VPRO Gids 36

5 september t/m 11 september
Pagina 34 - ‘Mustafa’s kant van het verhaal’
papier
34

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Mustafa’s kant van het verhaal

Dirk-Jan Arensman

La Florida van Laila Lalami is een fictief reisverslag van de eerste Afrikaanse ontdekkingsreiziger in Amerika: een Marokkaanse man wiens getuigenis nooit is opgenomen in de geschiedschrijving. 

Laila Lalami

Eén schijnbaar onbeduidend zinnetje in een zestiende-eeuws verslag van een ontdekkingsreis was het feitelijk dat de Marokkaans-Amerikaanse Laila Lalami (1968) inspireerde tot een meesterlijke historische roman.
La relación (‘Het verslag’) heet het boek uit 1542 van Álvar Núñez Cabeza de Vaca (1490-1559), dat in het Engels verscheen onder titels als Adventures in the Unknown Interior of America (1983) en Chronicle of the Narváez Expedition (2003) en in het Nederlands als Schipbreukelingen (1992). Het eerste Europese boek volledig gewijd aan Noord-Amerika is het naar verluidt. En dat de erin beschreven expeditie uitliep op een bloederig echec was (althans onder historici) al eeuwen bekend.
Met een vloot van vijf schepen zeilden Castilliaanse conquistadores, 600 mannen, vrouwen en kinderen, in het voorjaar van 1527 naar de Nieuwe Wereld, om het recent ontdekte La Florida in naam van koning Karel V op te eisen. Maar toen het gezelschap in november van het jaar daarop aan land ging op het huidige Galveston Island, voor de kust van Texas, expeditieleider Pánfilo de Narváez vanwege de vondst van een piepklein goudklompje besloot de onbekende binnenlanden in te trekken en vervolgens hopeloos verdwaalde, stapelden de rampen zich in een bijna absurd tempo op.
Lalami geeft Estebanico in La Florida als het ware de stem terug die de geschiedschrijving hem ontnam
Twaalf maanden later was vrijwel de gehele bemanning omgekomen. Verhongerd, verdronken, gesneuveld door ziekte of bij confrontaties met inheemse volkeren.
Welgeteld vier leden ontkwamen aan dat lot en begonnen aan een tocht van maar liefst acht jaar, om in 1537 de bestaande Spaanse nederzettingen in het noorden van Mexico bereiken. De eerste drie waren de edellieden Alonso del Castillo Maldonado, Andrés Dorantes de Carranza en, uiteraard, Cabeza de Vaca. ‘De vierde,’ zo schreef de laatste tergend terloops, ‘is Estebanico, een Arabische Neger uit Azemmur.’

Onheilsexpeditie

Waarom kén ik die man niet?! dacht Lalami toen ze op die mededeling stuitte, zo vertelde ze in 2014 in een interview met de Amerikaanse radiozender NPR. De eerste Afrikaanse ontdekkingsreiziger in Amerika, die blijkbaar een Marokkaan was! ‘Maar zelfs ik, een geboren Marokkaanse die nota bene haar hele schoolopleiding in Marokko heeft genoten, had nog nooit van hem gehoord.’
Hoe dat kon?
Het korte antwoord bleek dat er in De Vaca’s kroniek domweg bitter weinig over hem stond. Waar van zijn reisgenoten uitgebreide biografische schetsen werden gegeven, bleef het verleden van Estebanico totaal onbelicht; zoals hij ook als enige van de overlevenden nergens in het officiële verslag zelf aan het woord kwam.
Dat besloot Lalami bijna vijf eeuwen later eens grondig recht te zetten. Met als resultaat het meeslepende epos The Moor’s Account, onlangs in vertaling verschenen als La Florida, waarin ze hem als het ware de stem teruggeeft die de geschiedschrijving hem ontnam. Hem zijn eigen verhaal laat vertellen van die wonderbaarlijke avonturen in ‘het Land van de Indianen’, plus het relaas van hoe hij überhaupt tot slaaf werd gemaakt en bij deze onheilsexpeditie betrokken raakte.
Om met het laatste te beginnen: in Lalami’s volstrekt fictieve maar daarom niet minder overtuigende versie werd Estebanico als Mustafa ibn Muhammad ibn Abdussalam al-Zamori in Azemmur geboren, waar hij de wijze raad van zijn vader om een eerzaam beroep als timmerman of notaris te kiezen in de wind sloeg, en koopman werd. Rijk en machtig werd hij ook. ‘Maar,’ schrijft hij met spijt, al doende een belangrijk thema in La Florida onderstrepend, ‘mettertijd viel ik ten prooi aan de betovering van getallen en de bekoring van winst. Ik was alleen nog maar bezig met de prijs van dingen en niet meer met hun werkelijke waarde. Zolang ik geld kon verdienen aan een verkoop, maakte het me niet uit wát ik verkocht, glas of graan, wolvet of wapens, en zelfs – moet ik tot mijn diepe schande bekennen, zeker gezien mijn latere lot – slaven.’

