VPRO Gids 11

13 maart t/m 19 maart
Pagina 34 - ‘Leeshonger zonder grenzen’
papier
34

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Leeshonger zonder grenzen

Dirk-Jan Arensman

Een boek over het ontstaan van boeken, daarvan verwacht je niet bepaald dat het de winkel uit vliegt. Toch gebeurde dat met Papyrus in thuisland Spanje, en geen wonder. Irene Vallejo’s meeslepende geschiedenisles is een sprankelende liefdesverklaring aan het lezen. 

Dat Papyrus, het eerste non-fictieboek van Irene Vallejo (1979), in eigen land een daverende bestseller werd, is welbeschouwd zó verbijsterend dat het geen wonder is dat er, onder meer in onlinekrant El Diario, lange artikelen verschenen over ‘een van de meest ongewone succesverhalen in de Spaanse literatuur van de afgelopen jaren’.

Waarom? De in Zaragoza geboren Vallejo was, voordat ze in 2019 dat boek met de Spaanse titel El infinito en un junco (‘Oneindigheid in een rietstengel’) publiceerde, een filoloog die hooguit regionale bekendheid genoot vanwege haar klassieke-oudheid-en-de-actualiteitcolumns in dagblad Heraldo de Argagón. Kinderboeken en romans van haar hand waren bij bescheiden uitgeverijtjes verschenen, zonder een groot lezerspubliek te bereiken. En feitelijk klinkt Papyrus op papier óók niet als music for the millions.

Telkens zoekt Vallejo dwarsverbanden met het nu: ze verwijst naar Walt Disney, de Michelingids, Paul Auster en heavymetalband Iron Maiden

Een vuistdik, meanderend essay over de geschiedenis van het boek en de ontwikkeling van de leescultuur tussen ruwweg de stichting van de legendarische Grote Bibliotheek van Alexandrië door koning van Egypte Ptolemaeus ii Philadelphus (309 v.Chr.-246 v.Chr.) en de ondergang van het Romeinse Rijk? Ongetwijfeld razend interessant, ben je op voorhand geneigd te denken. Maar toch geen onderwerp dat doet vermoeden dat het boek maandenlang de Spaanse bestsellerlijsten domineerde. Dat er naar verluidt inmiddels een slordige 135.000 exemplaren van zijn verkocht en over werkelijk de hele wereld vertalingen van verschenen of gaan verschijnen.

Boekenbegeerte

In voornoemde achtergrondartikelen werd een hele reeks (deel)verklaringen voor het ‘verkoopfenomeen’ aangevoerd. Zo schreef de Argentijn Alberto Manguel, die zelf ook in Nederland populaire odes aan boekenliefde en leeshonger als Een geschiedenis van het lezen (1996) en De bibliotheek bij nacht (2005) publiceerde, een lovende recensie van Vallejo’s essay in El Pais. Zowel de marketingcampagne van een grotere uitgeverij en enthousiasme van boekverkopers als ouderwetse mond-tot-mondreclame onder ‘gewone lezers’ hadden hun werk gedaan. En zelfs het feit dat het boek in 2020 de Premio Nacional de Ensayo voor het beste essay van het jaar won werd erbij gehaald. Waarna de weinig verrassende conclusie steevast luidde dat een succès fou als dit ergens altijd een mysterie blijft.

Geen speld tussen te krijgen, natuurlijk. Al begrijp je dit mysterie een stuk beter wanneer je Papyrus daadwerkelijk gaat lezen, en elke associatie met woorden als ‘droog’ en ‘stoffig’ al in de proloog volledig vervliegt.

‘Mysterieuze groepen mannen te paard trekken over de wegen van Griekenland,’ begint die. ‘Vanaf hun akker of vanuit de deuropening van hun hut kijken de boeren er argwanend naar. De ervaring heeft geleerd dat alleen gevaarlijke mensen reizen: soldaten, huurlingen en slavenhandelaars.’

Maandenlang zijn deze ruiters al onderweg. Ze beklommen bergen, bedwongen ravijnen en doorwaadden rivieren. ‘Ze hebben zich begeven in door pest geteisterde oorden. Ze hebben provincies doorkruist waar alles is platgebrand, ze hebben gekeken naar de nasmeulende as van de verwoesting en het geweld van opstandelingen en huursoldaten op voet van oorlog.’ En dat allemaal omdat ze een missie hadden, jager waren ‘op zoek naar een zeer bijzonder soort prooi. Boeken, ze zochten boeken’.

Na die opening, die eerder leest als een spannende avonturenroman dan een proeve van academisch proza, vertelt Vallejo over de droom van Ptolomaeus II en diens vader: een bibliotheek die alle geschreven werken ooit moest bevatten. Over de list en het bedrog waarmee zijn gezanten de hand wisten te leggen op toneelwerken van Aeschylus, Sophocles en Euripides. (Ze betaalden een aanzienlijke borgsom om de kostbare boekrollen uit het archief van Athene in bruikleen te krijgen, zogenaamd om ze te kunnen laten kopiëren, waarna de Egyptenaren ze zich botweg toe-eigenden.) Maar ook over hoe vervalsers, schurken en ‘een enkele geleerde met gevoel voor humor’ misbruik maakten van hun begerigheid, en hen nagemaakte manuscripten of pastiches met clickbait-achtige titels als Wat Thucydides verzweeg in de maag splitsten.

