Wat mij het meest is bijgebleven uit Lang leve de koningin, is hoe de witte schaakkoningin midden op het zwart-witgeblokte bord tot leven komt. Zodra de achtjarige Sara haar blik op de rug van het schaakstuk richt, draait de elegante koningin met de hoepeljurk en het kastanjerode haar zich met een betoverende beweging naar haar om. Ze werpt Sara een stralend warme, verwelkomende lach toe. Voor het eerst ziet iemand buitenbeentje Sara staan.
Dat die koningin werd gespeeld door niemand minder dan filmster Monique van de Ven, was een van de troeven van het door Esmé Lammers geschreven en geregisseerde speelfilmdebuut. ‘Van de Ven moest het zijn,’ zei Lammers een keer in een interview: ‘Standvastig, warm, ze geeft leiding, heeft humor, is lichtvoetig.’ En ook niet onbelangrijk: ‘Ze heeft sexappeal.’
Lang leve de koningin was bij verschijning in 1995 een instant klassieker. Een schaaksprookje over een meisje dat school verschrikkelijk vindt en niet weet wie haar vader is. Door een bijzonder schaakspel ontdekt ze een wereld die haar fantasie triggert. De geliefde familiefilm, die zelf ook steevast als charmant, eigenzinnig en lichtvoetig wordt omschreven, werd zowel op kinderfilmfestival Cinekid als bij het Gouden Kalveren-gala tot de beste van het jaar uitgeroepen. Opvallend veel vrouwen bleken zich in de achtjarige Sara te herkennen. Het was pas de tweede speelfilm in de Nederlandse filmgeschiedenis met een meisje in de hoofdrol.