Terugkijktips van week 36 die je niet mag missen

Oase tussen aanhalingstekens

Oases in de Lage Landen

Oases in de Lage Landen portretteert eigenzinnige, maar onder druk staande gemeenschappen. Vanavond is dat Wijk aan Zee, dat niet meer om de Tata Steel-uitstoot heen kan.

lees verder

Wie zijn ogen sluit en denkt aan een oase, ziet waarschijnlijk niet een plek voor zich waar mensen vaker dan gemiddeld last hebben van benauwdheid, hoofdpijn, misselijkheid en pijn op de borst als gevolg van van slechte luchtkwaliteit. Toch waait Kefah Allush in aflevering één van Oases in de Lage Landen aan in Wijk aan Zee, waarover het RIVM onlangs precies bovengenoemde conclusie trok.

Waar hij eerder ‘oases in de Oriënt’ verkende, houdt Allush het om coronaredenen in zijn nieuwe reisreeks dichter bij huis. De zes oases die hij bezoekt voldoen aan zijn definitie van de oase als ‘een plek die anders is dan alles wat eromheen ligt’. 

Wijk aan Zee dus: een oase, maar wel een met een luchtje. Ja, er is strand, bos en prachtige duinlandschappen, maar wie opkijkt ziet dat de dampen en fabriekstorens van Tata Steel de horizon van de anderszins paradijselijke badplaats domineren. Dat industriële randje is voor de lokale bewoners al decennia een feit en zelfs onlosmakelijk verbonden met hun identiteit: veel inwoners komen uit echte Hoogovens-families en blijven het nu Indiase bedrijf ook halsstarrig zo noemen.

Toch is er de laatste tijd een verandering gaande, blijkt uit Allush’ gesprekken op straat. Vroeger lag er bijvoorbeeld een camping pal naast de fabriek. Dat het roet de tenten zwart kleurde hoorde er nou eenmaal bij, vertelt een fanatieke campingganger van destijds. Maar nu er steeds meer duidelijk wordt over de gezondheidsschade die de fabrieksuitstoot aanricht, wordt het veel inwoners langzaam heet onder de voeten. Met nieuwe kennis verandert de perceptie en daarmee het oasegehalte.

De oase wordt bedreigd, dat thema keert elke aflevering terug. Zo doet Allush in aflevering twee het Zuid-Limburgse Vijlen aan, dat bekendstaat als het enige bergdorpje van Nederland. De eeuwenoude boerengemeenschap aldaar wordt weggedrukt door de import van vermogende randstedelingen op zoek naar rust. Of neem Korsele, een protestantse enclave in de Ardennen in het verder katholieke Vlaanderen en ooit een toevluchtsoord voor gelovigen die zich weigerden te onderwerpen aan de Spaanse koning. Nu wonen er nog tweehonderd mensen en moet de plaatselijke dominee genoegen nemen met een handjevol kerkgangers; Korsele dreigt een doorsnee Vlaams gehucht te worden.

Op Vlieland worden de originele eilanders steeds schaarser tussen alle toeristen en in Oostende raken inheemse vissersfamilies verdrukt door de ‘aangespoelden’: rijke pensionado’s die zich verschansen in hun luxeappartementen. En dan is er het geval Kranenburg, net over de Duitse grens: een Hollandse enclave waar inwoners profiteren van Duitse prijzen, maar eigenlijk in Nederland leven. Daar werken ze, gaan ze uit en hebben ze hun vrienden. Tot ongenoegen van de lokale Duitsers, die de gemeenschapszin in hun woonplaats zien verdwijnen.

Op rolletjes

2Doc kort: Akrams bruiloft

De korte 2Doc Akrams bruiloft toont een veerkrachtige inwoner van Jemen. Toch is het leven daar nog steeds bijzonder zwaar.

lees verder

Het leven gaat door, ook in een land als Jemen, waar na zes jaar nog altijd een conflict en humanitaire crisis gaande is. Regisseur Saleh Maglam toont de hoofdstad Sanaa door de ogen van Akram, een jongeman die een tragisch ongeluk overleefde. Zijn onderlichaam moest geamputeerd worden en na een halfjaar ontwaakte hij uit een coma. In de Human-documentaire Akrams bruiloft (2021) vertelt hij: ‘Ik had lange tijd veel pijn. Anderhalf jaar lang sleepte ik mijn bloedende halve lijf door de straten. Op een dag kwam ik langs een vuilnisbelt, daar lagen een paar kapotte plankjes met wieltjes. Het lukte me er eentje te repareren en zo kan ik me beter verplaatsen.’ Met zijn gespierde armen beweegt Akram zich vliegensvlug over drukke wegen en neemt met ogenschijnlijk gemak de trap. Op de mooiste dag van zijn leven, zijn bruiloft, danst hij fier met een feestende menigte van mannen en kinderen. Velen leggen zijn geluk vast met een smartphone.

