VPRO Gids 40

2 oktober t/m 8 oktober
Pagina 34 - ‘Domein van het brein’
papier
34

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Domein van het brein

Katja de Bruin

'De ivoren cel' is een bloemlezing van passages over herinneren en vergeten uit Privé-domeinboeken. Ze zijn verzameld door geheugenprofessor Douwe Draaisma, die ze ook van commentaar voorzag. ‘Elke herinnering moest een context krijgen.’

Elias is net twee jaar en zit op de arm van een meisje dat met hem in een rode gang staat. Tegenover hen gaat een deur open, er verschijnt een glimlachende man die een zakmes uit zijn zak haalt en tegen het jongetje zegt dat hij hem zijn tong zal afsnijden.

Dat jongetje was Elias Canetti, die over zijn vroegste herinnering schreef in De behouden tong. Een akelig beeld, maar wat je je als lezer vooral afvraagt: kon de oude Canetti zich werkelijk iets herinneren van toen hij amper twee jaar was? Niet voor niets begint Douwe Draaisma (1953) zijn bloemlezing De ivoren cel met dit fragment. 

Draaisma grasduinde in de honderden delen die de Privé-domeinreeks inmiddels rijk is, op zoek naar mooie passages over herinneren en vergeten; een thema waarover de bekende geheugenprofessor uit Groningen zelf mooie boeken als De heimweefabriek (2008), Vergeetboek (2010) en Als mijn geheugen me niet bedriegt (2016) schreef.

Hij verzamelde zo’n tachtig fragmenten die samen een staalkaart vormen van de vele gedaanten die het geheugen kan aannemen. Vroege jeugdherinneringen, variërend van Theo Thijssen, die nog geen vier is als er ineens een aardige juffrouw in huis komt tegen wie hij ‘baker’ moet zeggen, tot Mary McCarthy, wier ouders aan de Spaanse griep stierven toen ze zes jaar was. Herinneringen aan een onterechte beschuldiging (Anthony Trollope), onbereikbare borsten (August Willemsen), een verwarrende kus (Sylvia Plath), een meelijwekkend huwelijksaanzoek (Charlotte Brontë), een vechtscheiding (Paul de Wispelaere) en aan afscheid nemen (Paul Auster, Erika Mann, Lou Andreas-Salomé en vele anderen.)

Gelaagde herinnering

Het was natuurlijk al een gouden idee van Peter Nijssen van De Arbeiderspers om Draaisma zo’n selectie te laten maken, maar wat De ivoren cel uittilt boven een gewone bloemlezing is zijn commentaar op die fragmenten. Hij legt uit met welk type herinnering we hier te maken hebben, waardoor je deze zorgvuldig gerangschikte passages met andere ogen leest.

Eigenlijk was hij in eerste instantie helemaal niet van plan die persoonlijke noten toe te voegen, vertelt Draaisma op een prachtig terras in de schaduw van de Martinitoren.

‘Toen ik de uitnodiging kreeg, had ik het gevoel dat ik een soort gastcurator was van het Rijksmuseum, want zo mag je deze reeks toch wel noemen. Het is zo’n prachtige, prestigieuze serie. Ik kreeg als het ware de sleutel van een enorm depot waar ik in rond mocht dwalen. Natuurlijk had ik meteen allerlei gedachten over wie er beslist in moesten, maar ik wilde ook mijn signatuur erin aanbrengen, het type herinneringen dat ik interessant vind. Dat zijn toch vaak de gelaagde herinneringen, bijvoorbeeld een herinnering die er op je zestigste anders bij ligt dan op je twintigste. Puur omdat je sindsdien dingen anders beleefd hebt, situaties beter snapt en kunt plaatsen. Dat maakt er een andere herinnering van, terwijl die oude herinnering daarmee niet onbetrouwbaar wordt. Dat vind ik een belangrijk punt. Het was op die leeftijd een betrouwbare herinnering en nu weer. Zelfs in het extreme geval dat ze elkaar tegenspreken zijn ze in hun eigen context authentiek en waar. Dus ik vond het belangrijk om daar voorbeelden van te geven. Aanvankelijk had ik het voornemen om het heel minimalistisch in te leiden, maar dat werkte niet. Het voegt zo veel toe als je de context van een herinnering kunt aangeven. Iedere herinnering moest, om in die curatormetafoor te blijven, worden uitgelicht. Die kon je niet aan een rek de zaal in rollen, die moest ik een plek geven en een context, en het schilderij dat ernaast hing moest een beetje aansluiten. Dus het was toch best veel werk.’

Argeloze dagboeken

De Privé-domeinreeks telt inmiddels 315 delen met brieven, dagboeken en memoires. Een goudmijn waarin je voorbeelden van elk denkbaar type herinnering kunt aantreffen. Tegelijkertijd is Draaisma zich ervan bewust dat schrijvers nogal eens de neiging hebben ook van hun eigen leven een verhaal te maken.