Die begerigheid brengt Vallejo dan weer in verband met haar eigen gekoesterde boekenbezit, haar blije verwondering over de schitterende uitvinding die die verzamelde lettertekens op papier eigenlijk is. (‘Zoals Umberto Eco zegt, behoort het boek tot dezelfde categorie als de kakkerlak, de hamer, het wiel of de schaar: eenmaal uitgevonden valt er niets meer aan te verbeteren.’) En met de ‘zwermen vragen’ die ze over de vroege geschiedenis ervan had, toen ze aan haar research voor Papyrus begon.

Die proberen te beantwoorden is haar voortzetting van het avontuur van die boekenjagers voor de farao, betoogt ze. ‘Op een bepaalde manier zou ik hun onwaarschijnlijke reisgenoot willen zijn, op zoek naar verloren manuscripten, onbekende geschiedenissen.’

Persoonlijke toon

Hier is overduidelijk iemand aan het woord die op meeslepende toon een verhaal kan vertellen. Een toon die ze vasthoudt wanneer ze je in de 500 pagina’s daarna meeneemt van de slagvelden van Alexander de Grote naar het Romeinse stadspaleis Villa dei Papiri, waar 2000 boekrollen door de lava van de Vesuvius ‘vernietigd en tegelijk geconserveerd werden’ en van de allereerste boekhandels met werkplaatsen, ‘waar de slaven bezig zijn in moordend tempo teksten te kopiëren’, naar de middeleeuwse monnikscellen en kloosterbibliotheken, waar een deel van de literatuur van de klassieke oudheid voor het nageslacht werd gered.

En, inderdaad, ‘zwermen vragen’ worden onderweg beantwoord. Hoe de eerste alfabetten, bibliotheekcatalogi en de papyrushandel zich ontwikkelden. Wanneer mensen elkaar verhalen niet meer vertelden of voorlazen, maar (wonderbaarlijke omslag) ze in stilte gingen lezen. Hoe het geschreven woord niettemin een deel van de orale traditie redde. Die kwesties komen in dit informele, associatief encyclopedische werk allemaal voorbij, en nog talloos veel meer, uitgeserveerd in korte hoofdstukjes als compacte deelessays.

Dat dat simpele voorwerp, een boek, ons in staat stelt te reizen in ruimte en tijd, daarover is Vallejo aanstekelijk enthousiast

Papyrus is daardoor, en dankzij de evidente eruditie en vakkennis van de schrijfster, leerzaam op elke pagina. Maar twee elementen van het boek maken het extra aantrekkelijk. Om te beginnen maakt Vallejo haar onderwerp regelmatig persoonlijk. Door te schrijven over, pakweg, de magie van het vroege lezen (‘Als kind dacht ik dat boeken voor mij geschreven waren, dat het enige exemplaar ter wereld zich bij ons thuis bevond’), de orale traditie in verband te brengen met de verhaaltjes die haar vroeger in bed werden verteld of terug te kijken op de bureaucratische initiatieriten die ook zij moest ondergaan om de gewijde studiezalen van de Bodleian Library in Oxford te mogen betreden. Het klinkt misschien koket, maar het werkt uitstekend.

Celebritycultuur

Nog fijner is hoe ze, de geschiedenis verkennend, niet terugdeinst voor het maken van even eclectische als anachronistische vergelijkingen, en telkens dwarsverbanden vindt met het hier en nu. Zo kan ze rustig over de presocratische filosoof Heraclitus (ca. 540 v.Chr.-480 v.Chr.) schrijven: ‘Hij is de vader van Proust, met zijn labyrintische zinnen vol meanders; van Faulkner en zijn warrige, soms vervreemdende monologen; en van Joyce, die in Finnegans Wake de indruk wekt tegelijk in meerdere talen te schrijven, waarvan sommige zelfverzonnen.’ Elders verwijst ze naar Walt Disney, Jorge Louis Borges en de Michelingids, maar ook H.P. Lovecraft, Paul Auster en de Britse heavymetalband Iron Maiden.

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

En zoals het verhaal van een man uit Gades, Hispania – die ze ‘de eerste grote fan uit de geschiedenis’ noemt, omdat hij ‘geobsedeerd was door het verlangen zijn grote idool, de geschiedschrijver Titus Livius, te ontmoeten’ – aanleiding is voor een korte verhandeling over de celebritycultuur, zo legt ze ook moeiteloos het verband tussen Sappho en de (veronachtzaamde) literaire stem van vrouwen door de eeuwen heen, tussen Historiën van Herodotos (485 v.Chr.-425 v.Chr.) en het spook van ‘alternatieve feiten’.

Dat er, dankzij boeken, een directe lijn loopt van toen naar nu, is precies een van de dingen waar Irene Vallejo zo aanstekelijk enthousiast over is. Dat dat simpele voorwerp ons in staat stelt te reizen in ruimte en tijd, kennis te nemen van zaken die eeuwen geleden gebeurden, woorden die in lang vervlogen tijden geschreven werden, de avonturen van ruiters die in opdracht van een farao een land doorkruisten.

‘Vandaar dat ik tegen al diegenen die apocalyptische voorspellingen doen over de toekomst van het boek zeg: respect,’ schrijft ze ergens over datgene waar Papyrus een sprankelend eerbetoon aan is. ‘Zo veel dingen met een duizendjarige geschiedenis die we nog steeds gebruiken zijn er niet.’

Irene Vallejo

Papyrus. Een geschiedenis van de wereld in boeken

Oorspr. El infinito en un Junco, vertaling Adri Boon

Uitgeverij Meulenhoff

naar de vpro boekengids