NPO Starttips

Terugkijktips van de afgelopen week die je niet mag missen

Nooit meer terug

Molukkers in Nederland

Hij zat eerder tegenover Indië-veteranen en Dutchbatters; nu werpt journalist Coen Verbraak zijn licht op de vergeten geschiedenis van Molukkers in Nederland.

lees verder

Precies zeventig jaar geleden arriveerde de eerste groep Molukse KNIL-militairen in Nederland. 3578 waren het er om precies te zijn, die in Indonesië hadden gevochten in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Niet lang daarna kwamen ook hun gezinnen aan in de Rotterdamse haven, waarmee Nederland 12.500 Molukkers ontving die hier tijdelijk zouden verblijven. 

Zo’n zes maanden, hadden de Molukkers aanvankelijk gedacht. Maar geleidelijk, toen maanden jaren werden, begon door te dringen dat van terugkeer geen sprake zou zijn. De Molukkers, die in Indonesië zo loyaal aan Nederland waren geweest, voelden zich danig in de steek gelaten. De militairen hadden niet alleen gediend, maar ook gevochten in naam van onze koningin.

Nu, zeventig jaar later, leeft dat sentiment nog steeds. Het leed, het onbegrip en de woede zijn tot op de dag van vandaag voelbaar in de Molukse gemeenschap. Er wonen op dit moment 70.000 Molukkers in Nederland. De eerste generatie die aankwam in 1951, hun kinderen en kleinkinderen, en de kinderen van hun kleinkinderen. 

In die eerste jaren werden Molukkers opgevangen in geïsoleerd gelegen woonbarakken. Ver weg van de Nederlandse maatschappij, ver weg van integratie en werkgelegenheid. Hun koffers pakten ze nooit helemaal uit. Het duurde lang voordat de Molukse gemeenschap kon accepteren dat de toekomst in Nederland lag, zei Fridus Steijlen, hoogleraar Molukse geschiedenis, onlangs tegen de NOS. ‘Tot in de jaren zeventig is dat idee van een tijdelijk verblijf in Nederland dominant gebleven.’ De generaties van erna kennen de geschiedenis, voelen de pijn van hun ouders en grootouders, en strijden mee voor erkenning, zoals ook de onlangs uitgezonden serie Verleden tijd van Omroep Max liet zien. Daarin was de persoonlijke familiegeschiedenis van Nira Kakerissa (derde generatie) het startpunt. 

Tegenwoordig zijn het niet alleen mensen uit de Molukse gemeenschap die van zich laten horen. Eind maart deden burgemeesters van gemeenten met veel Molukse inwoners een oproep aan de regering het aangedane leed te erkennen en met ondersteuning over de brug te komen. In een oproep in de Volkskrant menen ze dat het hoog tijd is voor een betekenisvolle stap: ‘Het zou het nieuwe kabinet sieren om het bijzondere historische moment dit jaar aan te grijpen om tegenover de Nederlandse samenleving te erkennen dat de wijze van ontvangst en opvang destijds Nederland onwaardig is geweest en dat dit diepe sporen heeft nagelaten tot op de dag van vandaag.’ 

Hoe diep die sporen precies zijn, wordt blootgelegd in de vierdelige documentaireserie Molukkers in Nederland – 70 jaar op weg naar huis, gemaakt door journalist Coen Verbraak, die eerder de geprezen series Onze Jongens op Java en Srebrenica – de machteloze missie van Dutchbat maakte. Het zal niet alleen een relaas van de Molukkers zelf zijn, maar ook van onze eigen Nederlandse geschiedenis.

‘Waarom moet je eigenlijk uit de kast komen?’

De roze revolutie

In De roze revolutie kijkt Michiel van Erp terug op de historie van de LHBTQIA+-beweging in Nederland. In de VPRO Gids gaat een vertegenwoordiger van de nieuwe generatie met hem in gesprek. ‘Ben jij een beetje activistisch?’

lees verder

In de nieuwe vierdelige VPRO-serie De roze revolutie neemt regisseur Michiel van Erp (1963) de LHBTQIA+-beweging in Nederland onder de loep: van de viering van seksuele vrijheid in de jaren zeventig, waarin Nederland als het mekka voor homoseksuelen gold, tot de groeiende intolerantie van nu. Van Erp spreekt met de pioniers van toen en met de nieuwe generatie LHBTQIA+’ers.

