VPRO Gids 44

30 oktober t/m 5 november
Pagina 34 - ‘Machines naar ons beeld’
papier
34

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Machines naar ons beeld

Dirk-Jan Arensman

'Twaalf bytes' van Jeanette Winterson en 'Griezelig slim' van Mo Gawdat gaan allebei over kunstmatige intelligentie. De auteurs komen uit andere werelden en schreven totaal verschillende boeken, maar er zijn ook verrassende overeenkomsten.

Er verschijnen de laatste jaren zo veel boeken over kunstmatige intelligentie, machine learning en aanverwante onderwerpen dat het haast verbaast dat niet al de eerste boekwinkels zijn geopend waar het assortiment uit louter dergelijke titels bestaat. Een Ako voor ai.

Het zou nog best een gevarieerde etalage op kunnen leveren ook. Want het aanbod loopt uiteen van literaire fictie – zoals Ian McEwans Machines zoals ik (2019) of Kazuo Ishiguro’s Klara en de zon (2021) – tot hardcore sciencefiction, en van overzichtswerkjes in de Kunstmatige intelligentie voor dummies-hoek tot volstrekt onleesbare verslagen van wetenschappelijke conferenties. Terwijl je tussen de erin geschetste toekomstbeelden apocalyptische angstvisioenen en beloftes van een utopisch Luilekkerland tegenkomt, en eigenlijk betrekkelijk weinig daartussenin.

Twee recente uitgaven lijken op het eerste gezicht exemplarisch voor dat brede spectrum. De ene, Twaalf bytes, is een essaybundel van de Britse Jeanette Winterson (1959), gelauwerd literair auteur van onder veel meer Oranges Are Not the Only Fruit (1985) en de memoir Why Be Happy When You Could Be Normal? (2011). De ander, Griezelig slim, is het tweede boek van de in Egypte geboren Mo Gawdat (1967). Een ingenieur en hyperactief (tech)ondernemer die zich, na het plotselinge overlijden van zijn 21-jarige zoon Ali in 2014, met zijn bestseller Solve for Happy: Engineering Your Path to Joy (De logica van geluk, 2017) ontpopte tot een wonderlijk soort geluksgoeroe-met-bèta-achtergrond. Mensen uit totaal andere werelden, kortom, die ook totaal verschillende boeken schreven. Maar er zijn evengoed verrassende overeenkomsten.

Lichtkogels

Dat Jeanette Winterson in deze materie geïnteresseerd is, is géén grote verrassing. In het wat verdere verleden schreef ze bijvoorbeeld het dystopische The Stone Gods (2007), waarin een relatie tussen een mens en een androïde een rol speelde. En haar meest recente roman, Frankissstein (2019), was deels een vertelling rond de ontstaansgeschiedenis van Mary Shelleys bijna gelijknamige horrorklassieker uit 1818 en deels een sprankelende moderne bewerking daarvan, waarin onder meer de charismatische professor annex ai-evangelist Victor Stein en een hilarisch botte handelaar in opvouwbare seksrobots figureerden.

Winterson legt een geestig verband tussen spiritualiteit en computertechnologie en speculeert over de theoretische onsterfelijkheid van voortleven in de cloud

Twaalf bytes leest als een non-fictiependant van dat laatste boek, en misschien ook wel een beetje als een plek om overtollig researchmateriaal alsnog een nuttige bestemming te geven. En haar doel als ‘verhalenverteller’ is naar eigen zeggen bescheiden: ‘Ik wil lezers die denken dat ze geen belangstelling hebben voor ai, biotech, Big Data en datatech laten ontdekken dat deze verhalen boeiend en soms angstaanjagend zijn en allemaal met elkaar samenhangen.’

Al doende haalt ze veel en van alles overhoop. Zo schetst ze in ‘Love (Lace) Actually’ een fraai dubbelportret van Mary Shelley en Ada Lovelace, twee vrouwen aan het begin van het machinetijdperk die ze eert als ‘lichtkogels die door de tijd werden afgeschoten en licht wierpen op de wereld van de toekomst’. Shelley uiteraard vanwege haar visionaire roman over een ‘transhumaan wezen’. Lovelace, een buitenechtelijke dochter van Lord Byron, als een briljante wiskundige geest die rond 1840 (!) althans virtueel ‘de allereerste computerprogrammeur ter wereld’ werd. (Lang, fascinerend verhaal.) Ze schrijft over de geschiedenis van de sekspop en de schimmige subcultuur van misogyne mgtow (Men Going Their Own Way) of ‘miggies’, die met ai uitgeruste, immer gewillige seksbots als verkieselijk alternatief voor een vrouw beschouwen. Ze legt, in ‘Gnostische knowhow’, een geestig verband tussen religie/spiritualiteit en computertechnologie (met kwantumbits als gnostische eonen, een 3D-printer als God en het uploaden van een brein als de hemel). Of ze speculeert over de theoretische onsterfelijkheid van het voortleven in de cloud. Ambitieuze, prikkelende en associatieve stukken zijn het, waarin Winterson tal van praktische en ethische vragen opwerpt, soms in licht overweldigende aantallen.

Onvermijdelijkheden

Mo Gawdat betoont zich in Griezelig slim daarentegen meer een man van antwoorden. Wat, eh, even wennen is, net als zijn stijl en toon. In de inleiding benadrukt hij al een keer of drie hoe uniek zijn expertise op dit gebied is. Hij schrijft dingen als: ‘Dit deel van het boek zal je angst aanjagen. Houd het licht aan als je gaat lezen. Maar heb er vertrouwen in dat het uiteindelijk allemaal goedkomt.’ En hij is dol op Powerpoint-achtige schemaatjes en samenvattingen, vol uitroepen als ‘Heel belangrijk!’ en ‘Onthoud!’

