Kees Brouwer: ‘Die documentaire over Bodewes was mijn eerste langere film, gemaakt in de gesloten maar zeer visuele wereld van de scheepsbouw. Destijds stond er ook echt wat op het spel want ze gingen toen bijna failliet. Achteraf vind ik het helemaal bijzonder dat ik toen alles mocht filmen en overal bij mocht zijn. Slechts één schip liep er dat jaar van stapel. Vorig jaar was ik door toeval weer in de buurt van de werf en ik dacht: laat ik eens kijken hoe het gaat. Bleken er verschillende schepen op stapel te staan.’
In 2004 maakte Kees Brouwer (Het geheim van ASML, De Wouter-tapes) een film over de destijds bijna failliete scheepswerf Bodewes in Groningen. Als Brouwer twee decennia later terugkeert voor de Tegenlicht-aflevering ‘Dwarse scheepsbouwers’ kan de werf het werk bijna niet meer aan. ‘Er is niets wat niet nodig is. Nul franje.’
‘Heel goed. Ik heb al drie zijwaartse tewaterlatingen kunnen filmen en er staan er nog meer op stapel. Men kan het werk bijna niet aan. Ze zijn gegroeid, dus blijkbaar doen ze iets heel erg goed. Eigenlijk ga ik verder waar ik twintig jaar geleden gebleven was. Men heeft de barre tijden overleefd, verschillende schepen zijn in aanbouw en er liggen allemaal nieuwe opdrachten. Dat is knap in een tijd van globalisering, want veel maakindustrie is verdwenen naar lagelonenlanden. Hoe doen ze dat? De afgelopen jaren vond de pure staalbouw, dus het aan elkaar lassen van het staal, plaats in Oost-Europa. Daarna kwam het casco naar Groningen om te worden afgebouwd. Hier werd dan alleen het specialistische werk nog gedaan zoals de installatietechniek, het plaatsen van de motor en alle toeters en bellen. Die hele trend is gekeerd. Nu bouwt men hier compleet nieuwe schepen, van kiel af aan, en dat gaat zo goed dat men werfcapaciteit tekortkomt.’
‘Klopt, ik zit er helemaal in, maar dat is ook niet zo vreemd. Mijn opa op Urk had tenslotte ook een schip, een kotter. De dag nadat ik had afgesproken om weer bij Bodewes te filmen las ik op hun website tot mijn verrassing dat er een contract was ondertekend over de elektrotechnische installatie van vijf schepen die ze gingen bouwen. Met Piet Brouwer uit Urk.’
‘Dat was gewoon mijn ome Piet! Hij leeft niet meer, maar het bedrijf heet Piet Brouwer. Dat is nu van zijn zoon Bram, mijn volle neef, en dit is ook een familiebedrijf.’
‘Dit jaar zijn er negen tewaterlatingen en het aantal groeit. De orderboeken voor de komende jaren zijn helemaal vol. Onlangs is er voor het eerst ook een schip te water gegaan voor een klant in Taiwan. Op de een of andere manier hebben ze de aandacht getrokken van een grote Taiwanese rederij. Die vaart al met bijna honderd schepen en Bodewes wist de aanbesteding voor een nieuw cementschip te winnen. Ik denk dat dit Bodewes’ grootste kunststuk was dit jaar. Vroeger zag je op allerlei spullen “made in Taiwan” staan. Werkelijk alles leek wel in Taiwan gemaakt en als kind vroeg ik me ook altijd af: Taiwan, waar ligt dat? Ik had geen flauw idee. En nu maken wij schepen voor Taiwan.’
