VPRO Gids 47

21 november t/m 27 november
Pagina 10 - ‘De geest blijft uit de fles’
papier
10

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

De geest blijft uit de fles

Marten Minkema

Ooit liep Nederland voorop met parapsychologisch onderzoek, maar daar kwam een eind aan door gebrek aan geld en resultaat. Wordt het niet eens tijd om de draad weer op te pakken? ‘Het is voor mij ook prima als het anders zit.’

Paragnost Gerard Croiset aan het werk tijdens een consult

In een gebouwtje te Odijk staat onze complete parapsychologische geschiedenis bij elkaar. ‘Veel ervan is uit de prullenbak gevist en van de vuilstort gered,’ vertelt directeur Wim Kramer, die voorgaat langs de tientallen verzamelde archieven bij Stichting Het Johan Borgman Fonds. Aan de muur hangen zeeschilderingen van de naamgever, een paranormaal genezer. Links wijst Kramer op zeker honderd dozen van spiritistenvereniging Harmonia (credo: ‘er is geen dood’), rechts liggen de mappen van raketgeleerde Johan Kooy, die diepgaand en serieus onderzoek deed naar voorspellende dromen. Een prominente hoek is ingericht voor de netjes gesorteerde papierberg van paragnost Gerard Croiset. Broederlijk daarnaast rust het boze verzameld werk van referendaris Ottevanger, wiens levenstaak het was om ieder geloof in het paranormale te bestrijden (citaat uit zijn geschriften: ‘Belachelijk! Schandelijk! Wat een grote onzin is dit!’). Veel nieuws komt er niet meer bij, denkt Kramer. Parapsychologie brandt op een laag pitje, de laatste actievelingen zijn meestal oud.

Aan de belangstelling voor het spirituele ligt het niet. Dat blijft onverminderd populair, alleen is de focus verschoven. Nu ligt die bij yoga en mindfulness, vroeger gingen hele volksstammen naar de handoplegger en helderziende. Een speciaal PTT-busje leverde volle postzakken af bij de tot in Amerika en Japan beroemde Croiset, op de enveloppen van heinde en ver stond soms alleen zijn naam. In de brieven vroegen radeloze rechercheurs of hij beelden zag bij een onopgeloste vermissing, artsen schreven hem aan met 'Amice' om een patiënt te helpen. Of Croiset dat altijd kon is een tweede. Maar zijn ingevingen waren vaak frappant en hij voorspelde de vindplaats van menig lijk.

Klopgeest

Intussen werkte zijn Utrechtse plaatsgenoot Wilhelm Tenhaeff aan een wetenschappelijke onderbouwing. Als 's werelds eerste hoogleraar parapsychologie verzekerde Tenhaeff dat iedereen buitenzintuiglijke gaven heeft, maar dat die sluimeren en meestal niet tot bloei komen. Een grote doorbraak van het vakgebied leek aanstaande, maar in de jaren tachtig stokte de revolutie. Groot probleem was de herhaalbaarheid van het onderzoek. Behaalde resultaten bleven zelden staan, ook vanwege het merkwaardige ‘afname-effect’, waarbij gunstige uitkomsten verdwijnen naarmate je een proef langer uitvoert. Is iemand bijvoorbeeld goed in verborgen nummers raden of hoge ogen gooien, dan scoort die eerst uitstekend, maar daarna steeds wat minder. Een verklaring werd gezocht in de gortdroge aard van de experimenten, waarbij je na de zoveelste poging onmogelijk de aandacht kon houden. Toch is het gek dat een 'toename-effect' niet bestaat, ook niet na honderdduizend keer de dobbelstenen werpen – ja, echt gedaan, zowel nuchter als onder invloed van paddenstoelen en lsd.

‘Het is hoe dan ook opvallend dat sommige onderzoekers vaak positieve uitkomsten hebben en andere nooit’

Jacob Jolij

Anno 2020 is nog een handjevol Nederlandse wetenschappers deels en uit eigen interesse actief in de parapsychologie. Hoe anders is dat elders in Europa. Verreweg het grootste continentale centrum is het Institut für Grenzgebiete der Psychologie und Psychohygiene (IGPP) in Freiburg, waar tientallen onderzoekers emplooi hebben dankzij een flinke jaarlijkse toelage uit de erfenis van het schatrijke Volkswagen-echtpaar Asta en Christian Holler.

