VPRO Gids 47

21 november t/m 27 november
Pagina 34 - ‘Niet alle mensen worden broeder’
papier
34

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Niet alle mensen worden broeder

Dirk-Jan Arensman

In De orde doet John Dickie de geschiedenis van de vrijmetselarij uit de doeken. Het genootschap spreekt nog altijd tot de verbeelding en de geheimzinnigdoenerij is ideaal voer voor complotdenkers.

Een nieuwe vrijmetselaar ondergaat de inwijdingsrituelen

Vastberaden waren de katholieke beulen van de Heilige Officie der Inquisitie toen ze de veertigjarige juwelier John Coustos uit Londen op 14 maart 1743 oppakten voor een koffiehuis in Lissabon en hem overbrachten naar ‘een van de meest gevreesde gebouwen in Europa’, het Estauspaleis. Ze zouden álle duistere geheimen uit hem krijgen die hij kende als lid van ‘de sekte der vrije metselaren, een verschrikkelijk samenstel van heiligschennis, sodomie en veel andere afschuwelijke misdaden’.

Zestien maanden lang werd hij in hun kerkers op de meest gruwelijke manieren gemarteld. Met touwen aan zijn armen en benen bijna gevierendeeld, waarna de lussen werden aangetrokken tot ze diep zijn vlees in zaagden. (‘Bloed spatte op de vloer onder hem.’) Of onderworpen aan de beruchte wipgalg, waarbij zijn armen geleidelijk achter zijn rug omhoog werden getrokken, met de handpalmen naar buiten, ‘net zolang tot de ruggen van zijn handen elkaar raakten’, om hem vervolgens aan die armen op te hijsen tot ze uit de kom raakten ‘en hij bloedde uit zijn mond’.

De in mysterieus stilzwijgen gehulde tradities en handdrukchoreografietjes lijken louter bedoeld om een onderlinge band te scheppen

En ondertussen maar vragen op hem afvuren. Wat wás de vrijmetselarij precies? Welke regels en doelstellingen kende het genootschap? Wat gebeurde er precies tijdens hun logevergaderingen? Waarom lieten ze geen vrouwen toe? En waarom die zwijgplicht aan de leden opgelegd?

Kortom: ‘Wat hebben jullie allemaal te verbergen?’

Coustos doorstond negen van dergelijke foltersessies voordat hij op 21 juni 1744 met andere zondaars in processie door de straten moest trekken, om uiteindelijk in het openbaar zijn vonnis te horen. Acht van zijn medegevangenen werden ter plekke levend verbrand, maar wonder boven wonder werd hij veroordeeld tot slechts vier maanden dwangarbeid. En na tussenkomst van de Britse regering keerde hij eind dat jaar als vrij man terug in Londen.

Profaan

Althans, zo beschreef hij het zelf in zijn rijkelijk met martelgravures geïllustreerde verslag The Sufferings of John Coustos for Free-Masonry (1745), een tot in de negentiende eeuw herdrukte bestseller.

De werkelijkheid was minder heldhaftig, noteert de Britse historicus John Dickie (1963) droogjes in zijn fascinerende geschiedenis van het internationale genootschap, De orde. Uit de transcriptie van zijn verhoor door de inquisitie, twee eeuwen later opgedoken in een archief, bleek Coustos de maçonnieke geheimen niet alleen te hebben prijsgegeven, ‘de inquisiteurs hadden hun mond amper opengedaan of hij begon hun vragen al te beantwoorden’.

Klinkt schokkend. Zeker als je niet veel later leest welke straffen er volgens de vrijmetselaarsliturgie op een dergelijk vergrijp stonden: ‘Niet minder een straf dan dat mij de hals ware afgesneden, mijn tong uitgerukt bij de wortel en mijn lichaam ware begraven in het zand van de zee bij laagwater op een kabeltouw lengte van de kust, waar eb en vloed elkaar tweemaal per vierentwintig uur afwisselen.’

