VPRO Gids 28

12 juli t/m 25 juli
Pagina 98 - ‘zondagetalage’
98

zondagetalage

Wat moet je op deze dag zien en horen? Lees onze etalage met programmatips, onze filmselectie en de mooiste radio: klassiek, jazz en wereldmuziek.

Jeremiërende Huizinga

OVT vraagt deze zomer in de serie ‘Oude woorden, nieuwe wereld’ aan zes schrijvers en denkers welk historisch boek hen helpt de wereld van nu te begrijpen. In de eerste aflevering: Beatrice de Graaf over Johan Huizinga.
OVT

NPO Radio 1 10.00-12.00

‘Gij zijt eer een Jesaja dan een Jeremia. Gij ziet de wereld een woestijn worden, maar blijft bij deze ondergang vertrouwen op uitkomst.’ Zo schreef de dichter Martinus Nijhoff aan zijn vriend Johan Huizinga. Het was 1935 en de beroemde historicus had net zijn In de schaduwen van morgen gepubliceerd, zijn aanklacht tegen zijn eigen tijd. Het boekje van Huizinga was bij verschijnen meteen een succes en werd door twee dames in een boekhandel ‘gewoon snoezig’ genoemd, omdat het zo prettig somberde.

Huizinga had namelijk op z’n zachtst gezegd niet veel fiducie in ‘de bezeten wereld’ om hem heen. Radio en film, reclame, moderne kunst, oppervlakkigheid, moreel verval, ongeloof, sportverdwazing, lichaamsverheerlijking, massapsychose en technologieaanbidding waren tekenen van een gedegenereerde cultuur. Zijn tijdgenoten waren geestelijk van het padje af, volgens de historicus. Ze waren als het ware volwassenen met een puberbrein, dat altijd meteen bevrediging wilde – en die ook nog eens gevoelig bleken voor verkeerde bruinhemdige helden. De samenleving was ontspoord, en de mens was het spoor bijster. Alles wat ooit de beschaving kenmerkte was verdwenen: harmonie, evenwicht, en het leven voor een hoger doel. Er was geen verheffing meer, alleen nog degeneratie.

En dat terwijl het alledaagse bestaan van vorige generaties werd opgetild door een verlangen naar meer. Zo bleek ook uit de boeken, of beter gezegd, de ideaalvertellingen van Huizinga over culturen die dat nog wel hadden, als de geloofsbehoeftige late Middeleeuwen en de reine en dappere Hollandse samenleving uit de zeventiende eeuw. Ze voldeden aan Huizinga’s onverbiddelijke en directieve criterium: ‘een cultuur moet metafysisch gericht zijn, of zij zal niet zijn.’ Met andere woorden: ze had alleen bestaansrecht als ze beantwoordde aan de esthetische en ethische normen waarvan Huizinga geschiedenis kon maken, als ze niet bij brood alleen – of in meer eigentijdse termen niet bij cappuccino alleen – leefde.