VPRO Gids 34

20 augustus t/m 2 september
Pagina 19 - ‘Naakt’
papier
19

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Naakt

Cesar Majorana

Je kunt op elk willekeurig moment van de dag een hartstochtelijke liefdesbrief schrijven.

Eentje die zo mooi is dat de lezer ervan vlam vat en zich aan je voeten werpt. Je kunt iemand je lieve kweepeer noemen. Zeggen dat diegene ogen heeft die je doen denken aan gebakken eitjes. Of wimpers zo groot als ponywimpers waar je de rest van je leven naar wil staren. Maar voorbij alle talige uitingen van liefde zijn er naaktfoto’s, de liefdestaal van de 21ste eeuw. Op veel gebieden is het geschreven woord al vervangen door beelden, zo ook de liefdesbrief. Die is vervangen door afbeeldingen van onze naakte lijven.

Ik verstuur ze zelf minder dan vroeger. Zeker minder dan in mijn pubertijd – wanneer je, zo weet ik inmiddels, volgens de wet bezig bent met het produceren en verspreiden van kinderporno, ook als je de naaktfoto zelf hebt gemaakt –, maar nog steeds kan het juiste licht me verleiden tot zelfdocumenterend naakt.

Niet iedereen begrijpt dit. Grofweg zijn er drie standpunten ten aanzien van naaktfoto's te onderscheiden:

1. Vrijgevochten liefhebbers die naaktfoto's maken, opvragen of consumeren (op het platform OnlyFans kun je je abonneren op naaktfoto's van een reeks influencers).

2. Angstige wegblijvers die, veelal gevoed door voorlichtingspropaganda, een naaktfoto zien als een (sociaal) zelfmoordwapen. (Terwijl de angst voor het uitlekken van een naaktfoto eerder angst is voor het naakte lijf zelf.)

3. Mensen die geen morele bezwaren hebben, maar gewoonweg nooit een naaktfoto genomen hebben. Zij zouden daar, na het lezen van deze column of bij een nieuwe relatie, alsnog mee kunnen beginnen.

Zowel smaakvol als smakeloos naakt is beslist de moeite waard. Als fotogenre en als herinnering aan hoe je lijf ooit was. En dus stuur ik naaktfoto’s. Soms met mijn gelaat er zichtbaar op, de variant waar iedereen voor waarschuwt: ‘Want wat nou als ze uitlekken?!’ Ik denk, precies zoals de dichter Walt Whitman ooit schreef: ‘Wanneer ik geef, geef ik mijzelf.’