satires (over respectievelijk de klassenstrijd en de vleesindustrie), maar in deze films zijn de personages haast karikaturaal eendimensionaal. De helden zijn fier en strijdvaardig, de schurken dom en potsierlijk. Net als in Mickey 17.