VPRO Gids 13

1 april t/m 7 april
Pagina 22 - ‘Verzwegen verleden’
papier
22

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Verzwegen verleden

Merav Pront

Rudolf Leiprecht is 36 jaar oud als hij ontdekt dat zijn opa Joods was. Als hij besluit de familiegeschiedenis uit te pluizen, willen zijn half-Joodse moeder en zijn Duitse vader daar echter niets van weten. In ‘OVT’ doet Leiprecht verslag van het verleden dat zijn ouders voor hem verborgen hielden. “Er vielen allerlei puzzelstukjes op hun plek.”

Adriana en Karl

Het is 1991 als de oma van Rudolf Leiprecht overlijdt. Leiprecht, die een Nederlands-Joodse moeder en een Duitse vader heeft, groeit op in Rotterdam en Stuttgart, maar in de jaren negentig woont hij in Amsterdam. Aan hem de taak om de woning van zijn oma aan de Voorburgstraat op te ruimen. Hij is immers in de buurt en er moet nog van alles worden voorbereid voor de begrafenis. In het huis van zijn oma, waar Leiprecht een groot deel van zijn jeugd doorbracht, zoekt hij de benodigde papieren bij elkaar, maar als hij de uitvaart- en levensverzekering van zijn opa en oma gevonden heeft, schrikt hij: de verzekering van zijn opa is afkomstig van een Joodse maatschappij. Leiprecht is 36 jaar oud als hij ontdekt dat de vader van zijn moeder een Joodse achtergrond had.

‘Ik belde direct mijn vader in Duitsland,’ vertelt Rudolf Leiprecht vanuit zijn woonplaats Frankfurt. ‘“Je opa was Joods”, zei hij. “Wist je dat niet?” Het was een heel kort gesprek. Mijn opa was toen al twintig jaar dood, maar ik herinnerde me meteen weer wat voor man hij was. En er vielen allerlei puzzelstukjes op hun plek.’

‘Ze gingen gewoon over iets anders praten, alsof ik niets had gezegd. Dat zwijgen heeft mijn moeder ziek gemaakt’

Rudolf Leiprecht

Leiprecht bracht zijn vijfde en zesde levensjaar door bij zijn opa en oma. Zijn moeder Adriana had psychische problemen waardoor ze niet in staat was voor haar twee zoons te zorgen. ‘Ze kon behoorlijk gewelddadig zijn,’ zegt Leiprecht. Bij zijn grootouders, Adriana’s vader en moeder, zou hij veilig zijn, moet zijn vader Karl hebben gedacht. De gordijnen in de voorkamer van hun arbeiderswoning in Rotterdam-Noord waren altijd open, volgens Leiprecht ‘om aan de buitenwereld te laten zien dat alles in orde was’. Maar achter de twee schuifdeuren naar de slaapkamer, waar Leiprecht en zijn grootouders sliepen, werd hij regelmatig wakker door het geschreeuw van zijn opa, die hevige nachtmerries had. ‘Hij was dan heel verward,’ vertelt Leiprecht. ‘’s Zomers liep hij vaak naar buiten, de tuin in, voor frisse lucht. Als kind wist ik nooit waar hij zo bang voor was, maar dat begreep ik toen bleek dat hij Joods was en de Tweede Wereldoorlog had meegemaakt.’

Beroepsverbod

Opa Jacob Boonvang is in de jaren voor de oorlog pianist in het variététheater, in muziekcafés en in bioscopen, zo ontdekt Leiprecht in het archief. Als Jacques Bonefito begeleidt hij stomme films op piano, onder meer in het Rotterdamse Luxor Theater. Ook staat Jacob geregeld op de planken met zijn vader Leo – artiestennaam: Léon Bonné –, die zichzelf de koning van de moppentappers noemt. Leo wordt al in 1942 naar Auschwitz gedeporteerd en zal de oorlog niet overleven. Maar omdat Jacob met een katholieke vrouw is getrouwd, wordt hij door de nazi’s vrijgesteld van deportatie naar de vernietigingskampen. ‘Hij moest wel een Jodenster dragen en ook kreeg hij een beroepsverbod,’ zegt Leiprecht. ‘Mijn niet-Joodse oma moest daarom de kost verdienen. Toen ik klein was stond er een piano in huis, maar ik heb hem er helaas nooit op horen spelen. Door zijn nervositeit had hij een tremor gekregen.’

In 1944 wordt Jacob alsnog naar het zogenoemde Jodenkamp bij het Drentse Havelte gedeporteerd. In dit kamp voor gemengd gehuwde Joden verricht Jacob dwangarbeid bij de aanleg van vliegveld Fliegerhorst voor de Duitse Wehrmacht. Het is ook in dit laatste oorlogsjaar dat Jacobs dochter Adriana verliefd wordt. Ze krijgt haar eerste kus van een Duitse marinier in het Luxor Theater, de bioscoop die Jacob een aantal jaar eerder de toegang ontzegde. ‘Mijn ouders ontmoetten elkaar bij de tramhalte in de buurt van de Maastunnel,’ vertelt Leiprecht. ‘Mijn moeder was pas zestien, mijn vader 22. “Wollen Sie ins Kino gehen?” vroeg hij haar. Het was liefde op het eerste gezicht. Ik geloof dat mijn moeder best naïef was in de oorlog, maar ze begreep wel dat ze deze Duitser niet moest vertellen dat ze een Joodse vader had. Ik vermoed dat het zwijgen daar begonnen is.’