Maar hoe huichelachtig ook, grote schade bracht Coustos’ loslippigheid zijn broederschap niet toe. Om de doodeenvoudige reden dat alles wat zijn ondervragers wilden weten allang in talloze pamfletten te lezen stond. ‘Onthullingen over de vrijmetselarij – “verradersgeschriften” in het jargon – zijn bijna even oud als de vrijmetselarij zelf.’

Bovendien: wanneer Dickie de daarin beschreven mengelmoes van theatrale (initiatie)riten, ceremonies en sympathieke verlichtingsidealen op een rijtje zet, blijkt die allerminst spectaculair. Kort samengevat is de vrijmetselarij ‘een genootschap van mannen – en mannen alleen – die zich krachtens een eed hebben verbonden aan een methode tot zelfverbetering’. Eentje waarin wordt gestreefd naar egalitaire vredelievendheid, geestelijke en spirituele zelfontplooiing en charitas, onder het goedkeurende oog van de ‘Opperbouwmeester des Heelals’. Waar onder het genot van flinke hoeveelheden alcohol naar lezingen over filosofie en wetenschap wordt geluisterd. En waarbinnen in mysterieus stilzwijgen gehulde tradities en handdrukchoreografietjes louter lijken te bestaan om een onderlinge band te scheppen en bevestigen.

Kennis ervan bewijst domweg dat je ‘bij de club hoort’; geen ‘profaan’ bent, zoals niet-leden heten.

Schotland

Geen erg opwindend gezelschap voor iemand als Dickie, ben je geneigd te denken, aangezien die zijn naam vestigde met een standaardwerk over die ándere zwijgzame mannenvereniging, Cosa Nostra: A History of the Sicilian Mafia (2004). Maar hij vertelt hun geschiedenis in dit boek, opgedeeld in hoofdstukken spelend in onder meer Londen, Parijs, Washington en Arezzo, met het aanstekelijke plezier van een uitstekende verhalenverteller en een prettige mengeling van sympathie en wetenschappelijke distantie.

Terugkerend thema: de suggestie van exclusief aan de maçon voorbehouden (occulte) wijsheden verleende de orde een onweerstaanbare aantrekkingskracht, nog versterkt door de zeer reële netwerkmogelijkheden die het lidmaatschap bood. Maar diezelfde geheimzinnigdoenerij bleek door de eeuwen heen ook ideaal voer voor complotdenkers van allerlei gezindten.

In hun eigen licht zelfmythologiserende geschiedschrijving voeren de vrijmetselaars de oorsprong van hun genootschap terug tot de bouwers van de tempel van de Bijbelse koning Salomo. Feitelijk werden de fundamenten ervan gelegd in Schotland, eind zestiende eeuw, toen metselaars en steenhouwers zich in gildeachtige loges verenigden om hun belangen te verdedigen en de geheimen van hun ambacht te beschermen. In de eeuw daarna breidden die zich via handel en veldtochten van het Schotse leger geleidelijk naar het zuiden uit. En nadat vier Engelse loges in 1717 in bierhuis The Goose & Gridirion in Londen bijeenkwamen om gezamenlijke regels overeen te komen, doken er binnen betrekkelijk korte tijd over de hele wereld duizenden loges op.

Wat heet, astronaut Buzz Aldrin stichtte in juli 1969 zelfs de Tranquility Lodge op de maan.