Correcties

Voor die rücksichtsloze hebzucht werd hij later op ironische wijze gestraft, lijkt de suggestie, toen in 1513 de Portugezen de stad innamen, de bevolking haast verhongerde en Mustafa zichzelf als slaaf verkocht om zijn broers en zussen en zijn moeder een kans op overleving te bieden. Ongeveer zoals de expeditie waarvan hij, eenmaal door de Portugese handelaar die hem zijn slavennaam gaf naar Sevilla gebracht en verkocht aan ‘señor Dorantes’, noodgedwongen deel ging uitmaken werd gestraft voor de blinde goudkoorts waaraan niet alleen leider Pánfilo de Narváez ten prooi viel.
Hoe die laatste straf eruitzag, doet Mustafa uiteraard uitgebreid uit de doeken in de hoofdstukken die zich in de Nieuwe Wereld afspelen. Een soms gruwelijk verslag waarmee hij in de herinnering wil blijven voortleven, maar vooral ‘enkele correcties’ wil aanbrengen op de getuigenissen van zijn Spaanse reisgenoten, zijn ‘medestrever in de vertelkunst’ Cabeza de Vaca in het bijzonder.
Want, schrijft hij ergens, in diens voor het koninklijk hof en de vrienden en van familie van de ‘Castiliaanse heerschappen’ gekuiste versie werden heel wat ‘kwalijke zaken’ weggemoffeld: ‘Mijn metgezellen schoven Narváez de schuld van alle onjuiste beslissingen in de schoenen, lieten de martelingen en verkrachtingen die ze hadden aanschouwd onvermeld, vergoelijkten de diefstal van voedsel en voorraden, zeiden niets over de indiaanse vrouwen die ze hadden gehuwd en overdreven het leed dat hun door de indianen was aangedaan, evenals hun opluchting toen ze eindelijk gered waren.’

Subtiele knipoog

Ondertussen blijkt onze verteller zelf een belangrijke rol te hebben vervuld als tussenpersoon in het contact tussen de Spanjaarden en de verschillende inheemse stammen. Omdat hij met zijn donkerder huid meer vertrouwen wekte. Omdat hij wel meteen medemensen in die ‘barbaren’ herkende. En omdat hij zo’n groot linguïstisch talent had dat hij algauw rudimentair met hen kon communiceren in hun eigen taal. (Logisch, dat laatste, want als onvrijwillige zestiende-eeuwse kosmopoliet sprak hij naast Arabisch en Berbers immers al een aardig mondje Portugees en Spaans.)
‘Als een man zich in het volle zicht van anderen heeft moeten ontlasten, blijkt het daarna een stuk moeilijker om zijn autoriteit aan te wenden’
Ook aardig, in de categorie weggemoffelde geschiedenis, is die scène tegen het eind, wanneer Mustafa in het Mexicaanse Tenochtitlán ‘een houten amuletje in de vorm van een hand’ op de grond ziet liggen. Een khamsa (ook wel Handje van Fatima), realiseert hij zich, dat in het volksgeloof van het Midden-Oosten en Noord-Afrika bescherming biedt. Een subtiele knipoog naar de invloed die handelaren uit die streken al vroeg hadden op het leven en de cultuur in de latere Amerika’s.

