In Dwars door de Lage Landen doorkruist Arnout Hauben voor de tweede keer Nederland en België. De VPRO Gids loopt een eindje op met de ‘leukste Belg op de Nederlandse televisie’. Wat doet al dat wandelen – nee: stappen! – met hem? En hoe ontstaan die bijzondere ontmoetingen? ‘Als je je openstelt, krijg je best heel veel terug.’

‘Kilometer nul!’ roept Arnout Hauben (48) opgetogen aan het begin van het tweede seizoen Dwars door de Lage Landen. ‘Voel je het al?’ vraagt zijn maat Ruben Callens (33) grinnikend. Philippe Niclaes (48) maakt het reisgezelschap compleet: met zijn drieën zakken deze Belgen te voet vanuit Lauwersoog via het noorden en het midden van Nederland af naar hun thuishaven Vlaanderen, onderweg kamperend en logerend waar het maar uitkomt. Tijdens die lange reis doet Hauben waar hij goed in is: ontwapenende, soms absurde, dan weer diepgaande gesprekken aanknopen met bewoners en voorbijgangers. Ondertussen komt ook de geschiedenis van het gebied waar de drie Belgen doorheen wandelen (pardon: stappen) aan bod.

Dwars door de Lage Landen was in 2022 een onverwachte hit voor de VPRO en de VRT – en ‘niet alleen bij een Decathlonpubliek’, aldus presentator Arnout Hauben. Hauben kreeg in dat jaar zelfs een prijs van het AD als ‘leukste Belg op de Nederlandse televisie’. Eerder maakte hij voor dezelfde omroepen de series Rond de Noordzee en Dwars door de Middellandse Zee, maar vanwege de reisrestricties ten tijde van de coronapandemie werd Hauben, zoals zovelen, gedwongen het dichter bij huis te zoeken: eerst met Dwars door België, daarna met Dwars door de Lage Landen.

Arnout Hauben, Ruben Callens en Philippe Niclaes bij Lauwersoog

En dat pakt bijzonder goed uit. Dat Hauben ooit bij Man bijt hond werkte, verbaast niet: in Dwars door de Lage Landen vind je op dezelfde leest geschoeide, even eigenaardige als warmbloedige ontmoetingen, maar dan gecombineerd met weidse landschappen en leuke geschiedenisweetjes. Het resultaat is een ontzettend zen programma: als kijker begin je al gauw te wensen dat je met de drie sympathieke Belgen mee kon wandelen, met precies zo’n heerlijk lege agenda en een compleet onbevangen houding.

‘De eerste Fries die we tegenkwamen werd meteen kwaad op ons’

Arnout Hauben

Stem uit de hemel

Vandaag mag de VPRO Gids even een uurtje stappen met Hauben: hij ontvangt ons op het groene landgoed Boekesteyn in het Gooi, een gebied dat hij voor aflevering 4 (‘Het hart van Holland’) al bezocht heeft. ‘We lopen hier in de schaduw van het Floris Vijfpad,’ vertelt Hauben enthousiast. ‘Genoemd naar de graaf van Holland, die op handen werd gedragen door zijn volk omdat hij oog had voor de mensen, voor de rechten van boeren bijvoorbeeld. Hij heeft ook veel aan de waterhuishouding gedaan. En het Muiderslot, daar passeerden veel inkomende en uitgaande handelsschepen, langs de Vecht werd dan tol geheven. Er is nog altijd veel geld hier, hè. Nieuwe rijkdom, andere rijkdom, maar het is wel gebleven. Je ziet hier ook van die superdure woonboten liggen, en er is heel veel pleziervaart. Ja, dit is echt Holland – een heel andere sfeer dan in Friesland, waar Philippe, Ruben en ik dit keer onze tocht begonnen. De eerste tien kilometer kom je daar gewoon níémand tegen. Alleen maar wind, en je ziet precies waar je naartoe loopt – akelig concreet. En de eerste Fries die we tegenkwamen, een boer, werd meteen kwaad op ons. Dus ik begon wel met een klein hart aan dit seizoen, haha.’

