VPRO Gids 39

25 september t/m 1 oktober
Pagina 10 - ‘‘Crazy rich soil’’
papier
10

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

‘Crazy rich soil’

Katja de Bruin

Er zijn veel zorgen over het verlies aan biodiversiteit, maar onder de juiste condities blijkt de natuur verrassend veerkrachtig. Dit vereist wel een herinrichting van het landschap, iets waarover onderzoekers uit alle windstreken zich buigen op een Friese proefboerderij. ‘Moet je zien hoe mooi die wortels erbij staan!’

Proefboerderij Kollumerwaard in Munnekezijl.

Je ziet ze overal: groepjes Afghaanse jongens en mannen, een enkeling met mondkapje, slenterend langs de berm van de N388 tussen Lauwerzijl en Zoutkamp. In wat zo ongeveer de dunst bevolkte regio van het land moet zijn, is voor hen weinig te beleven. Zelfs de viskar bij de brug houdt vandaag de luiken gesloten. De Afghanen hebben geen idee dat op deze loodgrijze donderdagmiddag achter de dijk nóg een groepje vreemdelingen rondloopt. Ze komen onder meer uit Argentinië, Mexico, Nicaragua en China en krijgen vandaag college over pootaardappelen, suikerbieten, pompoenen en maaimest, over verzilting ten gevolge van de zeespiegelstijging, over de voordelen van bokashi ten opzichte van compost en over ecomodernisten, die meer natuur willen en minder landbouwgrond.

Dat gebeurt allemaal onder toeziend oog van professor doctor Pablo Tittonell, op het terrein van de Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw (SPNA) in Munnekezijl. Proefboerderij Kollumerwaard ligt net aan de Friese kant van de grens. Een paar hectare verderop begint Groningen, maar de grond is aan beide kanten van de provinciegrens even vruchtbaar. Of, zoals Pablo Tittonell het noemt: ‘crazy rich soil’. Wat heeft deze charismatische Argentijnse professor te zoeken op de klei van Munnekezijl? Hij bekleedt de door het Wereld Natuur Fonds ingestelde leerstoel Resilient Landscapes bij het Institute of Evolutionary Life Sciences aan de Rijksuniversiteit Groningen (rug).

Vlechtheggen

Zijn functieomschrijving zou een complete gidspagina beslaan, maar kort samengevat is Tittonell een autoriteit op het gebied van biodiversiteit en landbouw. Over dat onderwerp maakte Bregtje van der Haak voor VPRO Tegenlicht de documentaire ‘Boeren, burgers en beren’. Om te bewijzen dat herstel van biodiversiteit onder de juiste omstandigheden verrassend snel mogelijk is, maakt ze een rondgang langs een voorhoede van daadkrachtige natuurherstellers. Zoals veehouder Jaring Brunia, die in Raerd laat zien hoe je koeien én grutto’s kunt behouden voor het Friese land. In Roemenië wordt gezocht naar een manier om honderden bruine beren uit te leggen dat ze in hun bos moeten blijven en de boeren met rust moeten laten, en Jaap Dirkmaat houdt een gloedvol pleidooi voor vlechtheggen als natuurlijke afscheiding in het Hollandse land.

‘Het is zinvol om de academische wereld en de agrarische sector bij elkaar te brengen. Boeren maken zich over dezelfde dingen zorgen als wij’

Pablo Tittonell

Een Randstedelijke nieuwsconsument zou zomaar de indruk kunnen krijgen dat boeren weinig begaan zijn met het rampzalige verlies aan biodiversiteit. Zulke boeren zijn er zeker, maar er gebeurt in de agrarische wereld meer dan je denkt. Daarom zijn we vandaag op proefboerderij spna, een onafhankelijk bedrijf dat in opdracht van leveranciers, akkerbouwers, fabrikanten en overheid onderzoek doet naar duurzame akkerbouw. De 129 hectare is zo’n veertig jaar geleden ingepolderd. Dat leverde die crazy rich soil op, een combinatie van zavel en klei. Veel mooier kun je het als akkerbouwer niet krijgen.

