VPRO Gids 41

10 oktober t/m 16 oktober
Pagina 34 - ‘Voorhoedeloopsters’
papier
34

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Voorhoedeloopsters

Dirk-Jan Arensman

De feministische gezusters Olivier waren hun tijd in veel opzichten ver vooruit, laat Sarah Watling zien in haar kwartetportret Nobele wilden. Margery, Daphne, Noel en Brynhild werden pijnlijk geconfronteerd met de beperkingen die ze als vrouw kregen opgelegd.

Vlnr: Daphne, Margery, Noel (zittend onderaan) en Brynhild Olivier

Ziedend was Christopher Hassall, voormalig dichter/musicallibrettist en op zijn vijftigste een gevestigd lid van de culturele high society, toen hij op 7 september 1962 éíndelijk Noel Olivier had ontmoet.

Was dit haar nu? De vrouw achter wie hij als biograaf van Rupert Brooke twee jaar lang had aangejaagd? Een van de gezusters Olivier, de vier beeldschone dochters van Sydney Olivier, socialistisch lid van de Fabian Society, die kort na de eeuwwisseling zoveel opzien hadden gebaard? Die in de bossen van Limpsfield, Surrey opgroeiden in een vrijgevochten bohemienidylle, omringd door Russische anarchisten, schrijvers en intellectuelen? Die tot de vriendenkring van de Bloomsburygroep behoorden, al kamperend en naaktzwemmend de hoofden van H.G. Wells, David ‘Bunny’ Garnett en George Bernard Shaw op hol brachten, door D.H. Lawrence ‘walgelijk’ werden bevonden en Virginia Woolf, die hun vriendenclubje ‘Neo-Pagans’ doopte, voor een raadsel stelden? En, niet in de laatste plaats, de zussen op wie ‘zijn’ war poet waarschijnlijk alle vier verliefd was geweest?

Pogingen van tienermeisjes om ‘gelijke tred te houden met het mannelijke verstand’ zouden schadelijk zijn voor de ontwikkeling van hun voortplantingsorganen

Verreweg het meest van de kaart was Brooke van Noel, die hij in 1908 ontmoette, toen hij twintig was en zij vijftien, en met wie hij vier jaar lang vooral van zijn kant verhitte (liefdes)brieven uitwisselde. Totdat ze, o gruwel, definitief zijn huwelijksaanzoeken afwees.

Vijftig jaar later was die femme fatale dus het deftige Londense huis van Hassalls zus binnen komen lopen. ‘Een piepklein, verschrompeld oud vrouwtje zonder hoed maar met een grote bos sneeuwwit haar, trekkend met haar rechterbeen,’ aldus Hassall. Een ‘armoeiig sloofje’ met ingevallen gezicht en een grote steekneus, die in alles ‘geschonden’ leek.

Weeromstuit

Redenen voor die weinig vleiende beschrijving? Haar correspondentie met Brooke, die Hassall dolgraag wilde inzien, had Noel niet meenomen. Passages in zijn eigen manuscript waarin ze figureerde wenste ze niet met hem te bespreken. En de belofte een haastig meegegeven kopie thuis door te lezen kwam ze nooit na. Haar eraan herinneren kon helaas niet: ze had de perplexe biograaf niet eens verteld waar ze woonde. Dat klinkt misschien als nogal kinderachtig verstoppertje spelen. Maar, maakt Sarah Watling duidelijk in haar uitstekende kwartetportret van de zussen, Nobele wilden, onbegrijpelijk was het niet.

Om te beginnen hadden de Oliviers verbijsterd moeten toezien hoe, nadat Brooke in 1915 op weg naar de Dardanellen sneuvelde, ‘de man die ze met al zijn zwakheden door en door hadden gekend voor hun ogen tot een mythische held werd omgevormd’. In een necrologie van de hand van Winston Churchill in de The Times neergezet als toonbeeld van vaderlandslievende opofferingsgezindheid, terwijl Noel in een haastig in elk geflanste hagiografie volledig werd doodgezwegen.

Van de weeromstuit besloten de zussen, beducht voor verdraaiingen, hun versie van wat ze in hun (jeugd)kringen meemaakten voortaan voor zich te houden. En daarbij, suggereert Watling: waarom zouden ze zich ook telkens opnieuw laten ‘casten’ in een bijrol? Als dienende stemmen in de levensverhalen van beroemd geworden mannen?

Of die strijdbare gedachte werkelijk een motief was? Zeker is dat Watling overtuigend laat zien dat de gezusters Olivier zelf hun tijd in veel opzichten ver vooruit waren. Feministische voorhoedeloopsters, die soms pijnlijk werden geconfronteerd met de beperkingen die ze als vrouw opgelegd kregen.

Vrouwenrechten

In huize Olivier zelf was van dergelijke beperkingen geen sprake. Als jonge kinderen werden Margery, Brynhild, Daphne en Noel opgevoed volgens ‘de principes van de vrijheid’, wat inhield dat ze naar hartenlust in bomen mochten klauteren, wild rondrennen en ‘spontaan’ in vijvers springen. (Een kindermeisje vroeg zich mismoedig af ‘of alle socialistenkinderen zo vermoeiend’ waren.) Terwijl de heersende opvatting was dat pogingen van tienermeisjes om ‘gelijke tred te houden met het dynamische mannelijke verstand’ schadelijk was voor de ontwikkeling van hun voortplantingsorganen, kregen zij een gedegen (universitaire) opleiding. En ook de invloed van moeder Margaret Cox, voorvechtster van het vrouwenkiesrecht, miste haar uitwerking niet.

