Mirjam Liesker werkt als kapster in Amsterdam én debuteert met de roman De dood van een hypochonder. ‘Hoe heb ik het in mijn hoofd gehaald om te bedenken dat ik ook zoiets zou kunnen schrijven?’

‘Hallo, met Geile Bertus.’

‘Hoe gaat het, pap?’

‘Slecht.’

Met deze dialoog dendert Mirjam Liesker de Nederlandse letteren binnen. Het is de opening van De dood van een hypochonder, een tragikomische roman over de relatie tussen Minne en haar onmogelijke stiefvader – een man die ondanks zijn diabetes rustig vijf Hematompoucen achter elkaar eet, die foto’s heeft ingelijst van heroïnehoertjes die hij achter het Centraal Station oppikte en die in de C&A op de Nieuwendijk tegen zijn favoriete verkoopster roept dat hij haar graag een beurt geeft in de pashokjes. Een man die vandaag de telefoon opneemt als Geile Bertus en morgen als Kees Klitoris.

Mirjam Liesker is als debutant een geval apart. Ze is net zestig geworden, werkt als kapster in Amsterdam en had voordat ze begon met schrijven zelden een boek gelezen. ‘Een vloek en een zegen,’ noemt ze die achtergrond zelf. ‘Als ik geen kapster was geweest hadden ze misschien gedacht: nou ja, wel aardig. Maar omdat ik kapster ben en helemaal niets had met literatuur is het wel bijzonder. Ik zeg altijd: mijn beroep is kapster, maar dat is niet wie ik ben. Ik ben gewoon een heel creatief, impulsief persoon die om allerlei redenen heel lang heeft stilgestaan.’

‘Mijn stiefvader kwam uit de televisiewereld. Het is echt een wonder dat hij nooit is aangeklaagd, want hoe hij met vrouwen omging…’

Mirjam Liesker

Schrijversvakschool

Over die redenen dadelijk meer. Eerst moet ze vertellen hoe ze, toen na haar scheiding ook haar vier dochters de deur uit waren, eindelijk tijd had om ‘iets creatiefs’ te doen. Ze vierde haar nieuw verworven vrijheid door zich op te geven voor een schrijfcursus van de Schrijversvakschool. ‘Ik kwam binnen en voelde me zó geïntimideerd door die andere mensen, die allemaal hele hoge opleidingen hadden gedaan en zo belezen waren en alles van literatuur wisten. Ik dacht: ik ga nu die klas uit, ik ga wel een andere cursus doen. Hoe heb ik het in mijn hoofd gehaald om te bedenken dat ik ook zoiets zou kunnen schrijven? Ik schreef wel eens een verhaaltje en daar moest mijn moeder dan heel hard om lachen, maar ja, dat is je moeder. Ik wist helemaal niets. Ik weet nog dat ik bijna in tranen uitbarstte, ik zat echt met zó’n krop in mijn keel.’

Waarom ze toch bleef zitten snapt ze zelf eigenlijk ook niet, maar ze bleef. In haar roman beschrijft ze hoe klasgenoten regelmatig vragen of Minne vindt dat hun haar goed zit, en of zij misschien weet of er een speciale shampoo tegen kaalheid bestaat.

Tijdens de eerste prozales heeft de docent het over ‘alle Russen’, en dat ze die natuurlijk allemaal hebben gelezen. Die docent was schrijver en criticus Graa Boomsma, die later Lieskers mentor zou worden en haar een van de beste studenten noemde die hij in twintig jaar onder zijn hoede had gehad. ‘Hij begon dus steeds over alle Russen. Ik dacht: ik ken dat boek niet, dus ik ging in de boekwinkel op zoek naar Alle Russen. Dat bestond natuurlijk helemaal niet. Later viel het kwartje pas, daar heb ik met Graa zo’n pret om gehad.’

Na die eerste cursus volgde een schrijfvakantie in Frankrijk, die ze zo fantastisch vond dat ze zich met enige schroom meldde voor de complete vierjarige opleiding aan de Schrijversvakschool. Ze werd aangenomen en zou uiteindelijk als enige van haar klas afstuderen in proza, met als afstudeerproject het verhaal dat de basis vormde voor De dood van een hypochonder. Ze doet er niet moeilijk over: natuurlijk heeft ze er dingen bij verzonnen, maar het is grotendeels haar eigen verhaal. ‘Ik denk zelf dat het onder de categorie autofictie valt, maar om een of andere reden zei de uitgever: nee, we zetten erop dat het een roman is.’