Maar wat komen die Argentijnen en Chinezen hier nou doen? Die volgen deze week de Summer School ‘Designing Sustainable Landscapes Within Regional Food Systems’, onder leiding van Tittonell. De cursus is een initiatief van de onderzoeksgroep Sustainable Landscapes van de rug. Hier komen verschillende wetenschappelijke vakgebieden samen die elk op hun eigen terrein gezamenlijk onderzoek doen naar duurzame landschapsontwikkeling.

Proeftuin

Vandaar dat de deelnemers aan deze Summer School uit alle windstreken en vakgebieden komen. De een weet alles van sojaplantages in Latijns-Amerika, de ander deed onderzoek naar bananenziekten in Oeganda en een derde promoveert op agro-ecosystemen in Noord-China, maar er zijn ook deelnemers die ons eigen Groningen tot hun onderzoeksterrein hebben gemaakt.

In deze Summer School leren ze dat Noord-Nederland een regio is die als voorbeeld kan dienen voor de rest van de wereld als het gaat om het produceren van voedsel onder duurzame omstandigheden. Een soort proeftuin waar andere landen iets van kunnen leren. Dat klinkt prachtig, maar ook nogal vergezocht. Hoe zou je op een koffieplantage in Nicaragua iets kunnen hebben aan de manier waarop in het Lauwersmeergebied pootaardappelen worden geteeld?

Om zulke kennis gaat het niet, legt Tittonell uit. Hij loopt met zijn studenten richting de proefvelden en eet een appel uit zijn lunchpakket, terwijl rechts kolossale landbouwvoertuigen passeren en links senioren op elektrische fietsen verbaasd het bonte gezelschap monsteren.

‘De bedoeling is dat wij ze helpen nadenken over hoe je een landschap kunt herinrichten binnen een regionaal voedselsysteem. Ze komen hier niet om over landbouwkundige technologie te leren, maar om na te denken over het landschap. Noord-Nederland is een casestudy, maar die kun je overal toepassen. In China of Nicaragua, dat maakt niet uit. We brengen deze week verschillende visies bij elkaar. Daarom nodigen we ook lokale boeren uit om met de cursisten te praten. We hebben veel aannames over boeren, maar als je met ze praat merk je dat ze zich over dezelfde dingen zorgen maken als wij. Het is heel zinvol om de academische wereld en de agrarische sector bij elkaar te brengen. Toen ik in Wageningen zat, was ik de eerste die boeren in de collegezaal uitnodigde. De boeren met wie wij werken zijn natuurlijk geen gemiddelde boeren. Ze werken al biologisch of zitten in transitie. Maar het is een goed begin.’

Complete maaltijd

Tittonell doceerde tien jaar geleden al eens in Wageningen. Hij ging terug naar Argentinië, waar hij een vooraanstaande positie bekleedde binnen zijn vakgebied, maar sinds er een nieuwe regering is aangetreden kreeg hij minder gedaan. ‘Onder de vorige regering hebben we mensen getraind, teams opgezet, nieuwe wetten erdoorheen gekregen. Ik had tegen de stroom in kunnen blijven roeien, maar ik kan buiten Argentinië meer betekenen. Bij de rug ben ik maar voor twintig procent in dienst. De rest van de tijd werk ik als consultant op projectbasis. Zo heb ik nu projecten in Colombia en Afrika.’

‘Eén of twee procent van wat we in Groningen, Friesland en Drenthe consumeren komt uit de regio. Waarom maken we daar niet twintig procent van?’

Pablo Tittonell

Je vraagt je af wat voor zo’n man de aantrekkingskracht is van deze eindeloze akkers. Wat maakt het noorden van Nederland voor hem zo interessant als proeftuin?

‘Eén of twee procent van wat we in Groningen, Friesland en Drenthe consumeren komt uit de regio. Dat is heel gek. Waarom proberen we daar niet tien of twintig procent van te maken? Honderd procent gaat niet lukken, want we hebben hier geen bananen en koffie, maar als je naar de drie provincies kijkt zou je hier makkelijk een complete maaltijd kunnen produceren. We gebruiken die potentie niet voldoende. Als we in landbouw en veeteelt kleine veranderingen aanbrengen kan dat al grote gevolgen hebben voor de rest van het land, en zelfs voor Europa.’ Even wordt hij afgeleid door wat er links van ons te zien is. ‘Moet je zien hoe mooi die wortels erbij staan!’