‘In het relaas van Canetti zitten een heleboel termen die een tweejarige nog niet kent, dus daar kun je je twijfels bij hebben. Als je al die Privé-domeindelen leest, krijg je sowieso de indruk dat je schrijvers maar half kunt vertrouwen. Zelf heb ik ook wel eens meegemaakt dat ik samen met iemand iets had beleefd en dat diegene naderhand in zijn relaas aan anderen typische schrijversdingen toevoegde: een beetje suspense, een net iets mooiere ontknoping. Ik denk dat dat voor schrijvers onweerstaanbaar is, dat maakt ze tot schrijvers en verhalenvertellers. Neem Paustovski, die kan zo ongelofelijk sensorisch schrijven over hoe de zon op het bladerdek schijnt en hoe het ruikt onder die bomen, dat is voor een deel reconstructie.

‘Als je die Privé-domeindelen leest, krijg je de indruk dat je schrijvers maar half kunt vertrouwen’

Douwe Draaisma

Het meest authentiek zijn daarom de argeloze dagboeken die nooit bedoeld waren om te worden uitgegeven. Ik denk niet dat Hans Christian Andersen de bedoeling had zichzelf zo bloot te geven dat hij bij anderen medelijden opwekte. Dat is geen effectbejag. Terwijl er bij Stefan Zweig altijd wel een dame in het zwart staat te snikken op een perron. Hij weet dat heel filmisch te presenteren.

Sommige schrijvers geven het ook eerlijk toe, zoals Bob den Uyl. Die zegt: ik maak iets mee, daar maak ik een verhaal van en dan weet ik later niet meer wat ik echt heb beleefd. Het verhaal schuift ervoor. Dat is iets anders dan wat vaak een onbetrouwbare herinnering wordt genoemd. Dat veronderstelt dat er ergens een objectieve waarheid ligt waar het een afbeelding van zou zijn, en dat is totaal geen geschikt idee om over herinneringen na te denken.’

Tere kinderziel

Draaisma ging op zoek naar herinneringen waar hij iets aan toe te voegen had en ontdekte algauw dat jeugdherinneringen vaak onevenredig veel ruimte in beslag nemen. Dat bewijst hoe krachtig het reminiscentie-effect is, het verschijnsel dat jeugdherinneringen prominenter worden naarmate je ouder wordt.

‘Mannen schrijven over hun vroege seksuele ervaringen alsof ze altijd puber gebleven zijn. Daar zit iets in van gebrek aan rijping’

‘Het min of meer ontbreken van de middelbare leeftijd in autobiografieën is opvallend. Ik geef veel lezingen over het reminiscentie-effect. Dan zeg ik vaak: als je nu ergens tussen de veertig en vijftig bent, kun je je het niet voorstellen, maar als je zeventig bent is dit het gat in je geheugen. Wat je op je veertigste of vijftigste beleeft, sla je minder pregnant op dan wat er op je twintigste gebeurt. De autobiograaf van tachtig is lang jong en kort oud. Het is opvallend hoeveel mensen schrijven over krenkingen en vernederingen uit hun jeugd. Dat vind je ook in andere bronnen. Steffie van den Oord heeft in haar boek Eeuwelingen levensverhalen van honderdjarigen opgetekend. Hoeveel mensen daarin niet vertellen hoe ze als kind achter in de kerk moesten zitten, of hoe ze werden uitgekafferd door de ritmeester. Ze zijn honderd, maar ze winden zich erover op alsof het gisteren is gebeurd. De tere kinderziel bestaat wel degelijk.’

Pervers Fransmannetje

Fijnbesnaarde lezers zullen opkijken van de manier waarop schuinsmarcheerders als Samuel Pepys en Paul Léautaud schreven over de wijze waarop ze vaak piepjonge meisjes overmeesterden.

‘Op een gegeven moment had ik zo veel MeToo-achtige ervaringen verzameld dat ik er een aparte uitgave van had kunnen maken. Die Pepys was een ongelofelijke graaier die het vrouwen ook nog kwalijk nam dat ze zo makkelijk waren en bij Léautaud, dat perverse Fransmannetje, komen sommige passages neer op regelrechte verkrachting. Tegelijkertijd is hij heel dapper als hij schrijft over de bijna erotische verhouding met zijn moeder. Dat dit soort vroege seksuele ervaringen een groot effect hebben op hoe je de rest van je leven tegenover vrouwen staat, wist ik wel, maar dat het zo lang doorwerkt in iemands liefdesleven vond ik wel verrassend. Dat zie je ook terug in het enthousiasme waarmee mannen terugkijken op hun vroege seksuele ervaringen. Ze schrijven erover alsof ze nooit opgehouden zijn een puber te zijn. Daar zit iets in van gebrek aan rijping.’

Tot slot nog even over die prachtige titel, De ivoren cel. Die blijkt ontleend aan een gedicht van Oscar Wilde. ‘Die ivoren cel is een metafoor die verwijst naar de populaire theorie dat je alles onthoudt wat je ooit hebt meegemaakt, maar dat je het niet meer kunt reproduceren. De sporen zijn er nog, je kunt er alleen niet meer bij. Dat is waarschijnlijk niet het geval en het zou neurologisch ook heel onwaarschijnlijk zijn. Een brein heeft veel meer weg van een verwilderde tuin waarin alles woekert en ook weer afsterft. Dat alles bewaard blijft wat je ooit hebt gedacht en meegemaakt hebt is dus niet waar, maar het is wel een hele aantrekkelijke metafoor als je schrijft over het geheugen.’

Douwe Draaisma
De ivoren cel. Herinneren en vergeten in Privé-domein
De Arbeiderspers

naar de vpro boekengids