Neemt niet weg dat hij als voormalig chief business officer bij Google [X] – de innovatieve tak van het bedrijf die hij in een interview onlangs kenschetste met de wedervraag: ‘Heb je de film Men in Black ooit gezien?’ – inderdaad waardevolle ervaring in de frontlinie van dit vakgebied heeft. In de geschiedenis-in-vogelvlucht die hij in de eerste hoofdstukken uit de doeken doet, zie je regelmatig elementen uit Wintersons essays terugkomen, al houdt Gawdat de boel opzettelijk overzichtelijker en behapbaarder. En zijn basisidee klinkt in al zijn eenvoud best overtuigend.

Al schetsen Gawdat en Winterson uitgebreid de potentiële gevaren van AI, uiteindelijk overheerst bij beiden een soort optimisme-onder-voorbehoud

Een van zijn ‘drie onvermijdelijkheden’ luidt: ‘Kunstmatige intelligentie zal slimmer zijn dan mensen.’ Voor het zover is, is het leerproces vergelijkbaar met dat van een mensenkind, gebaseerd op wat hem wordt aangeboden en op trial-and-error, zij het dat het duizelingwekkend veel sneller verloopt. En dús moet de mens zich, nu die nog enig overwicht heeft, opstellen als een verantwoordelijke ouder: doorgeven wat zij belangrijk en waardevol vinden.

Diversiteit

Dat laatste hebben Gawdat en Winterson in wezen gemeen. Al leggen ze in de invulling van die opvoeding zo hun eigen accenten. Verklaard feminist Winterson wijst er bijvoorbeeld keer op keer op hoe de rol van vrouwen in de ontwikkeling van computertechnologie stelselmatig is weggemoffeld. Hoe ze op subtiele en minder subtiele manieren zijn ontmoedigd in die industrie te gaan werken. En hoe belangrijk streven naar diversiteit in bredere zin is. ‘Als ai werkelijk tot nut van de mensheid moet zijn, en niet tot nut van een enkeling,’ schrijft ze in ‘Jurassic Car Park’, ‘dan moeten meer mensen van kleur, meer vrouwen en meer mensen met een achtergrond in de geesteswetenschappen worden uitgenodigd om mee te praten – niet alleen een overweldigend aantal mannelijke natuurkundigen.’

Titel van een ander essay: ‘Fuck de binaire tegenstellingen.’ Gawdat stelt op zijn beurt voor dat we compassie en, jawel, het streven naar geluk voor onszelf en anderen centraal stellen in alles wat we doen. Want: ‘Dan vallen alle puzzelstukjes op hun plaats. De informatie die de machines verzamelen door ons te observeren zal onmiskenbaar een patroon gaan vertonen. Uit de manier waarop we met elkaar omgaan zullen ze opmaken dat ook zij geluk voor de hele mensheid willen.’

‘Ik hou van je’

Het getuigt van sympathiek idealisme, dat wel enigszins wordt ondergraven wanneer Gawdat onder het kopje ‘Things to Do’ verwijst naar zijn vorige én zijn volgend jaar te verschijnen nieuwe boek, plus naar een via zijn website te volgen gelukstraining en een zelf ontwikkelde ‘geluksapp’ Appii, waarvan het abonnement de eerste drie maanden gratis is. Een beetje alsof een niet oninteressante TedTalk plotseling wordt onderbroken door een TelSell-reclame.

Een andere overeenkomst: al schetsen Gawdat en Winterson uitgebreid de potentiële gevaren van ai, uiteindelijk overheerst bij beiden een soort optimisme-onder-voorbehoud. Maar het opmerkelijkst is misschien wel de plek die ze in hun boeken inruimen voor… de liefde. Gawdat pleit er binnen zijn ouder-kindmetafoor zonder een spoor van ironie voor dat we Google Assistant en Siri vriendelijk bedanken na elke geleverde dienst en kunstmatige intelligentie als kroost in ons hart sluiten. (‘Kijk of je daadwerkelijk “ik hou van je” tegen een machine kunt zeggen. Als je het ook echt voelt, is het zo vreemd nog niet.’) Winterson roemt de liefde in haar slotessay als dé kern van ons innerlijk leven. Het deel van de mens dat zal blijven, ook wanneer we als ‘transhumanisten’ zijn versmolten met de ai die we creëerden.

Want zelfs al wordt het niet makkelijk aan een ‘niet-menselijke levensvorm’ duidelijk te maken wat het precies is: ‘Liefde is echt. (…) Liefde is het geheel. (…) Niemand heeft aan het eind van zijn leven spijt van de liefde.’ Voor je het weet zie je een merkwaardig ontroerend beeld voor je. De twee auteurs die samen in de etalage van die Ako voor ai staan en eensgezind beginnen te zingen: ‘All you need is love!’ (Rápapadapa.)

 

Mo Gawdat 
Griezelig slim. De impact van kunstmatige intelligentie op ons leven
oorspronkelijk Scary Smart
vertaling Nico Groen
uitgeverij Brandt

 

 

Jeanette Winterson
Twaalf bytes. Heden en toekomst van kunstmatige intelligentie
oorspronkelijk 12 Bytes. How We Got Here and Where We Might Go 
vertaling Arthur Wevers
uitgeverij Atlas Contact

 

 

naar de vpro boekengids