Het spectrum is hier breed, van ufoverschijningen, sjamanisme, tijdservaring en slaapverlamming tot occultisme in de kunst en het in één nacht wit worden van haar. Dit onder strikte bewaking van het wetenschappelijk niveau, want anders is er natuurlijk geen houden meer aan. In Groot-Brittannië gaan ze daar wat losser mee om. Weliswaar doen wetenschappers op tal van universiteiten van Londen tot Edinburgh uitmuntend statistisch parapsychologisch onderzoek volgens het boekje, maar in één adem door vertellen ze dan een smeuïg spookverhaal of proberen 's nachts een klopgeest op heterdaad te betrappen, waarover dadelijk nog iets meer.

Nummergenerator

In eigen land timmert psycholoog Jacob Jolij van de Rijksuniversiteit Groningen momenteel het meest aan de weg. In zijn pas verschenen boek Wat is bewustzijn nou eigenlijk? manoeuvreert hij behendig tussen hersenonderzoeker Dick Swaab en cardioloog Pim van Lommel. Swaab ziet het bewustzijn louter als product van ons brein en vertegenwoordigt daarmee de materialistische visie. Zijn tegenstrever Van Lommel onderzocht jarenlang bijna-doodervaringen en denkt dat lichaam en geest los van elkaar staan. Het probleem met dat dualisme is de onstoffelijkheid van de geest. Daardoor kan hij geen energie dragen die nodig is om contact te leggen met hersencellen en daar iets gedaan te krijgen. Dat gebeurt intussen wel, dus moet die energie uit het niets komen en dat is onmogelijk volgens onze natuurkundige wetten.

Maar op de materialistische visie van Swaab is ook wat aan te merken, want waar komen toch de mysterieuze resultaten vandaan uit de experimenten met de nummergenerator? Dat is een computer die continu willekeurige getallen aanmaakt. Jolij vertelt over testen in Freiburg van zijn collega Walter von Lucadou. ‘Die zet proefpersonen achter een scherm, waarop een figuurtje onder invloed van een nummergenerator naar links en rechts beweegt. De opdracht is om op het toetsenbord de code te vinden waarmee je dat figuurtje zelf kan sturen. Alleen: het toetsenbord is niet aangesloten, doet niks. Dat is ook de eerste indruk als je na afloop de cijfers uit de generator bekijkt.

Maar daarnaast leg je dan allemaal variabelen die Von Lucadou tijdens het experiment noteerde: de temperatuur in de kamer, hoe vaak de proefpersoon op een toets tikte, zijn lengte of schoenmaat; wel honderd verschillende cijfers die over van alles kunnen gaan. En dan blijkt opeens dat er verband is tussen een aantal van die cijfers en de getallenlijst die de generator produceerde. Daar zit een patroon in en dat wijst op beïnvloeding, op microtelekinese. Een echt duidelijk resultaat hoor, wel drie of vier keer groter dan je op basis van toeval zou verwachten.’ Raar? Ja, erg raar. Maar wel wetenschap.

Zwarte doos

Dat roept meteen vragen op over het telekinese-experiment uit december 1964 van de vpro-televisie. In een zaaltje vol professoren hing een driehoekig bord met pinnen als op een spijkerbed waartussen stalen balletjes naar beneden stuiterden. Het miljoenenpubliek thuis kreeg het verzoek om de ballen naar links of rechts te denken, geholpen door een pijl in beeld die de gewenste kant wees. Ondanks het vurig meewensen van half Nederland was het resultaat teleurstellend. De afwijking was minimaal en het geloof in telekinese kreeg een flinke knauw.