Cadeautje!

Je leest dit artikel gratis. Wil je meer van de VPRO Gids? Neem een abonnement. Nu 12 weken voor slechts 10 euro. Ik wil meer lezen →

Klinkt een beetje didactisch allemaal?
Dat is La Florida geen moment. Want al streefde Lalami net als haar verteller naar een completer en waarheidsgetrouwer beeld van diens reis, ze bieden wel beiden ‘waarheid in de vorm van vermaak’. Het vermaak van weelderig proza (licht archaïsch soms, maar levendig en fris) en filmische beschrijvingen van de natuur en ijzingwekkende veldslagen tot uit kleisteen opgetrokken dorpen en vrouwen gehuld in hertenvellen en behangen met turkooizen. Van een droogkomische constatering als deze, over de gaandeweg vervagende hiërarchie tussen meester en slaaf: ‘Als een man zich in het volle zicht van anderen heeft moeten ontlasten, blijkt het daarna een stuk moeilijker om zijn autoriteit aan te wenden.’ En bovenal het vermaak van de vele krankzinnige wendingen die zich tijdens de overlevingstocht voordeden. Inheemse krijgers die zich walgend van de Europese bezoekers afwenden wanneer die zich om te overleven overgeven aan kannibalisme, bijvoorbeeld. Of hoe vooral Mustafa en Dorantes onder verschillende inheemse stammen bijna per ongeluk een reputatie als kundige medicijnmannen verwerven.

Bonussuspense

‘Als er iemand tegenover me zat met een kwaal die ik niet herkende,’ vertelt de eerste daarover, ‘luisterde ik en bood ik troost in de vorm van een lang verhaal. Wat de patiënten immers vooral nodig hadden, was de geruststelling dat iemand hun pijn begreep en dat, als volledige genezing niet mogelijk was, er op zijn minst enige verlichting in het verschiet lag. Ook dit was iets wat ik op de markten van Azemmur had geleerd: een goed verhaal kan heilzaam werken.’
Dat geldt voor zijn patiënten. Het geldt voor de heelmeesters zelf, die op het eind van hun reis als dank voor hun ‘genezingen’ bijna liefdevolle inheemse escortes krijgen (en inheemse bruiden bovendien). En het geldt voor La Florida als geheel. Een roman die een heilzaam licht werpt op het verleden en de blinde vlekken van de geschiedschrijving, terwijl je door de pure opwinding van de plot op het puntje van je stoel zit.
De vraag die op de laatste pagina’s voor bonussuspense zorgt: hoe zal Laila Lalami het verhaal laten aflopen voor haar chroniqueur, die je als lezer inmiddels het allerbeste gunt?
Dat gaan we hier uiteraard niet onthullen. Maar hij is beslist een totaal andere dan de versie van H.C. ten Berge, die bij uitgeverij Koppernik toevallig over dezelfde expeditie een bundel met 45 verhalende gedichten publiceerde, De beproevingen van Álvar Núñez Cabeza de Vaca (2019).
Daarin jaagt de ‘Kleine Estebán’ in het slotgedicht ‘als gids en kenner van het noorden’ in het gebied van de Zunivolkeren samen met de franciscaan Marcos van Nice ‘op kansen voor de kerk/en schatten voor het rijk’, tot hij ver vooruit reist, ‘om ongezien en ongeremd/zijn gang te gaan’.

Hij eist in elke pueblo

kostbare turkooizen voor de handel

alsmede mooie vrouwen voor de nacht.

Wegens wangedrag & hebzucht

en verdacht van spionage

wordt hij door de Zuni

in het dorpje Háwiku ter dood gebracht.

 

Laila Lalami is op 23 september te gast in BorderKitchen, een online-evenement georganiseerd door Crossing Border in samenwerking met Uitgeverij Nieuw Amsterdam. Zie ook: borderkitchen.nl.

Laila Lalami
La Florida
(oorspr. The Moor’s Account, vert. Lucie van Rooijen en Inger Limburg)
Uitgever Nieuw-Amsterdam