Koffie en vogels

Een van de boeren die vanochtend geduldig lange, vaak hypothetische vragen van de cursisten heeft beantwoord, staat te trappelen om iets aan professor Pablo te vragen, dus wandelen we verder langs de wortels en pompoenen met Jean-Yves Duriaux Chavarría. Terwijl hoog boven ons de zwaluwen zich verzamelen voor hun trek naar het zuiden en in de verte formaties ganzen overvliegen, vertelt hij dat zijn ouders in Nicaragua een koffieplantage beheren die tegelijkertijd functioneert als veilige haven voor vogels. ‘We hebben zo’n 350 soorten op onze plantage,’ glundert Chavarría. Zelf is hij verbonden aan de Amerikaanse Cornell University, waar hij voor het Lab of Ornithology het project Our Coffee, Our Birds coördineert. ‘Op veel koffieplantages wordt alle overige begroeiing weggehaald, maar koffiestruiken doen het prima in de schaduw van bomen. Als je bomen en struiken behoudt of aanplant, kunnen ze een belangrijke functie hebben in het behoud van biodiversiteit. Zulke plantages fungeren als verbinding tussen verschillende stukken oerwoud. Onze plantage is omringd door bos, en we hebben zelf ook veel bomen en beekjes. Door die bomen en struiken trekken we veel bijzondere vogels aan. Mijn ouders zijn niet alleen koffieboeren maar ook vogelonderzoekers.’

Het klinkt allemaal een stuk aantrekkelijker dan een akker vol pootaardappelen, maar deze jonge Nicaraguaan is enthousiast over wat hij in Nederland leert. Zo is hij momenteel als onderzoeker verbonden aan de rug, vanwaaruit hij in het noorden van Friesland betrokken is bij projecten om weidevogels te beschermen. Met de harde g van grutto heeft hij geen enkele moeite.

Klavertje vier

Terwijl hij uitlegt dat hij onze weidevogels net zo interessant vindt als zijn tropische koffievogels, luisteren zijn collega-cursisten geboeid naar Geert-Jan van der Burgt, die naast een veld vol onkruid uitlegt hoe klaver hier wordt gebruikt als natuurlijke stikstofvanger. Zijn uitvoerige theoretische uitleg over stikstofverbindingen, proteïnes, kalium en fosfaten gaat de verslaggever enigszins boven de pet, maar waar het op neerkomt is dat de wortels van de klaver kleine knolletjes produceren waarin bacteriën zitten die weer stikstof uit de lucht vangen. Als boeren klaver door hun gras mengen hoeven ze minder dierlijke mest toe te voegen om toch voldoende veevoer te kunnen oogsten.

Op deze proefvelden worden gewassen als klaver en luzerne gemaaid en vervolgens door de grond gewerkt als zogeheten maaimest. Nu ze negen jaar verder zijn, is gebleken dat aardappels, pompoenen en wortels het prima doen op zulke maaimest. Daarmee is het stikstofprobleem overigens niet opgelost, want dat is iets wat in de veehouderij veel meer speelt dan bij akkerbouwers.

Het minicollege in het veld wordt onderbroken door een blijde uitroep van Valeria Alvarez, een van de Argentijnse cursisten. Ze heeft net een klavertje vier ontdekt en dat leidt tot opwinding binnen de groep. Valeria en haar landgenoot Luciana Laborda studeren in hun vaderland, maar zijn door professor Pablo hiernaartoe gehaald, speciaal voor deze Summer School. Volgens Laborda zijn de problemen in Argentinië niet wezenlijk anders dan hier. ‘Monocultuur, vervuiling, ruzie over wie de rekening moet betalen. Het staat wel op de politieke agenda en er is ook wel regelgeving, maar het verschil is dat mensen zich in Argentinië niet aan de regels houden.’

Op de vraag wat ze straks na hun studie willen gaan doen, giechelen ze verlegen. Maar dan herneemt Laborda zich: ‘We gaan de wereld veranderen.’