Een speciaal PTT-busje leverde volle postzakken af bij de tot in Amerika en Japan beroemde Croiset

Maar zo werkt het dan ook niet, legt Jolij uit. ‘Het resultaat is nooit direct te manipuleren. Je weet van tevoren niet waar de correlatie opduikt, alleen dat die ergens zal zijn als je maar genoeg variabelen noteert en die vergelijkt met de cijfers uit de computer.’ Zelf experimenteerde hij met een nummergenerator op muziekfestival Lowlands, waar iedere bezoeker mentaal mocht meesturen. Het resultaat was ook hier verbluffend, terwijl een tweede nummergenerator thuis in Groningen op hetzelfde moment niks bijzonders produceerde. ‘Het gekke is: ik liet de generator op Lowlands voor ieder cijfer nog een extra nummer aanmaken en naar mijn harde schijf sturen, om later de analyseren... en ook daar kwam niks uit. Wat de mogelijkheid openlaat dat we op Lowlands alleen mooie resultaten zagen omdat we die zo graag wilden ontdekken.’

Dat maakt nog eens duidelijk hoe moeilijk het paranormale zich laat vangen. Zelf was ik twintig jaar geleden in Engeland om verslag te doen van een zwarte doos, de Spontaneous Psychological Incident Recorder (Spider). Die bevatte allerhande sensoren voor temperatuur en bewegingen, een opnameapparaat voor geluid en een camera. Al meer dan tien keer had de doos wekenlang in door verschijningen geplaagde huizen gestaan, geduldig wachtend op een anomalie. Maar helaas, zonder resultaat. Oh ja: één keer was een muziekmobiel boven een wiegje spontaan gaan draaien en spelen, terwijl de kat binnenliep en er aandachtig naar keek.

Medebedenker van de Spider was de vermaarde parapsycholoog Tony Cornell, die voor mijn microfoon in zijn schemerige huis mijmerde over het uitblijven van bewijs. Misschien keken we verkeerd, misschien moesten we de fenomenen bij de mensen zelf zoeken. Gaandeweg dommelde ik een beetje in. Dat moet Tony zijn opgevallen, want plotseling viel hij drie seconden stil, keek mij in het halve duister strak aan en sprak langzaam de volgende woorden, waar ik nog steeds de rillingen van krijg: ‘Maar weet je... dit gesprek heeft nooit plaatsgevonden. Ik ben namelijk een spook.’

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Ontmaskering

‘Het is hoe dan ook opvallend,’ zegt Jolij, ‘dat sommige onderzoekers vaak positieve uitkomsten hebben en andere nooit. Zo heeft Edwin May van het Amerikaanse Stargate Project [een spionageprogramma met hulp van helderzienden dat in 1995 is gestopt, red.] vaak geluk en ikzelf ook. Hoe dat kan? Eerste hypothese: we flessen de boel. Dan doe ik dat onbewust en hoop ik op snelle ontmaskering. Een tweede mogelijkheid is dat we met onze aanwezigheid onbewust de proef beïnvloeden. Dat heeft nogal consequenties, bijvoorbeeld dat je niet de paranormale gaven van honderden proefpersonen onderzoekt, maar die van jezelf! En dat de hele wetenschap dan met hetzelfde probleem zit, dat wetenschappers in vele vakgebieden nietsvermoedend de uitkomst van hun eigen onderzoek sturen.’ Alleen al om dat te onderzoeken is het tijd voor een herwaardering van de parapsychologie, bepleit Jolij.

En stel, als inderdaad blijkt dat de geest ook buiten het hoofd kan waaien, dan staat de materialistische kijk op het brein van Dick Swaab op de tocht. ‘Die aanname is dan voor het eerst falsificeerbaar.’ In het laatste hoofdstuk van zijn boek speculeert Jolij over een alternatieve plek waar ons bewustzijn en alle herinneringen dan wel wonen, als ons stoffelijke brein te klein en beperkt is. Misschien in een andere dimensie, die bestaat uit een zee van bewustzijn waar we direct mee zijn verbonden en waar we allemaal uit tappen. Dat zou ook kunnen verklaren waarom we soms dingen zien die er niet zijn, of die nog gaan gebeuren. Maar Jolij houdt honderd slagen om de arm. ‘Het is voor mij ook prima als het anders zit, ik wil gewoon heel graag weten hoe dan wel.’