Nog voor hun twintigste gingen haar dochters discussies over vrouwenrechten aan, zich openlijk ergerend aan het gebrekkige weerwoord van mannen ‘die het absoluut niet verdienden te mogen stemmen’. En in hun verdere leven bleven ze met wisselend succes streven naar een gelijkwaardig bestaan.

De in dat verband minst interessante zus is Brynhild, die beeldschoon en sociaal sterk, maar ambitieus noch overdreven geëngageerd was. Wel opmerkelijk: als getrouwde vrouw nam ze een minnaar, en was vervolgens hogelijk verbaasd dat haar echtgenoot, toch in dezelfde progressieve kringen opgegroeid, weinig begrip had voor dat staaltje vrije liefde. Wat heet, Hugh Popham begon prompt een wraakverhouding, weigerde aanvankelijk een echtscheiding (overspel van de vrouw was wel een wettelijke scheidingsgrond, overspel van de man niet) en kreeg uiteindelijk de voogdij over hun kinderen toegewezen.

Ze had nooit gedacht dat hij zijn voordeel zou doen met ‘zulke onfeministische wetten’, schreef Brynhild haar minnaar, Raymond Sherrard, met wie ze zich terugtrok op een zieltogend boerderijtje voordat ze op 47-jarige leeftijd aan kanker overleed.

Schizofreen

Bryns oudste zus Margery was in haar jonge jaren de meest veelbelovende en politiek bewuste Olivier. Ze liep naast haar moeder tijdens protestmarsen van de Suffragettes. Ze studeerde economie aan Newnham College, Cambridge en zat daar in het bestuur van de eerste studentenvereniging voor mannelijke én vrouwelijke studenten. Ze had kortom ‘alle reden om te verwachten dat ze later belangrijk werk zou krijgen’.

Maar in 1916, kort na het verbreken een verloving, raakte de altijd onafhankelijke Margery ironisch genoeg bevangen door het waanidee dat meerdere mannen smoorverliefd op haar waren. Nadat ze meermaals in haar nachtjapon door Londen had gedwaald, zoekend naar een zogenaamde aanbidder, werd ze als schizofreen gediagnosticeerd. En de rest van haar leven (nog tweeënveertig jaar) sleet ze in uiteenlopende psychiatrische inrichtingen.

Noel slaagde erin vier dochters groot te brengen zónder haar bloeiende praktijk als kinderarts op te geven

Daphne, de op een na jongste, werd rond dezelfde tijd opgenomen wegens een zenuwinzinking en zal een glimp hebben opgevangen van wat haar zus al die decennia te verduren zou krijgen. Haar eigen ‘rustkuur’, vaak voorgeschreven aan ‘nerveuze en hysterische vrouwen’, bestond uit het ‘sederen en immobiliseren’, het voorkomen van elke vorm van intellectuele stimulatie en ‘het verorberen van enorme hoeveelheden voedsel’.

Wonder boven wonder herstelde zij wél volledig. Om als onderwijzeres met een hang naar het spirituele in 1923 tijdens een lezing van Rudolf Steiner dusdanig begeesterd te raken door diens antroposofische leer en charisma dat ze zich tot een ware discipel ontpopte.

Praktische prestatie: samen met haar echtgenoot richtte ze twee jaar later de eerste Nieuwe School in Groot-Brittannië op, die begon met vijf docenten en zeven leerlingen, maar onder hun gezamenlijke leiding levensvatbaar bleek en tot op de dag van vandaag bestaat.

Kinderarts

Maar hét succesverhaal van het kwartet is ongetwijfeld Noel.

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Mede dankzij de plotselinge kansen die vrouwen tijdens de Eerste Wereldoorlog geboden kregen, verwezenlijkte zij haar droom aan het University College London geneeskunde te studeren. Ze huwde niet iemand uit artistieke Londense kringen, maar de pretentieloze Welshe collega-arts Arthur Richards. (‘Waarom, waarom ben je niet met een van die romantische jongemannen getrouwd?’ schreef Virginia Woolf verbijsterd.) En vervolgens slaagde ze erin met hem vier dochters groot te brengen zónder haar bloeiende praktijk als kinderarts op te geven.

Ze was kortom heel wat meer dan ‘die vrouw die Rupert Brooke afwees’. Een episode waarvan de nasleep overigens duidelijk maakt dat Brooke allerminst een smetteloze engel was en de vrouwenemancipatie nog een lange weg te gaan had.mToen James Strachey hem opbiechtte tedere gevoelens voor Noel te koesteren, schreef Brooke namelijk in een vileine brief dat het waanzin zou zijn hun vriendschap op het spel te zetten ‘voor een kleine kans op een kut’. En Noel? Die zou binnenkort, wanneer ‘de eicellen opeens als doppertjes naar buiten floepen’, sowieso ‘rijp voor wie dan ook’ zijn: ‘Een of andere tamelijk kleine man met een glimmend hoofd, vermoedelijk een syfilislijder & beslist een Jood. Ze zal zich aan zijn voeten werpen en hem vragen haar te nemen. En dat zal hij vast en zeker doen.’

Leuke wending van het lot, na die misogyne tirade: in 1932, twaalf jaar nadat ze allebei met een ander waren getrouwd, kregen Noel en Strachey alsnog een (tijdelijke) liefdesverhouding, en toen James in 1967 stierf waren ze nog altijd innig bevriend.

Nobele wilden. De Oliviers: vier vrouwenlevens

(oorspronkelijk Nobel Savages. The Olivier Sisters, vertaling Mariella Duindam)

Uitgever Athenaeum