Stiefvader

Het boek wordt gedragen door haar stiefvader, een onvoorstelbaar platvloerse lomperik die ze de belangrijkste man in haar leven noemt. ‘Ik was heel jong toen hij in mijn leven kwam, dus voor mij was hij gewoon echt mijn vader. Die dialogen met pa had ik al opgeschreven voordat ik aan de opleiding begon. Ik wist dat hij dood zou gaan, dus ik ben onze gesprekken gaan opschrijven. Mijn vader kwam uit de televisiewereld, hij werkte voor Joop van de Ende. Het is echt een wonder dat hij nooit is aangeklaagd, want hoe hij met vrouwen omging… volgens hemzelf deed hij het met iedere receptioniste. Het was gewoon walgelijk. Hij vond het heerlijk om mensen te shockeren. Ik schaamde me dood maar ik moest er stiekem ook wel een beetje om grinniken, zo’n complete idioot was hij.’

Op zijn sterfbed beloofde Liesker dat ze een boek over hem zou schrijven. ‘Ik zat pas drie maanden op de Schrijversvakschool toen hij overleed. Hij was helemaal flabbergasted dat ik überhaupt was aangenomen want in zijn ogen bleef ik toch dat kapstertje. Een kapstertje dat niet zo intelligent was. Hij deed altijd heel denigrerend, maar toen zei hij: dan ga je wel een boek over mij schrijven. Natuurlijk ga ik dat doen, zei ik, en dan noem ik het De dood van een hypochonder. We hebben samen nog heel erg gelachen om die titel en hij was echt pissig dat hij dat niet meer zou meemaken, terwijl er toen nog helemaal geen sprake was van een boek.’

Niemand lijkt de schoonheid van imperfectie te zien, schrijft Liesker over haar ‘twee blonde monsters’, die in een rolstoel zitten en verstandelijk nooit ouder dan drie jaar zullen worden

Mirjam Liesker

Eeneiige tweeling

De zorg voor haar hypochondrische vader die uiteindelijk toch dodelijk ziek bleek, is bepaald niet de enige zorg die Liesker in beslag nam. Op haar 22ste kreeg ze een tweeling: een eeneiige meisjestweeling die door een chromosomale afwijking ernstig gehandicapt ter wereld kwam. ‘Ik was zelf nog een kind. Ik geloof dat ik zestien was toen ik het huis uit ging en ik had helemaal geen ambities. Gewoon moeder worden, huisje, boompje, beestje. En toen kreeg ik die twee kindjes.’

Er zijn niet veel romans geschreven over het krijgen van een kind dat ‘een foutje van de natuur’ blijkt. Over hoe het instinctieve gevoel dat er iets mis is door dokters en verpleegkundigen wordt weggewuifd. Over de schrik en schaamte als je hoort dat ze nooit zullen leren praten of lopen (‘sodemieter op, ik ga geen rolstoelen duwen. Ik wil gewone kinderen’) en over het besef dat dit cadeautjes zijn die je niet kunt ruilen. Niemand lijkt de schoonheid van imperfectie te zien, schrijft Liesker over haar ‘twee blonde monsters’, die in een rolstoel zitten en verstandelijk nooit ouder dan drie jaar zullen worden. ‘Mijn leven heeft jarenlang in het teken van die kinderen gestaan. Zorgen, zorgen, zorgen.’ Uiteindelijk hield ze het niet langer vol. De tweeling verhuisde naar een zorginstelling, waar Liesker ze zo vaak mogelijk opzoekt. Niet zo gek dus, dat ze weinig tijd had om alle Russen te lezen.

‘Weet je wat het is? Als ik mensen vertel dat ik een boek heb geschreven, zeggen ze automatisch: “O leuk, met kappersverhalen zeker? Want jij hoort als kapster natuurlijk heel veel dingen van klanten.” Nou, dan word ik kriegel, want zo is het dus niet. Alsof ik zelf niks te vertellen heb.’

Mirjam Liesker
De dood van een hypochonder

(Nijgh & Van Ditmar)

de boekengids in je mailbox?