Saeed Al-Gariri, schrijver en hoogleraar Arabische taal en literatuur, is geboren in Hadramaut (Zuid-Jemen). Hij vluchtte uit Jemen en woont nu zeven jaar in Nederland. Akrams verhaal maakt Al-Gariri verdrietig over het leven in zijn vaderland, maar biedt hem tegelijkertijd steun. Al-Gariri: ‘Akram heeft een boodschap voor iedereen die geen hoop meer heeft: bekijk het leven zonder oogkleppen. Hierdoor heeft hij namelijk zijn situatie overwonnen. Ik probeer net zo in het leven te staan als Akram.’

Al-Gariri omschrijft Sanaa als een prachtige eeuwenoude stad, ‘een soort openluchtmuseum’. Maar het maakt volgens hem momenteel niet uit waar je in Jemen woont: ‘Niemand heeft daar kans op een goed leven. De situatie is momenteel dat er geen oorlog is, maar ook geen vrede. Er is geen werk, geen veiligheid en er heerst hongersnood. Ik blijf hopen op een positieve uitkomst, maar de politieke situatie in Jemen is erg gecompliceerd.’

De oorlog wordt nergens nadrukkelijk benoemd in de documentaire, wat weer aantoont hoe veerkrachtig Jemenieten zijn. Al-Gariri: ‘Mensen die een oorlog meemaken, vinden uiteindelijk toch een manier om door te gaan met het leven. Gek genoeg is het daar ook makkelijk, want een Jemeniet heeft niet veel nodig. Jemenieten eten maar één maaltijd per dag en creëren blijdschap door te genieten van de kleine dingen. En ze staan altijd klaar voor elkaar; wie te eten heeft, laat vijf anderen met zich mee-eten.’

Wij willen wroeten

Kruispunt: De revival van de volkstuin

Niet alleen schoffelende senioren, ook grootstedelijke millennials weten tegenwoordig de volkstuin te vinden. 

lees verder

Als je maar lang genoeg wacht wordt alles een keer hip. Zelfs de onhipste dingen als macrameeën, de weckpot en nu ook volkstuinen. In de eerste helft van de negentiende eeuw begonnen liefdadigheidsinstellingen met het verhuren van stukjes grond aan arme fabrieksarbeiders. Deze werden arbeiderstuintjes genoemd en waren per definitie ingericht als moestuin. Het verbouwen van eigen gewassen moest arme gezinnen helpen om rond te komen. Na een lange werkdag konden de fabrieksarbeiders of kleine middenstanders hun stukje aarde omploegen, er aardappels, boerenkool en bospenen in poten en genieten van hun minilandgoed langs het spoor.

Tegenwoordig nemen jonge, hoogopgeleide mensen, die niet de bruisende stad uit willen maar wél therapeutisch willen wroeten in moeder aarde, er hun toevlucht. De wachtlijsten voor het huren van zo’n lapje grond zijn lang. Want zo’n 150 euro per jaar is eigenlijk geen geld voor een eigen oase buiten de stad en onbeperkt frisse lucht. En als je geen verre reizen kunt maken, ben je met een tuin in ieder geval even weg uit je eigen omgeving. Het scheelt bovendien een abonnement op de sportschool en levert je gratis, onbespoten groente op.

Dat van die onbespoten groente past binnen een bredere trend: er wordt steeds meer biologisch gekocht, direct van het land, en veganisme is een van de snelst in populariteit toenemende leefstijlen van dit moment. Je hoeft geen trendwatcher te zijn om die tendens te kunnen linken aan onze angst voor het veranderende klimaat. De groeiende problematiek rondom het milieu dwingt ons om na te denken over onze invloed, en hoe wij verbonden zijn met de aarde. In de hervonden liefde voor de planeet maken mensen bewustere keuzes. Door een volkstuintje te nemen, bijvoorbeeld.

De aflevering van Kruispunt van vanavond draait om volkstuiniers die wars zijn van trends en ander hip gedoe. Het zijn de ‘bewoners’ van de oudste volkstuinvereniging van Nederland: Helpt Elkander in Rotterdam. Het ‘groene dorp’ in de stad bestaat uit 91 tuintjes, die soms al tientallen jaren beheerd worden door dezelfde mensen. Johan Holthof, een van de tuinders die vanavond aan het woord komt, spreekt een wijsheid uit die ouder is dan de gemiddelde vergeten groente: ‘Zodra ik het hek binnenstap dan komt er een soort rust over me heen, dan hoor ik de vogels en ruik ik de bloemen en dan voel je: dit heeft een mens nodig.’