Het kan: een voorstelling maken die puur uit decors bestaat, bewijst de Vlaamse scenograaf Jozef Wouters. Vanuit de trekkenwand komt een plaatjesboek met de kust van Lesbos, een virtueel stadsgezicht en totale duisternis tot leven.

Je zou denken dat een decorontwerper vooral bezig is iets te maken waarin acteurs zich kunnen uitleven. Maar een theaterdecor kan ook prima zélf de hoofdrol spelen, helemaal zonder personages, zo blijkt in INFINI 1-16. We zien daarin een opeenvolging van zestien heel verschillende decors van al net zo verschillende kunstenaars – de meesten van hen zijn geen ontwerper van beroep, maar bijvoorbeeld schrijver of choreograaf. 

Ze zijn bij elkaar gebracht door de Belgische scenograaf Jozef Wouters (1986), die bekendstaat om zijn maatschappelijk geëngageerde aanpak. Het Decoratelier, zijn werkplaats, is gevestigd in Molenwijk: de beruchtste wijk van Brussel. Daar werkt hij samen met lokale jongeren, kunstenaars, ambachtslieden en nieuwkomers. Onlangs won hij daarmee een van de Ultimas, voorheen bekend als de Vlaamse cultuurprijzen. 

‘Het meest radicale wat je als jonge maker kunt doen, is zo’n schouwburg gebruiken waarvoor hij is ontworpen’

Jozef Wouters

Wouters’ motto: scenografie is simpel, iedereen kan het. ‘In mijn vak kom je al sprekend tot bouwen. Wat is het idee en hoe vertalen we dat naar ruimte? Laatst had een buurtbewoner een boot gemaakt van ijzerdraad, met het idee dat het een boot van hout zou moeten worden. Het is superinteressant om in gesprek met elkaar op een bepaald moment te ontdekken dat het er al is: dat die boot in ijzerdraad al klaar is.’

Parijse scenograaf

INFINI 1-16 vindt zijn wortels in het klassieke toneeldecor. Een infini is een groot, beschilderd achterdoek. Voor dit project is Wouters dan ook de geschiedenis ingedoken, onder meer door zich te verdiepen in het werk van Giovanni Niccolò Servandoni. De in Parijs werkzame scenograaf maakte in de achttiende eeuw al een voorstelling met alleen maar decors – die overigens een enorme flop werd. ‘Ja, hij is arm gestorven,’ zegt Wouters. ‘Het is mooi om te zien dat dit verlangen blijkbaar van alle tijden is. 

Door Servandoni waren wij ons er bij INFINI vanaf het begin van bewust dat de voorstelling ook zou gaan over juist het onvermogen om iets te vertellen 
met enkel ruimte. De samenwerking met de kunstenaars zat ook vol conflicten daarover: bijna niemand heeft zich kunnen houden aan de regel dat alles in ruimte verteld moest worden. Dat was oké, we waren daar niet superstrikt in. Maar het is opvallend hoeveel woorden er nodig blijken om te communiceren. De infini van schrijver en architect Wim Cuyvers bevat zelfs hele lappen tekst.’

Behalve door te lezen over zijn voorganger Servandoni bereidde Wouters zich voor door in de leer te gaan bij Thierry Bosquet, een 75-jarige klassieke decorschilder in ruste.

‘Nog niet zo heel lang geleden liep je als regisseur een schouwburg in en zei je: hang het paleis er maar vast in. Meneer Bosquet heeft me proberen te leren hoe je die klassieke illusies maakt. Ik kan niet zeggen dat ik het volledig onder de knie heb, maar in zijn lessen ontdekte ik wel dat er niet eens zo’n heel groot verschil is tussen de manier waarop ik vandaag moderne scenografie maak en hoe hij destijds zijn illusies maakte. Omdat het toch nog altijd een ruimte is die zich opent naar de toeschouwer. Een ruimte die niet echt moet zijn, flexibeler dan gewone architectuur.’

Klassieke trekkenwand

Tijdens het Holland Festival speelt de voorstelling in ITA Amsterdam: de enige zaal in de stad met een computergestuurde trekkenwand van een omvang die deze productie aankan. In Brussel werkte Wouters in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg aan de totstandkoming. ‘Ik heb de architectuur van het klassieke theater echt omarmd. Anders dus dan mensen van mij verwachtten. Gaandeweg realiseerde ik me dat het meest radicale wat je als jonge maker vandaag in zo’n schouwburg kunt doen, is hem juist gebruiken waarvoor hij ontworpen is. Ik begon na te denken over dat gebouw als een boek, een boek dat we samen zouden kunnen schrijven. Via de klassieke trekkenwand is het mogelijk om tientallen ruimtes te laten samenleven, die dan een voor een weer kunnen verdwijnen. De uitnodiging aan de verschillende deelnemers was dan ook om die traditie van zo’n klassieke zaal te omarmen, maar wel vanuit de vraag: welke landschappen moeten we daar vandaag de dag bekijken?’

Dat leverde heel verschillende beelden op: de kust van Lesbos, het uitzicht op een stad vanuit een game, een palmenbos en zelfs totale duisternis. Wouters lacht als hij vertelt dat hij nog druk aan het bakkeleien is met de Amsterdamse schouwburg over hoe donker het daar precies mag worden. ‘We zijn nu scenario’s aan het onderzoeken waarbij tweeëntwintig mensen met een klein zwart doosje op een stok bij de nooduitgangverlichting zitten om die tien minuten af te dekken! Zo’n onderhandeling tussen ons verlangen en de logica van de schouwburg vind ik heel interessant. Ik zie dat als een essentieel deel van het werk.’