VPRO Gids 45

6 november t/m 12 november
Pagina 18 - ‘Dansen met Ron Fresen’
papier
18

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Dansen met Ron Fresen

Hugo Hoes

In 'Acht jaar achtuur' beschrijft politiek journalist Ron Fresen hoe hij tot zijn dagelijkse politieke duiding in het Journaal komt. ‘Mijn woorden hebben impact.’

Ron Fresen kijkt uit over Den Haag, 18 oktober 2021

‘Ik heb het idee dat ik de laatste tijd alleen maar beter ben geworden in mijn werk en nog meer energie heb dan ik had,’ zegt Ron Fresen (Den Haag, 1958) voorafgaand aan ons gesprek op het Haagse Plein. Hij lijkt daarmee te willen benadrukken dat hij voorlopig nog niet weg is bij het Journaal, al wordt dit wel zijn laatste seizoen. Prostaatkanker, chemokuren en corona hebben hem doen inzien dat gezondheid niet vanzelfsprekend is. En een eerste kleinkind helpt ook om de Haagse beslommeringen te relativeren.

U vergelijkt uw werk in 'Acht jaar achtuur' met dansen.

Fresen: ‘De tango is goede metafoor. In Den Haag lopen politici, journalisten, spindoctors en lobbyisten rond. Die moeten allemaal iets van elkaar, ze hebben verschillende belangen en zijn afhankelijk van elkaar. De tango is een dans met strakke regels en passen waarbij partners elkaar aantrekken, maar ook weer van zich afduwen. Dat doen wij constant. Je moet jezelf nooit vereenzelvigen met de persoon die jou iets vertelt. Ik heb dit boek geschreven om dat mechanisme te laten zien, ook omdat soms geroepen wordt dat het één grote kleffe bende is.’

Haagse kliek.

‘Ja, precies. En daar verzet ik me tegen. Al lijkt het misschien wel zo, omdat je boven op elkaar zit en elkaar nodig hebt.’

Of u ziet het zelf niet meer omdat u er al zo lang rondloopt?

‘Zou kunnen, maar op de redactie zitten allemaal kritische en slimme collega’s die op mij letten. Ik wil laten zien hoe het er echt aan toegaat op het Binnenhof. Het lijntje tussen pers en politici is dun, maar ik weet precies waar dit loopt, precíés! Politici bepalen wat ze aan mij vertellen, ík bepaal wat ik met die informatie doe.’

Iedereen wil wel met Ron Fresen dansen.

‘Klopt, en dat heeft te maken met belangen. Ik sta daar ’s avonds voor twee miljoen kijkers te vertellen wat er in de politiek aan de hand is. Voor politici ben je belangrijk. Als Rutte iets zegt wordt het gekleurd gevonden. Als ik wat zeg, denk je: zal wel waar zijn. Althans, dat is de bedoeling. Voor de meeste mensen ben je een onverdachte bron. Je bent belangrijk. Kan ook een nadeel zijn. Soms geeft een politicus een nieuwtje liever aan een medium met minder bereik om het kleiner te houden.’

De hele dag praten en rondlopen.

‘Hm, ja. Dat is het wel. Heel veel praten. En luisteren. Je moet altijd weten waar politici mee bezig zijn. Wat doen ze, hoe denken ze en wat komt eraan? Die kennis hou je bij door voortdurend de belangrijke figuren op het Binnenhof te spreken. In principe moet je op elk moment over elk onderwerp het Journaal in kunnen.’

‘In het ideale scenario heb je groot nieuws, al weet ik woensdag soms niet meer waar het dinsdag over ging. Het zijn eendagsproducten’

Ron Fresen
Hoe zien uw uren vóór het Journaal eruit?

‘Het meeste nieuws komt tussen vier en zeven. Dan ben ik in de Kamer of ik bel wat rond. Vaak doe ik ook het zesuurjournaal. Daarna bellen met de eindredactie en presentatoren Annechien [Steenhuizen, red.] of Rob [Trip, red.]. Zij zijn met honderd dingen bezig en daar ben ik er maar een van. Vraag ik wat zij van me willen weten en welke vragen ze gaan stellen. Als buitenstaanders kijken ze frisser naar Den Haag. Zegt Rob: ik ga dit en dat vragen. Heb je daar een antwoord op? Tegenwoordig, en dat is nieuw, stellen ze soms ook vragen waarop ik géén antwoord heb. Dan leg ik uit waarom ik het antwoord niet weet. Dat is óók informatie. Verder overleg ik met de verslaggever die het onderwerp doet en bekijk ik beelden. Als ik weet welke vragen ik krijg, ga ik antwoorden opschrijven. Eigenlijk praat ik dan tegen mijn computer. Het antwoord mag niet te lang zijn, want collega’s willen niet dat hun onderwerp sneuvelt omdat ik minutenlang zit te wauwelen. Twee minuten is het maximum en dat maakt het lastig. Ik leer niets uit mijn hoofd, maar zorg wel dat er structuur in zit, met een begin en een einde. Ik weet a en z, dus daar hoef ik dan voor de camera niet meer over na te denken. In de twee minuten waarin ik mij op jou richt, vertel ik een helder en kort verhaaltje zonder zijwegen.’