Sinds ik – geboren in 2000 – zelf uit de kast ben gekomen als homo hoor ik ook bij deze gemeenschap, waar een vlag in alle kleuren van de regenboog aangeeft dat geen enkele variant van seksuele gerichtheid en genderidentiteit uitgesloten wordt. En omdat ik voor mijn gevoel nieuw ben in deze wereld moet ik daar nog van alles over leren. Of, zoals Van Erp tijdens ons gesprek zei: ‘Je hebt nog veel te ontdekken. Dat is misschien een mooier woord.’

U vertelt in de documentaire dat u van alles hebt meegemaakt sinds u deel uitmaakt van de LHBTQIA+-beweging; van groeiende vrijheden tot de aidsgolf. Maar ook de periode rond de eeuwwisseling, toen Nederland het meest homovriendelijke land ter wereld was. U noemt dan ook de Gay Games in Amsterdam, daar had ik nog nooit van gehoord.

Van Erp: ‘Dat was in 1998. Jij moest nog geboren worden. Het was een soort Olympische Spelen maar dan voor LHBTQIA+-’ers. Die verplaatste zich elke vier jaar naar een ander land en dat jaar was het dus in Amsterdam. En wat toen wonderlijk was; als je over de straat liep in Amsterdam waren de hetero’s gewoon zwaar in de minderheid. Ik heb tijdens het maken van de serie vaak gehoord dat dit voor veel mensen voelde als een soort euforie: “Eindelijk, we zijn in de meerderheid!” Vlak daarna, in 2001, kwam de openstelling van het huwelijk voor LHBTQIA+’ers. Uit de hele wereld wilden mensen hier naartoe, omdat het zo’n vrije stad was. Zó gay-friendly. Dat is nu allang niet meer zo.’

Nee, want de serie gaat ook over de toenemende intolerantie. Wilde u daarom dit programma maken?

‘Ja, het afgelopen jaar merkte ik dat ik een beetje laconiek was geworden over hoe de heterowereld omgaat met de LHBTQIA+-wereld. De flauwe grappen, de scheldpartijen. Waarom leg ik me daarbij neer? Ik maak deze documentaire dus om een bijdrage te leveren aan onze maatschappij.’

In de hoop dat de serie tolerantie bevordert?

‘Jazeker. En dat het een soort spiegel is voor de gemeenschap. Ik denk dat wij ons, met alle letters van de lettersoep, moeten verenigen om ons te laten zien aan iedereen. Ben jij een beetje activistisch?’

Ik denk het eigenlijk niet. Of niet genoeg. Ik zou wel meedoen met een demonstratie, maar niet echt in de frontlinie staan. Al geloof ik wel dat dit heel belangrijk is.

‘Ja, ik vind dat veel dingen voor lief worden genomen. Maar zelf, als LHBTQIA+-community, moeten we ook stelling nemen. Voor onszelf opkomen. Kijk bijvoorbeeld naar dat gedoe met Youp van ’t Hek, die in zijn NRC-column schreef over een “pisnicht”. Dat komt ook maar voorbij alsof het normaal is. Dat is toch raar? En dan moeten we het als een grap zien, maar ik vind het helemaal niet grappig.’

In de documentaire vraagt u aan jonge LHBTQIA+’ers wat ze van de oudere generatie vinden. Ik ben eigenlijk wel benieuwd wat u van de nieuwe generatie vindt.

‘Daar heb ik heel veel bewondering voor. Ik kan heel jaloers zijn dat je een beetje op onderzoek mag en daar ook helemaal niet uit hoeft te komen. Dus als je niet weet of je je identificeert als jongen of meisje dan is het ook goed. Dat vind ik heel bijzonder.’

Ik herken me daar wel in. Vanaf mijn zeventiende was ik best vrij om te experimenteren, ik wilde mezelf ook nog niet echt labelen als homo of hetero. Denkt u dat dit vroeger niet mogelijk was?

‘In mijn beleving was je vroeger homo, lesbisch, bi, transseksueel of hetero. Maar nu is die waaier aan mensen en identiteiten veel groter. Misschien was dat vroeger ook wel zo hoor, alleen werd het niet benoemd. Dat is een groot verschil met nu.’

Daarom heb ik juist bewondering voor de oude generatie. Ik denk dat zij meer hebben moeten vechten dan ik om helemaal zichzelf te kunnen zijn en gelijk behandeld te worden.