Maar wie die eerste aflevering over Friesland bekijkt, merkt daar niks van. De vrolijke Hauben ontdooit de Friezen al snel en raakt op zijn beurt op hen gesteld. We zien een spontaan onderhoud over metal, een bezoek aan een gepassioneerde boerin van nog maar 25, en als klap op de vuurpijl een gesprek met de pastoor van Dokkum, die aanvankelijk als een stem uit de hemel tot Hauben komt omdat hij te slecht ter been is om de begane grond van de pastorij te bereiken. Uiteindelijk daalt de geestelijke via een ratelend zoemende traplift af om beneden verder te praten over de heilige Bonifatius. Het is een van Haubens favoriete ontmoetingen in de serie. ‘Ja, dat was zo’n absurd interview. Die hilarische traplift! Dat zijn van die plotselinge goudklompjes die je niet kunt voorbereiden. Ik vind het ook grappig en symbolisch dat die stugge Friezen de schedel bewaren van de heilige Bonifatius, de man die hen bekeerd heeft. Als een soort scalp, maar dan embedded in het christendom.’

‘Als je met iemand begint te babbelen, deinzen mensen bijna fysiek terug; we zijn dat aan het verleren’

Een babbeltje slaan

Binnen het vriendenteam heeft ieder zo zijn eigen rol: Philippe Niclaes is de stille kracht, die zijn ogen en oren op de inhoud gericht houdt, Ruben Callens is de man van de techniek en de branie, en Arnout Hauben is de contactenlegger. Zijn talent voor het zomaar aanspreken van onbekenden doet eerder Nederlands aan dan Vlaams – of is dat te stereotiep gedacht? ‘Ik had het zelf in elk geval nog niet zo bekeken,’ lacht Hauben. ‘Wat misschien minder met Vlaams of Nederlands maar meer met de tijdgeest te maken heeft, is dat ik absoluut iemand ben die graag een keuveltje doet. Ik kan zo bij de bakker, of op de trein, of gewoon hier onderweg een babbeltje slaan. Dat is iets wat ik heel hard omarm in mijn leven en wat ik altijd gedaan heb, ook zonder camera. Maar het is iets waarvoor je in deze tijd vaak wordt weggestoken als: dat is een halve zot. Als je met iemand begint te babbelen, zie je mensen vaak bijna fysiek terugdeinzen. Het is iets wat we collectief aan het verleren zijn. Niet dat je dit per se de hele tijd moet doen, maar zo’n kleine ontmoeting, dat geeft het leven wel kleur en plezier. En het is iets dat dertig, veertig jaar geleden veel meer gebeurde. Er waren toen ook veel meer cafés: in Vlaanderen had elk dorp er een stuk of twaalf. Ik wil niet al te nostalgisch doen over vroeger, maar door zo’n praatje te maken blijf je wel een mens met sociale input. Dat we daar allemaal van vervreemden is toch maar saai, eigenlijk. Ik hoop dat mensen door mijn serie meer goesting krijgen om naar buiten te gaan en open te durven zijn. Als je je openstelt, krijg je best heel veel terug en voel je je uiteindelijk beter over de wereld waarin we leven. De serie is ook wel een soort ode aan het dagelijks leven dat zich rondom ons voltrekt, en waar we niet altijd oog voor hebben.’

Op de wilde boef

Terwijl we verder het bos in lopen, komen we langs een lapje grond met volkstuintjes. Die doen Hauben denken aan een opmerkelijke ontmoeting in de serie. ‘In Almere hebben we een fantastisch verhaal gevonden op de volkstuintjes. Daar was een Koerd aan het tuinieren die nog als vrijheidsstrijder in de bergen van Koerdistan had gevochten. Naast hem waren Turken bezig in hun tuintje, en dat liep niet zo lekker. De hele geschiedenis van de Koerden en de Turken werd daar op microschaal vertaald naar twee van die volkstuintjes!’

