Wie zei dat poëzie een niche is? Uit 150 aanmeldingen hebben we vijf mensen geselecteerd voor het VSB Poëziepanel: een groep liefhebbers die de genomineerde bundels aan een kritische lezing onderwerpt. De vierde bespreking is van Lia Spitters.

Miriam Van hee - Ook daar valt het licht
Een bundel die mij meteen te pakken had zodra ik enkele gedichten had gelezen. Toegankelijk, intiem en een eenvoud in taalgebruik waarmee de moeilijkste onderwerpen schijnbaar moeiteloos worden weergegeven. Daar waar het licht valt: overal dus, ‘alles heeft een raakpunt in het licht’. Het licht valt ook op de meest duistere, onopvallende dingen, waar je geen weet van hebt.

Alle mogelijke onderwerpen komen aan de orde, inclusief dromen, maar steeds dringt wel de vraag zich op hoe je je daar als lezer toe moet verhouden, wat moet je ervan denken, of in de kern: wat moet je er mee doen. Iets aan de dingen doen kan vaak niet meer, behalve ze wellicht voorkomen door ‘licht te laten vallen’.

Wat betreft vorm is de bundel een reis. De eerste gedichten van ‘Sur place’ tot en met ‘In memoriam Rutger Kopland’, zijn gedichten ‘onderweg’ zonder een direct verband. ‘Les gorges du verdon’ is in sonnetvorm gegoten met de wending in de 'verandering van gedachten na de foto': want waar hebben wij toch de zaklamp gelaten? De andere drie delen lijken wel drie kleine bundels te zijn die zijn samengevoegd met de eerste gedichten ervoor.

De bundel van Miriam Van hee is voor mij de onbetwiste winnaar van de VSB-prijs 2014!

Maria Barnas - Jaja de oerknal
Voor mij is deze bundel een van de toppers. Mooie boek met een mooie omslag met de verschillende vogelsilhouetten die, soms alleen, soms in een groep, verschillende kanten opvliegen. Alsof ze het ook niet weten, in dit onmetelijk heelal. De bundel bestaat uit losstaande gedichten die toch verbonden worden door overeenkomstige thema’s: de grootheid en toch ook kleinheid van het heelal die de dichter voelt en de behoefte aan ruimte, lucht, wind.

Regelmatig schemert angst door, de rol van angst in de eigen waarneming. Er is angst voor stilstand, verlangen naar beweging, naar wind. En zelfs in ‘Waar men bang voor is’, staat er tussen de eindeloze en schijnbaar willekeurige opsomming opeens ‘alles’, en dan nog wel tussen ‘de hemel’ en ‘de paus’! Dit gedicht is meesterlijk in associatie; een ander voorbeeld in de tweede strofe: Engeland - Engelsen - de Engelse cultuur - bloemen. Opeens bevind ik mij in een kamer van een ouderwets Bed and Breakfast met bloemetjesbehang.

De komische noot ontbreekt niet. ‘Bericht van een afgewezen psychiater’ is zoals het in de werkelijkheid ook vaak zal plaatsvinden. In de zin ‘Dat is wat er gebeurt hè als iemand te dichtbij komt’, zie ik de psychiater tegenover me zitten. Pas later wordt verteld dat het over borderline gaat; daarvoor bestaat geen therapie, dus de hele exercitie van het gesprek is zinloos (en beide partijen weten dit). Er worden vele intieme dingen besproken en niets uit de weg gegaan, maar er blijft nog zoveel impliciet dat de bundel uitdaagt tot herlezing.

Antoine de Kom - Ritmisch zonder string
Zeer zintuiglijk en maatschappijkritisch geschreven. De beperking die ik hier tegenkom is mijn onbekendheid met de politieke situatie in Suriname en met de taal. Daarmee ontgaat me al meteen een stuk van de betekenis van veel gedichten. Wel weet ik dat Antoine de Kom afstamt van ‘bosnegers’, dat zijn grootvader ook nog in het regenwoud gewoond heeft.

De scheppende en tegelijkertijd vernietigende kracht van het regenwoud wordt zeer indringend beschreven, en is ook zeer geschikt als metafoor voor het weinige dat ik dan wel weet over de situatie in Suriname. De groei, het verval, de verrotting die altijd maar doorgaat. De onverwachte vreemde wezens die zomaar kunnen opduiken. De geheimzinnige angstaanjagende geluiden in de nacht.

Het oerwoud is ontoegankelijk. Je hoeft als onbekende maar een paar meter erin te lopen en je weet absoluut niet meer waar je bent. Die onveiligheid en onzekerheid van deze gevaarlijke wereld komt in meerdere opzichten krachtig naar voren in deze bundel. Daarom vind ik hem erg sterk.

Neem bijvoorbeeld het deel ‘Haar vele’:

'eerst kwamen er kinderen later
kwamen de soldaten en die schoten in het zand
er vielen stoelen om.'

Micha Hamel - Bewegend doel
Deze bundel lijkt op een afwisseling van korte verhalen en gedichten. De reden voor de ‘geschreven’ woorden ontgaat me. Soms worden de ready mades door de manier van indeling van de bladspiegel onnodig onoverzichtelijk en rommelig.

Het begin van ‘Donkere materie’ associeerde ik meteen met het eerste gedicht uit de laatste bundel van Menno Wigman, ‘Mijn naam is Legioen', vooral omdat er staat: ‘Nederlaag dat ik er een geschrift voor gebruik om jou dit te zeggen.’ Het tweede deel van dit gedicht komt bij mij weer onnodig onoverzichtelijk over, door de wijze waarop deze genoteerd is. Zo is Hamel wel vaker lastig te volgen.

Nog een voorbeeld daarvan is 'Condor'. Door het eerste deel van dit korte verhaal, over de toerist, raakt het deel over de condor en de thermiek waarme ze in de ochtend omhoog komt zweven op de opwarmende lucht voor mijn gevoel grotendeels verloren. De taak als boodschapper van de goden, zoals in oude (vaak nog levende legenden) wordt verteld, wordt hier door de dichter aangeraakt, maar geen van de vertelde elementen komt echt goed tot zijn recht. Dat is op meerdere plaatsen het geval in deze bundel. Sommige gedichten zijn goed, zoals 'Mammoet', dat een komische en sterke conversatie beslaat, en 'Altijd'. Maar dat de dichter goud heeft gevonden, zoals de jury oordeelt, dat kan ik niet beamen.

F. van Dixhoorn - De zon in de pan
Over deze bundel kan ik kort zijn. Hier kan ik helemaal niets mee. Het ‘poëtisch ritueel’, zoals door de jury omschreven, ontgaat mij ten enen male. Eerlijk gezegd vermoed ik, dat wanneer ik een dergelijke bundel bij de uitgeverij had ingeleverd, deze zonder pardon in het ronde archief was verdwenen. Maar misschien zit ik er naast, zonder te weten of dat een positief teken is.