VPRO Gids 47

20 november t/m 26 november
Pagina 34 - ‘De taal van rouw’
papier
34

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

De taal van rouw

Dirk-Jan Arensman

In 'Gedachten over rouw' herdenkt Chimamanda Ngozi Adichie haar overleden vader en de hoofdpersoon in Jackie Polzins roman 'Broed' probeert een miskraam te verwerken. Maar terwijl Adichie in directe taal rouwt, wordt het verlies in 'Broed' terloops aangestipt.

In een artikel in de Volkskrant citeerde wijlen Joost Zwagerman ruim tien jaar geleden vol verbijstering Connie Palmen, die naar aanleiding van haar eigen requiemroman I.M. (1998) had geschreven dat ze zich altijd over iets heen moest zetten als ze begon in boeken over een overleden geliefde (echtgenoot, kind of ouder), omdat die in wezen allemaal hetzelfde verhaal vertelden. ‘Rouwen gebeurt altijd op dezelfde manier,’ aldus de auteur. ‘Zo veel literaire varianten vallen er niet te bedenken voor de toestand waarin de rouwende neergesmeten is.’

‘Zou Connie Palmen, in én buiten tijden van rouw, wel goed om zich heen hebben gekeken en gelezen?’ vroeg Zwagerman zich af. ‘De verschijningsvormen van rouw kennen geen maximum.’ Of zoals hij het in een recensie van Joan Didions klassieke memoir over het jaar waarin ze haar echtgenoot én een dochter verloor, The Year of Magical Thinking (2005), eleganter formuleerde: ‘De stuwkracht van de rouw werpt de achterblijver in de richting van uithoeken van gevoelens en gedragingen die naar verscheidenheid vrijwel onuitputtelijk zijn.’

Zelf illustreerde Zwagerman die verscheidenheid door de roman Tonio (2011) van A.F.Th. van der Heijden over de dood van diens zoon, op zijn 21ste omgekomen bij een verkeersongeluk, naast Schaduwkind (2003) te leggen, het compacte boekje waarin P.F. Thomése minutieus zijn eigen woede en ontreddering ontleedde na het overlijden van zijn dochtertje Isa, een baby van een paar weken oud. Maar ook de laatste jaren hoef je niet lang te zoeken om Zwagermans gelijk te bewijzen.

Dat kan aan de hand van zulke diverse verdrietkronieken als Helen MacDonalds H is van Havik (2015), Max Porters Verdriet is het ding met veren (2016) en, recenter, de met de debuutprijs De Bronzen Uil bekroonde roman Lijn van wee en wens (2021) van Caro van Thuyne. Of zelfs wijzend op twee boeken die in de afgelopen máánd verschenen.

‘De oervader’

Om te beginnen is er Gedachten over rouw van Chimamanda Ngozi Adichie (1977), de Nigeriaanse die wereldfaam verwierf met romans als Half of a Yellow Sun (2016) en Americanah (2013) en met haar TEDx Talk (uit 2012) en het daarop gebaseerde essay We Should All Be Feminists (2014). En zo formeel en saaiig als de titel klinkt, zo emotioneel en indrukwekkend is dit memoir.

In het eerste van dertig soms ultrakorte hoofdstukjes beschrijft Adichie hoe het gezin waaruit ze stamt op 7 juni 2020 een Zoommeeting had, ‘ons rommelige lockdownritueel’ op de zondag: haar broer vanuit Engeland, twee andere kinderen in Lagos, drie in de Verenigde Staten en hun ouders in Abba, in Zuidoost-Nigeria. Hoe van haar vader weer eens alleen zijn voorhoofd te zien was (‘Houd uw telefoon iets lager, papa.’), hij grapjes maakte en voor de zoveelste keer begon over die miljardair uit de naburige stad, die het land waarop hun dorp stond wilde inpikken.

En, o ja: hij voelde zich niet helemaal lekker, ‘maar niets om ons zorgen over te maken’.

‘Op 10 juni was hij er niet meer,’ lees je een paar regels later. ‘Mijn broer Chuk belde me om me dat te vertellen, en mijn wereld stortte in.’

Het aangrijpendst is hoe Adichie haar eigen emotionele ontrafeling boekstaaft: rauw welsprekend en zeldzaam openhartig

In de tachtig pagina’s die volgen richt Adichie een monumentje op voor James Nwoye Adichie (1932-2020). Voor de alom gerespecteerde academicus, de eerste professor in de statistiek in zijn land, die toen soldaten tijdens de Biafraanse oorlog zijn boeken verbrandden, door collega’s in Amerika prompt exemplaren ter vervanging kreeg opgestuurd. En nog meer voor de man die ze liefkozend ‘de oervader’ noemde.

Kakellachje

In fragmentarische herinneringen komt hij naar voren als een zachtaardige, integere, licht excentrieke man die plechtig zijn handtekening op verjaardagskaarten zette, dol was op sudoku’s en wars van het materialisme de gemiddelde Nigeriaan volgens Adichie eigen. (‘“Ik heb acht auto’s,” pochte de rijke pretendent van mijn zus eens, waarop mijn vader reageerde met een “Waarom?”’) Zoals ze ook hun liefdevolle band oproept middels zoiets simpels als haar eigen speciale hoge ‘kakellachje’, ‘niet zozeer om wat mijn vader zegt, als wel omdat ik bij hem ben’.