En zo zit er wel meer symboliek in Dwars door de Lage Landen, vertelt Hauben. ‘Ik was in Flevoland bezig met het thema “pioniers” toen we op een wijnboerderij belandden waar net een wildebijenkolonie kwam aangevlogen die een nieuw nest zocht. Alles wat daar was op die boerderij had de wijnboer samen met zijn vrouw geplant, dus dat ging perfect samen met die bijen, die ook een nieuwe plek wilden veroveren.’

Het drietal loopt door de duinen bij De Panne in België

Vervolgens werd Hauben op de boerderij verrast door een van de bijzonderste gesprekken van de serie. ‘De vrouw van de wijnboer kwam ons begroeten. Een heel mooie vrouw, die terminaal ziek bleek te zijn. Met haar kreeg ik opeens een heel diep gesprek, wat eigenlijk een beetje vreemd is voor ons programma. Wij reizen en werken toch een beetje op de wilde boef, zo’n beetje boers. En ineens verstilde dat en kwam er zo’n superintens gesprek. Dat beeld met die bijen, de ontmoeting die niet is wat ze lijkt… Dat overstijgt dan wat je aan het doen bent en dit is een bijzondere sensatie als maker, dat je merkt dat de tocht groter is dan de stapper. Dan voel je hoe je zelf veranderd wordt door zo’n gesprek, en hoe het programma de funfactor overstijgt.’

De stilte begrijpen

Maar hoe komt Hauben tot zulke bijzondere gesprekken? Het antwoord blijkt heel Vlaams: je mond houden. ‘Ik interview door af te wachten, waardoor de mens die geïnterviewd wordt de leiding heeft. Die bepaalt waar het naartoe gaat,’ analyseert Hauben. ‘Op een gegeven moment stuur ik wel bij, om wat meer de diepte in te gaan. Maar het eigenaarschap of, hoe zeg je dat, de signatuur van het gesprek ligt bij de geïnterviewde zelf.’

En dat gaat Hauben in zijn eigen taal beter af dan toen hij nog in het buitenland interviewde, zo heeft hij gemerkt. ‘Het idee achter Dwars door de Lage Landen was: hoever kun je reizen in je eigen taal? Nou, je kunt dus gewoon duizend kilometer reizen en Nederlands blijven babbelen. Zonder tolk, zonder dat je met handen en voeten moet beginnen of geluidjes hoeft te maken. Dat je in je eigen taal ook de stilte kunt begrijpen, maakt de gesprekken intenser en beter. Die stilte wordt bij buitenlandse reportages meestal opgevuld door een tolk of door verwarring. Maar in je eigen taal kun je een heel mooi ritme in de interviews steken.’

‘Ik interview door af te wachten, waardoor de mens die geïnterviewd wordt de leiding heeft’

De vermoeidheid die vanzelf opkomt door al dat lopen helpt Hauben ook bij de gesprekken. ‘Aan het begin van de reis, als ik nog keifit ben, ben ik net een paard dat energie te veel heeft. En dat is niet goed, want dan voel ik alles: veel focus, veel twijfel, veel onzekerheid. Op het moment dat ik moe word, raak ik meer relaxed. De zenuwen krijgen minder vrij spel en ik kom in eenheid met wat ik aan het doen ben. Dan voelt alles natuurlijk aan, omdat ik fysiek afgeremd word.’

Hauben moet dus blijven stappen en hij is dan ook vastbesloten om daarmee door te gaan. ‘Allez, ik ga mijn routes nu niet op tafel gooien, maar ik zit niet verlegen om een plan of zo,’ zegt hij, terwijl we het eindpunt van onze wandeling naderen en nog net een pluizig eekhoorntje zien wegschieten. ‘Mijn rugzak gaat ook nooit naar de kelder, ik maak er een sport van dat die op mijn bureau blijft staan. En dat hij niet helemaal uitgeladen is: er zit altijd nog wel iets in wat naar de vorige reis ruikt. Een slaapzak met een kampvuurgeur, een aantekeningenboekje, een amulet. Die rugzak wordt expres nooit op nul gezet.’

Dwars door de Lage Landen

zondag 21 april

NPO 2 20.15-21.05

de vpro gids in je mailbox?