‘Dat zou best symbolisch kunnen zijn voor het feit dat de maakindustrie deels weer terugkomt naar Nederland en dat is de kern van deze uitzending. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we als Nederland of als Europa relatief onafhankelijk en zelfvoorzienend blijven op maritiem gebied? Dit terwijl steeds meer maakindustrieën naar het buitenland zijn verdwenen. We produceren hier geen vliegtuigen meer en binnenkort kunnen we ook geen auto's meer maken. Onze conservatieve, maritieme sector is nog wel steeds wereldwijd bekend. Van de baggerschepen, maar ook van bouwschepen waarmee op zee constructies aangelegd kunnen worden, zoals boorplatforms en windmolens. Naar dat soort schepen komt ook alleen maar meer vraag. Niet alleen omdat ons land half onder water ligt, maar ook omdat er voor de energietransitie heel veel verwacht wordt van wind- en zonne-energie op zee. Bovendien, en dat is ook niet onbelangrijk, sinds de oorlog in Oekraïne weten we hoe kwetsbaar we zijn geworden wat betreft energie. Er zal de komende jaren veel gevraagd worden van de maritieme industrie. Gaat Nederland die schepen elders halen of bouwen we ze zelf en koesteren we onze eigen maritieme industrie? Dat is de zoektocht die ik in de uitzending onderneem aan de hand van een portret van dit familiebedrijf.’
‘De werknemers komen bijna allemaal uit het buitenland. Als je daar op de werf rondloopt is het alsof je honderd jaar teruggaat in de tijd: allemaal hardwerkende mensen, je ziet en ruikt de vonken, het vuur en het staal. Ik zou het bijna een romantische plek noemen. Er zijn vooral heel veel lassers uit landen als Polen, Roemenië, Oekraïne, Wit-Rusland, India en Litouwen. Eerst wordt zo’n schip getekend. Op basis van die bouwtekeningen wordt staal besteld, daarna worden pallets met stukken staal op de werf afgeleverd en dan krijgt een lasser een tekening met een stapel staal. Dat moet hij dan aan elkaar lassen.’
‘Zo simpel is het. We weten misschien nog wel hoe dat moet, maar we huren andere mensen in om het te doen. In de kantine zit personeel uit de hele wereld, maar niet door elkaar. Landgenoten lunchen samen. Je hebt een tafel met Polen, een tafel met Roemenen en allemaal hebben ze hun eigen eetgewoontes. Van potten augurken en worst tot curry’s met rijst. Je kunt het zo gek niet bedenken. Twee jaar geleden heb ik een film gemaakt over ASML. Daar is een bedrijfsrestaurant met keukens en koks van over de hele wereld. Alles pico bello en blinkend. Eigenlijk is het bij Bodewes langs het Winschoterdiep precies hetzelfde. Alleen heb je hier een kantine in plaats van een restaurant en neemt iedereen zijn eigen eten mee van huis. Er loopt ook een Groninger die bij Bodewes ging werken nadat hij als kind van school was gestuurd. Dat is inmiddels 44 jaar geleden en hij zei het heel mooi: “Als ik tegenwoordig op mijn werk kom, zeg ik eerst vijftien keer ‘good morning’ voordat ik ‘moin’ zeg.” Daar zit alles in. Wat het meest opvalt, en het is een cliché, is de Groningse nuchterheid. Die heeft echt waarde. Het gaat in de scheepsbouw om grote bedragen en kleine marges, dus soberheid is troef. Men rijdt niet in grote auto’s, er zijn geen glimmende koffieautomaten en het is vooral: doe maar normaal. Bovendien is het een familiebedrijf dat ruim 200 jaar oud is. De dochters die nu de leiding hebben, de zevende generatie, zullen er alles aan doen om het straks weer over te dragen. Bodewes heeft ook geen pr-afdeling met voorlichters of woordvoerders. Er is niets wat niet nodig is. Nul franje.’
‘Klopt, ha ha. Ik vind het ook gewoon stoer, zo’n familiebedrijf zonder managers of aandeelhouders. Zo hoort een onderneming te zijn. Gewoon eerlijk werk met je handen. Ze laten zich niet gek maken door de rest van de wereld en blijven doen wat ze altijd deden: gewoon goede schepen bouwen, al hebben ze het zelf altijd heel bescheiden over bootjes.’
VPRO Tegenlicht
zondag 7 april
NPO 2 22.05-23.05
Kom op woensdag 10 april om 20.00 uur naar de VPRO Tegenlicht-Meet Up ‘Dwarse scheepsbouwers’ in Pakhuis de Zwijger, Amsterdam. Met onder anderen filmmaker Kees Brouwer en de Maritime Sisters. Klik hier voor meer informatie.