Franse Revolutie

De jaren zestig van de vorige eeuw waren dan ook hoogtijdagen, met alleen al in de VS naar schatting vier miljoen leden. (Tegenwoordig zijn het er waarschijnlijk zes miljoen wereldwijd, waarvan zevenduizend in Nederland.) Er valt een indrukwekkende lijst van beroemdheden vrijmetselaars op te stellen, onder wie George Washington en dertien (!) latere Amerikaanse presidenten, Wolfgang Amadeus Mozart en Johan Wolfgang Goethe, Winston Churchill, Robert Burns, Walt Disney en, pakweg, basketballer Shaquille O’Neal. Rudyard Kipling, in 1886 ingewijd in de loge Hope & Perseverance in Lahore, bezong in het extatische loflied ‘The Mother Lodge’ de klassen- en rassenverschillen overstijgende verbroedering die hij daar ervoer. (‘Outside – ‘Sergeant! Sir! Salute! Salaam!’/Inside – ‘Brother’, an’ it doesn’t do no ‘arm.’) En voorbeelden van oververtegenwoordiging van maçon in overheidsdiensten en op andere invloedrijke plekken zijn er ook legio.

Maar dat (netwerk)succesverhaal heeft dus ook een keerzijde.

Van alles – van het uitbreken van de Russische Revolutie tot het zinken van de Titanic – is de orde in de schoenen geschoven

Zo opende de Franse priester Abbé Augustin de Barruel zijn verbitterde Mémoires pour servir à l’histoire du jacobinisme (1797) met zijn ‘theorie’ dat de complete Franse Revolutie, inclusief ‘zelfs de gruwelijkste misdaden’, was ‘uitgedacht, overeengekomen en besloten’ door die verdorven vrijmetselaars. Dictator Franco was ervan overtuigd dat ze tot de belangrijkste vijanden van katholiek Spanje behoorden, en richtte speciale tribunalen voor hen op. Ook door Mussolini en Hitler werden ze als volksvijanden vervolgd. Zo ongeveer alles – van het uitbreken van de Russische Revolutie tot het zinken van de Titanic – is de orde in de schoenen geschoven.

Pianospelende krokodil

Bijdrage uit de moslimwereld, waar de vrijmetselarij alleen in Libanon en Marokko níét verboden is: volgens Hamas is het ‘een spionagenetwerk opgezet door de Joden om “samenlevingen te verwoesten en de zionistische zaak te bevorderen”’.

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Dickie beschrijft het allemaal nauwgezet en soms met gerechtvaardigde verontwaardiging. Maar hij is ook niet blind voor individuele vrijmetselaars die de reputatie van hun broederschap bepaald geen goed deden. Voor de beruchte corrupte loge P2 (‘Propaganda Due’), die onder ‘poppenspeler’ Licio Gelli inderdaad een bijzonder onfrisse rol speelde in het Italië van de jaren zeventig. Of voor die merkwaardige Léo Taxil (1854-1905).

Taxil was een beruchte papenvreter én maçon, tot hij zich in 1885 plotseling juist bekeerde tot het katholieke geloof en in een reeks pamfletten de geheimen van zijn voormalige broeders begon te onthullen. Satanisten waren het, wier rituelen ontaardden in ‘beestachtige vormen van zinnelijkheid en hoererij zoals die sinds het oude Babylon niet meer waren vertoond’. De leidsvrouw van een gemengde subsekte, Zuster Sopia-Sapho, was een ‘vurige lesbienne’, die nieuwe zusters tijdens orgieën tot seks dwong ‘met het geheiligde brood in haar vagina’. En elders was er zelfs sprake van een duivelse, pianospelende krokodil!

Geschokte gelovigen maakten Taxil tot een vermogend man. Bewonderaar paus Leo XIII liet hem op audiëntie komen. En toen, na twaalf jaar, bekende hij tijdens een bijeenkomst in de chique vergaderzaal van de Société de Géographie alles uit zijn duim te hebben gezogen.

Terwijl vrienden hem in veiligheid brachten voor het woedende publiek, schaterlachte Taxil om zijn eigen geslaagde hoax.

Maar ja, het beeld van die pianospelende krokodil bleef ongetwijfeld hangen.

John Dickie

De orde (oorspr. The Craft)

Vertaling Hans E. van Riemansdijk

Uitgeverij Ambo/Anthos