Ondertussen zijn er de praktische beslommeringen rondom de begrafenis, in dit geval nog extra verdrietig door de (reis)beperkingen die de coronapandemie met zich meebracht.

Maar het aangrijpendst is ongetwijfeld hoe Adichie haar eigen emotionele ontrafeling boekstaaft, in dagboekachtige notities die de indruk wekken midden in die ontrafeling te zijn gemaakt; rauw welsprekend en zeldzaam openhartig.

Alles erin komt voorbij, van het uitzinnig schreeuwen en op de vloer bonken, het ongeloof en de koppige ontkenning tot redeloze woede om hol klinkende condoleances en goedbedoelde platitudes die aanvoelen ‘als opzettelijk zout in de wonde strooien’. Van hoe loodzwaar haar hart ’s ochtends voelt wanneer het ‘nooit meer’ haar weer daagt tot de lichamelijke effecten van haar verdriet: ‘Waarom heb ik zo’n doffe pijn in mijn lendenen? Dat komt van het huilen, wordt me verteld. Ik wist niet dat we met onze spieren huilden.’

Opvallend: zelfs metaforisch aandoende zinnen zijn dat eigenlijk zelden. ‘Mijn hart – mijn fysieke hart, niets figuurlijks hier – rent van me weg, is zijn aparte ding geworden dat te snel klopt, zijn ritme strookt niet met het mijne.’

Adichies rouwtaal is genadeloos letterlijk en direct.

Kippen

Heel anders is dat in Broed van de Amerikaanse Jackie Polzin. Zoals, afgezien van de dagboekachtige vorm, bijna alles in deze briljante debuutroman anders is.

Wat heet, op het eerste gezicht is het thema rouw lang zelfs nergens te bekennen. Is het een roman over, nou ja, kippen. De naamloze verteller houdt er sinds kort vier in een geïmproviseerde ren bij haar huis in Minnesota. Die luisteren (niet) naar de fantasievolle namen Gloria, Miss Hennepin County, Gam Gam en Darkness. En een aanzienlijk deel van de dik 200 pagina’s lijken volledig gewijd aan die vogels, ‘een eindeloze bron van vermaak en zorgen’, en de pogingen om voor ze te leren zorgen.

In ook hier compacte hoofdstukjes lees je verslavend minutieuze beschrijvingen van hun gedrag en uiterlijk. (‘Gloria’s kam is precies het poederige rood van vers kauwgum en die van Darkness heeft de wasbleke kleur van plastic speelgoed dat in de zon is blijven liggen.’) Van hoe ze beschermd moeten worden tegen de elementen, wasberen en loerende haviken. Dat akelig nauw luisterende samenstelling van hun voer. Enzovoort.

Lang lijkt Broed op pluimvee gefixeerde fictie. Tot je je realiseert om welk centrale drama dit verhaal werkelijk draait

Fraaie, verrassend boeiende vignetjes levert dat op, met een niet zelden droogkomische toon die fans van Jenny Offill en Sigrid Nunez zal bevallen. Terwijl je tussen de bedrijven door ook wel degelijk kennismaakt met althans de contóuren van een paar menselijke personages. Met echtgenoot Percy, een sympathiek verstrooide econoom die goede hoop heeft op een professoraat in het verre Californië. De moeder van de verteller, die als allrounddierenvriendin in dat geval waarschijnlijk de zorg over de kippen moet overnemen. En beste vriendin Helen, een makelaar voor wie ze te verkopen huizen schoonmaakt.

Surrogaatmoederen

Maar evengoed lijkt Broed lang merkwaardig op pluimvee gefixeerde fictie. Tot je je realiseert om welk centrale drama, gesuggereerd in terloopse zinnetjes en terzijdes, dit verhaal werkelijk draait: hier is iemand aan het woord die recent een miskraam had. Die rouwt om wie ze verloor (‘Ons kindje was een meisje geweest’) en de moederrol die ze, zo weet ze zeker, nu nooit meer zal vervullen.

‘Ik heb alleen het vermoeden dat ik er goed in zou zijn geweest. Het hardnekkige vermoeden.’

Plotseling zie je dat de zorg voor die kippen reddingsboeiafleiding biedt, de uitlaatklep van het surrogaatmoederen. Waarna zo’n beetje elke notitie erover een symbolische lading krijgt, van uitweidingen over de mogelijke wreedheid van onbevrucht gelaten eieren tot een alinea als deze, over benijdenswaardig in het nu leven: ‘Denken kippen aan warmere tijden? Geen sprake van. Tegen de tijd dat het eerste sneeuwvlokje is neergedwarreld, zijn sneeuwvlokjes het enige dat een kip ooit heeft gekend. Hun wereld is er ofwel een helemaal vol sneeuwvlokjes ofwel een helemaal zonder.’

Herlees ze – wat je na de laatste pagina meteen met het hele boek wilt doen –, en ze zijn in hun schrijnende indirectheid haast even roerend als die kippenvelslotzin van Chimamanda Ngozi Adichie: ‘Ik schrijf over mijn vader in de verleden tijd en ik kan niet geloven dat ik in de verleden tijd over mijn vader schrijf.’

Chimamanda Ngozi
Gedachten over rouw
De Bezige Bij

Jackie Polzin
Broed
Atlas Contact

naar vpro boekengids