Racisme

Als de levensverzekering van Jacob Boonvang dat zwijgen in de jaren negentig doorbreekt zijn Adriana en Karl al in de zeventig. In de jaren voor hun dood probeert Leiprecht het onderzoek naar zijn verloren familieleden met hen te delen, maar telkens als hij met nieuwe informatie bij hen aanklopt geven zij niet thuis. Leiprecht: ‘Ze gingen gewoon over iets anders praten, alsof ik niets had gezegd. Al dat zwijgen heeft mijn moeder ziek gemaakt. Ze was afhankelijk van kalmeringsmiddelen en mijn vader nam haar in bescherming.’

‘Voor deze Nederlandse scholier was ik een Duitser en daarmee een nazi’

In OVT’s ‘Het spoor terug’ vertelt Leiprecht het verhaal dat zijn ouders al die tijd voor hem verborgen hielden. Dat doet hij samen met zijn goede vriend en documentairemaker Gerard Leenders, die oude geluidsopnamen van Karl en Adriana gebruikte om hun geschiedenis te reconstrueren. ‘Rudi en ik zijn al jaren bevriend,’ aldus Leenders. ‘We maakten eerder ook al een film over zijn ouders, die gaat op 5 mei in première in het Amsterdamse Goethe-Institut. Rudi’s verhaal is bijzonder en lijkt bijna met alles wat hij doet verbonden te zijn.’

Tot hij in 2022 met emeritaat ging was Leiprecht hoogleraar Sozialpädagogik aan de Universiteit van Oldenburg en hij promoveerde op een vergelijkend onderzoek naar racisme onder jongeren in Nederland en Duitsland. ‘Ik denk niet dat mijn familiegeschiedenis daar iets mee te maken heeft gehad,’ meent Leiprecht. ‘Als je je met racisme bezig wilt houden, hoef je alleen maar naar buiten te kijken. Daar heb je die omweg via de geschiedenis niet voor nodig. Maar ik geloof wel dat mijn familieverleden mij beter heeft gemaakt in wat ik deed en doe.’

Loyaliteit

Voor zijn onderzoek, dat hij in 2001 onder de titel Alltagsrassismus publiceerde, reisde Leiprecht langs scholen in Nederland en Duitsland om met jongeren over hedendaags en historisch racisme te praten. ‘Ik weet nog dat een van mijn respondenten – een Nederlandse scholier van een jaar of zeventien – een tekening van mij op de vragenlijst had gemaakt, met een hakenkruis in mijn nek en een pijl door mijn voorhoofd. Ik was toen nog maar net bezig met mijn Joodse afkomst, maar voor deze Nederlandse scholier was ik een Duitser en daarmee een nazi. Als ik Nederlandse jongeren vroeg hoe zij de Holocaust verklaarden, antwoordden zij niet zelden dat racisme en oorlog voeren de Duitsers gewoon in het bloed zit. Een raciale uitleg voor het nationaalsocialisme dus.’

Toen Adriana haar Duitse marinier na de oorlog opbiechtte dat hij met een half-Joodse vrouw was getrouwd, reageerde hij desondanks positief. ‘Mijn vader was niet agressief antisemitisch,’ vertelt Leiprecht. ‘Maar hij had zeker vooroordelen over Joden, zoals bijna alle Duitsers in die tijd.’ Of Karl moeite heeft gehad de Joodse achtergrond van zijn vrouw en zijn schoonfamilie te accepteren is moeilijk te zeggen. ‘Als socialist acht ik alle mensen gelijk,’ schreef hij in 1947 in een brief aan zijn schoonvader. Maar dat hij en Adriana ook na de oorlog besloten met geen woord meer over haar Joodse afkomst te reppen, spreekt boekdelen over hoe de samenleving hier tegenaan keek.

‘Of ik mij als Joods beschouw?’ Leiprecht kijkt bedachtzaam en zucht. ‘Ik denk dat die vraag voor mij meer over loyaliteit dan over identiteit gaat. Toen ik er stukje bij beetje achter kwam dat ik mijn halve familie aan het nationaalsocialisme ben verloren, voelde ik natuurlijk een sterke betrokkenheid. Ik realiseer me goed dat ik er niet was geweest als de nazi’s gewonnen hadden. Toch denk ik niet dat ik mezelf een Joodse identiteit zou toedichten, maar loyaliteit voel ik zeker.’

OVT

zondag 2 april

NPO Radio 1 10.00-12.00