Over ingewikkelde materie.

‘De grote uitdaging is om het op een laagdrempelige manier uit te leggen. En wel zo dat het niet lullig overkomt voor mensen die er alles vanaf weten.’

Vijf voor acht.

‘Dan sta ik met mijn team op het dak en luisteren we via Spotify “I Got a Feeling” van Black Eyed Peas. Altijd dat nummer, het is een soort bijgeloof. Daarna focussen, oortje in en contact met Hilversum. Mijn aantekeningen neem ik wel mee maar ik kijk er nooit op. Als ik begin laat ik alles los en vertel ik gewoon.’

‘Beeld is kwetsbaar. Als je das scheef zit maakt het niet meer uit wat je vertelt. Ben je gewoon weg’

Zenuwen?

‘Alleen gezonde spanning, al is mijn hartslag net voordat ik begin wel hoger dan normaal. Heeft te maken met de druk die op het Journaal ligt.’

Goed uitleggen kunnen meer mensen. Wat maakt u betrouwbaar?

‘Dat is je persoonlijkheid. Dat je bent wie je bent.’

Wie bent u?

‘Iemand die Haags is en uitstraalt dat hij het leuk vindt om jou over politiek te vertellen. Energiek. Als je wil dat mensen luisteren moet je door die camera héén komen. Dat moet je wel in je hebben. Collega’s waarderen mijn wil om te weten en mijn constante nieuwsgierigheid. Die culmineert in twee minuten passie en enthousiasme in het Journaal. In het ideale scenario heb je groot nieuws, al weet ik woensdag soms al niet meer waar het dinsdag over ging. Het zijn wel allemaal eendagsproducten.’

Heeft u stopwoordjes?

‘Het is geen stopwoord, maar als ik onzeker ben over een verhaal of er niet lekker in zit gebruik ik vaak “eigenlijk”. Dat was een mevrouw opgevallen. Ik ben toen gaan terugluisteren en na een coronapersconferentie gebruikte ik het inderdaad vijf keer achter elkaar. Eigenlijk is het een niksig woord.’

Kun je eigenlijk altijd schrappen.

‘Ja. Daarna werd het een soort obsessie en probeerde ik het woord wekenlang te vermijden. Alles wat ik zeg ligt onder een vergrootglas. Mijn woorden hebben impact en daar moet je zorgvuldig mee omgaan. Laatst was er een item over Baudet en de Holocaust. Toen gebruikte ik tijdens mijn voorbereiding de uitdrukking “een rijdende trein”. Gelukkig was een collega scherp, zodat het de uitzending niet heeft gehaald. Ik vermijd grote woorden, zoals blunder of schande. Als duider kan dat niet, althans niet bij het Journaal. Je kunt beter vertellen hoe ze ontstaan zijn en welke gevolgen ze hebben. Beeld is kwetsbaar. Als je das scheef zit maakt het niet meer uit wat je vertelt. Ben je gewoon weg. Je moet zo min mogelijk afleiding hebben. We hebben ook meegemaakt dat mensen in de woontorens achter mij gingen seinen op televisie door hun verlichting aan en uit te doen.’

Leuk!

‘Vonden zij ook. Het gebeurde op een gegeven moment ook hier vlakbij, in de mediatoren, waar allerlei andere redacties zitten. Heel irritant. Daar ben ik toen naar binnen gestormd en ik ben helemaal uit mijn plaat gegaan. Dat was bij De Telegraaf, later hebben ze hun excuses aangeboden.’

In uw boek schrijft u met dedain over de traditionele journalistieke Miljoenennotajacht.

‘Het is leuk om te achterhalen wat daarin staat, maar ik houd niet van de manier waarop dat gaat. Daarvoor moet je naar Kamerleden toe bij wie je liever uit de buurt blijft. Politici van de een-op-eendealtjes. Die willen je helpen als ze er iets voor terugkrijgen, alsof de scheidslijn tussen pers en politici niet bestaat. Wil ik niets mee te maken hebben. Dan zou ik me zo smoezelig voelen.’

Ron Fresen
Acht jaar achtuur. Leven op het Binnenhof 
Balans