‘Hallo, met Geile Bertus.’
‘Hoe gaat het, pap?’
‘Slecht.’
Met deze dialoog dendert Mirjam Liesker de Nederlandse letteren binnen. Het is de opening van De dood van een hypochonder, een tragikomische roman over de relatie tussen Minne en haar onmogelijke stiefvader – een man die ondanks zijn diabetes rustig vijf Hematompoucen achter elkaar eet, die foto’s heeft ingelijst van heroïnehoertjes die hij achter het Centraal Station oppikte en die in de C&A op de Nieuwendijk tegen zijn favoriete verkoopster roept dat hij haar graag een beurt geeft in de pashokjes. Een man die vandaag de telefoon opneemt als Geile Bertus en morgen als Kees Klitoris.
Mirjam Liesker is als debutant een geval apart. Ze is net zestig geworden, werkt als kapster in Amsterdam en had voordat ze begon met schrijven zelden een boek gelezen. ‘Een vloek en een zegen,’ noemt ze die achtergrond zelf. ‘Als ik geen kapster was geweest hadden ze misschien gedacht: nou ja, wel aardig. Maar omdat ik kapster ben en helemaal niets had met literatuur is het wel bijzonder. Ik zeg altijd: mijn beroep is kapster, maar dat is niet wie ik ben. Ik ben gewoon een heel creatief, impulsief persoon die om allerlei redenen heel lang heeft stilgestaan.’