VPRO Gids 46

13 november t/m 19 november
Pagina 25 - ‘Witte messias in Congo’
papier
25

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Witte messias in Congo

Daan Schneider

In zijn film ‘Enjoy Poverty’ deed kunstenaar Renzo Martens een poging om een duurzame bron van inkomsten op te zetten voor inwoners van Congo. Dit mislukte, al werd de film wel een succes. In White Cube probeert hij het opnieuw.

De bouw van expositieruimte White Cube werd gefinancierd met inkomsten uit het kunstproject

In 2008 choqueerde kunstenaar Renzo Martens (1973) de wereld met Episode III: Enjoy Poverty, een film waarin hij verslag doet van zijn poging om inwoners van de Democratische Republiek Congo geld te laten verdienen aan hun armoede. Armoede is een grondstof, was zijn simpele redenering. Buitenlandse journalisten verdienen immers prima met de foto’s die ze maken van alle ellende. Congolezen zouden de vruchten van deze inkomstenbron zelf moeten plukken. Aan een lokaal fotografiebedrijfje legt hij voor: wil je liever foto’s van bruiloften en feesten verkopen voor 0,75 dollar per stuk of foto’s van verkrachte vrouwen, kadavers en ondervoede kinderen voor vijftig dollar per stuk? Wat volgt is een schrijnende trainingssessie waarin Martens met een uitgestreken gezicht Congolese fotografen instrueert hoe ze het beste een foto kunnen nemen van een uitgemergeld, ziek kind.

Na afloop van een workshop komt een vrouw naar Martens toe en zegt: ‘Wat hebben wij hieraan? Geef ons gewoon geld. We hebben honger!’

Het fotografieproject was een mislukking – de Congolezen bleven met lege handen achter –, maar de film werd een succes. Enjoy Poverty werd op talloze festivals vertoond en Renzo Martens kon van de opbrengsten een prima bestaan opbouwen. Dat is de perverse werkelijkheid, die ook Martens niet is ontgaan. In White Cube (2020) doet hij een tweede onorthodoxe poging om een duurzame bron van inkomsten op te zetten in Congo.

Kunst als businessmodel

De premisse is wederom simpel. Ditmaal wil hij de armen niet met documentaire fotografie redden, maar met kunst. Toen Enjoy Poverty in Tate Modern draaide, viel het Martens op dat de muren beplakt waren met logo’s van Unilever, hetzelfde bedrijf dat in de binnenlanden van Congo op grote schaal oliepalmen verbouwt. Met andere woorden: de kunstpaleizen van Europa worden medegefinancierd door mannen die in Congo loodzware en gevaarlijke arbeid verrichten voor een schamel loon. Het lumineuze idee van Martens: maak zelf kunst en verkoop die in het Westen. Kunst als businessmodel.

In White Cube wordt de uitvoering van dit plan in beeld gebracht op een manier die we van Martens kennen, met zichzelf ongegeneerd in de hoofdrol. In wit overhemd, zwarte broek en leren veterschoenen banjert hij door bouwvallige nederzettingen in de jungle om zijn plannen te verkondigen, zijn lange haren aan zijn gezicht geplakt van de vochtigheid. ‘Wat ik het fijnste vind aan kunst,’ debiteert Martens ‘is dat het inclusiviteit, diversiteit, liefde en kritiek mogelijk maakt.’ Als kijker kun je je alleen maar afvragen in hoeverre hij nu serieus is.

Tegenslag

Martens benadrukt niet alleen de relatie tussen kunst en kapitaal, hij neemt ook de tijd om de erbarmelijke omstandigheden van Unilevers plantagearbeiders in beeld te brengen. In plantagedorp Boteka vallen de arbeidershuisjes uit elkaar en zijn veel kinderen ondervoed – van een dollar per dag valt nauwelijks rond te komen.

Als Martens in Boteka een conferentie organiseert over geld verdienen met kunst is de opkomst dan ook groot, maar het optimisme wordt snel daarna de kop ingedrukt. De eerste kunst is al gemaakt als een vertegenwoordiger van Unilever langskomt om in niet mis te verstane woorden te zeggen dat ze moeten vertrekken. Dit is plantagegrond. Deze tegenslag noodzaakt Martens zijn pas gemaakte vrienden in de steek te laten. In een ongemakkelijke scène barst hij theatraal in huilen uit. Tranen biggelen over z’n wangen.

Martens speelt met zijn rol als naïeve white saviour en vergroot die uit. Hij schuwt niet om de Congolezen als een wijze uit het Westen te verkondigen dat hij hun komt leren ‘hoe ze moeten omgaan met het leven’. Na afloop van een workshop poppen maken van textiel komt een vrouw naar Martens toe en zegt: ‘Wat hebben wij aan kunstworkshops? Geef ons gewoon geld. We hebben honger!’ Martens zegt niks en kijkt haar schaapachtig aan.

Uitgeputte grond

Waar gaat deze film eigenlijk over? Over het ontmantelen van neokolonialistische kapitaalstromen? Over het blootleggen van westers superioriteitsdenken? Over het (on)vermogen van kunst om maatschappelijke verandering teweeg te brengen? Of het ethisch is om ten behoeve van een film wanhopige mensen een worst voor te houden? En moet kunst eigenlijk ethisch zijn?

Wat White Cube zo sterk maakt is dat het hele project zowel doodeenvoudig als bloedingewikkeld is. Het ietwat naïeve maar misschien toch best geniale idee wordt, hoppa, zonder veel (zichtbare) zelfreflectie ten uitvoer gebracht, waardoor alles op tafel komt te liggen. Dwars door de mist van neo- en postkoloniale dynamiek trekt de film een haarscherpe lijn die talloze vragen oproept en waar iedereen iets van kan vinden.

Ongelooflijk, maar ogenschijnlijk waar: Martens experiment slaagt nog ook. Na de tegenslag in Boteka verhuist hij zijn project naar Lusanga, een voormalige plantagenederzetting waar Unilever inmiddels vertrokken is, maar waar nog wel mensen wonen op de uitgeputte grond. Martens draagt de inwoners op om sculpturen te boetseren. Met behulp van mallen worden de beelden in Europa en Amerika gereproduceerd van chocolade en vervolgens met succes verkocht.

Postplantage

In de tweede helft van de film komt Martens nauwelijks meer in beeld. De optimistische en zelfverzekerde Mathieu Kasiama uit Lusanga heeft ongemerkt de hoofdrol overgenomen. Hij trekt naar New York waar een chocoladebeeldententoonstelling van hun net opgerichte kunstenaarscollectief CATPC (Cercle d'Art des Travailleurs de Plantation Congolaise) hoge ogen gooit.

Tot slot zien we hoe Martens een expositieruimte laat bouwen in Lusanga, ontworpen door architectenbureau OMA. Het is de kroon op zijn project: de white cube ‘gerepatrieerd’. Daaromheen wordt een ecologisch voedselbos aangelegd. Daadwerkelijk lijkt er, dankzij het balletje dat Martens aan het rollen bracht, een gemeenschap te ontstaan die met hernieuwde ondernemingszin de touwtjes in handen neemt: een ‘postplantage’ zoals de kunstenaar het noemt. Het ontroert bijna. De kijker blijft verbijsterd achter, met denkvoer voor weken.

Bij White Cube is ook een onlineserie gemaakt. In een reeks van zes korte documentaires volgen we de Congolese plantagearbeiders Mathieu Kasiama en Ced’art Tamasala bij hun zoektocht naar een verdwenen sculptuur. De serie is te vinden op vprogids.nl/whitecube.