‘Ja. Al zijn er nog genoeg dingen om voor te vechten. Daarom vind ik het mooi om te zien dat scholen het initiatief nemen om genderneutrale toiletten te openen of acties organiseren, zoals Paarse Vrijdag, waarbij scholieren de kleur paars dragen om hun solidariteit te tonen met de LHBTQIA+-community.’

Denkt u dat het lastiger was om vroeger uit te kast te komen dan nu?

‘Ja, dat denk ik wel. Ik heb zelf geen problematisch coming-outverhaal. Sinds mijn veertiende weet ik dat ik homo ben en ik ben altijd een gelukkige homo geweest. Op een gegeven moment heb ik het aan mijn ouders verteld en dat was het dan. Punt. Maar ik denk dat homo’s en lesbiennes nu veel zichtbaarder zijn dan toen. Tegenwoordig zijn mensen veel meer bezig met hun identiteit, ze dragen die ook meer uit. Dat was vroeger minder.’

Ja, want toen ik uit de kast kwam zag je in een Netflix-serie of op Instagram altijd wel een homostel voorbijkomen. Heeft u die representatie gemist?

‘Ik denk wel dat ik dat gemist heb, ja. Het was er gewoon echt niet. Maar nu moeten we op een punt komen dat homostellen ook niet meer opvallen. Eigenlijk nog een stap verder dan representatie.’

En dat je niet meer uit de kast hoeft te komen. Ik vond het namelijk lastig dat ik het aan iedereen moest vertellen, terwijl hetero’s geen coming-out hebben.

‘Dat ben ik helemaal met je eens. Waarom moet je eigenlijk uit de kast komen? Het gaat er vooral om dat je van jezelf houdt. Je moet jezelf vieren, maar dat moet je op je eigen manier doen. Je bent niemand iets verplicht.’

Het is een complot!

Pointer

Pointer gaat ‘undercover’ in een trollenleger dat misinformatie over corona verspreidt. Ze zweren samen, om het idee van een samenzwering te promoten.

lees verder

Onderzoeksprogramma Pointer is op een ‘trollenleger’ van 750 mensen gestuit, dat via de berichtendienst Telegram met elkaar coördineert hoe en welke misinformatie in het publieke domein wordt verspreid. Dan moet gedacht worden aan een samenzweringsidee als dat de coronapandemie is veroorzaakt door een rijke, perverse elite. Of dat antilockdownprotesten worden neergeslagen door politieagenten die cocaïne hebben gesnoven. Of dat de vaccinaties van AstraZeneca of Pfizer mensen niet van Covid-19 vrijwaren, maar hen juist ziek maken.

Het is Pointer gelukt om ‘undercover’ te gaan in het betreffende trollenleger in de Telegram-app. Volgens de programmamakers is het duidelijk dat de 750 leden als doel hebben onrust en verwarring te zaaien.

In dat laatste zit een bepaalde ironie. Uitgerekend mensen die geloven in samenzweringstheorieën, oftewel in conspiracy theories, zweren zelf samen. Al in 1945 werd deze rare dynamiek beschreven door de politiek filosoof Karl Popper, in zijn boek De open samenleving en haar vijanden. In dit boek muntte Popper het inmiddels zo bekende begrip ‘conspiracy theory’. Dat deed hij juist om zijn tegenovergestelde punt duidelijk te maken, namelijk dat veel in de moderne samenleving juist op onbedoelde wijze tot stand komt. De menselijke poging om planmatig een samenleving te ordenen, is vaak gedoemd te mislukken, omdat er in de regel talloze onvoorziene neveneffecten en onbedoelde gevolgen optreden die niemand had bedacht.

Desondanks steekt al snel het idee de kop op dat met name grote gebeurtenissen als oorlogen en pandemieën intentioneel, dus met opzet, plaatsvinden. Dat is een eeuwenoud fenomeen. Volgens Karl Popper gaat het hier om een geseculariseerde versie van een religieus bijgeloof. Vroeger zweerden de Homerische goden samen tegen de mensheid om de Trojaanse Oorlog uit te lokken. In de moderne tijd zijn het sinistere pressiegroepen, elitaire kapitalisten of de Wijzen van Sion die het onheil over onze Westerse samenleving brengen.

Dit alles betekent overigens niet dat er nooit samenzweringen bestaan, schreef Popper. Samenzweringen komen onder andere tot stand juist door mensen die geloven in samenzweringen. Want om de vermeende samenzwering van een ander te verijdelen, kan het handig zijn om een eigen samenzwering te beginnen.