Hammer Film Productions had veel succes met horrorfilms, zoals Dracula, The Curse of Frankenstein en The Curse of the Mummy's Tomb. Die hoogtijdagen zijn voorbij.

cadeautje

Je leest dit artikel uit de VPRO Gids gratis op VPRO Cinema. Wil je meer lezen over oa documentaires, podcasts en boeken? Neem dan een digitaal abonnement.

Wat zal mediatycoon John de Mol in 2007 gedacht hebben toen hij besloot de Britse filmstudio Hammer Film Productions te kopen? Een studio gespecialiseerd in horror en waarvan de hoogtijdagen al ver achter ons liggen.

De door Arte uitgezonden documentaire Dark Glamour – Aufstieg und Fall der Hammer Studios behandelt slechts het succes van de studio in de jaren vijftig en zestig en de ondergang die volgde. Films zoals The Curse of Frankenstein (1957), Dracula (1958) en The Curse of the Mummy’s Tomb (1964) waren typische ‘Hammer Horror’. Films met veel bloed, monsters, naakt en bijna altijd met Christopher Lee of Peter Cushing in de hoofdrol. Amerikaanse distributeurs stonden in de rij voor een samenwerking met de studio, waardoor elk monster op vele vervolgfilms kon rekenen.

Met de komst van master of suspense Alfred Hitchcock en zijn Psycho (1960), kwam daar verandering in. Ineens draaide horror niet meer om monsters, maar om de spanning. Hammer Film beantwoordde dit met ‘mini-Hitchcocks’: low budget thrillers, vaak in zwart-wit, met een absurd einde en niet altijd even succesvol.

De echte ondergang begon met The Exorcist (1973) van Warner Brothers. Door dat succes kwam Hollywood erachter dat ze prima zelf horrorfilms konden maken en helemaal geen Britse studio nodig hadden. Daardoor werd Hammer Film gedwongen om verder dan cinema te kijken. To the Devil a Daughter (1976) zou de laatste Hammer Horror zijn die nog op het witte doek te zien was. De televisie bracht nog wat ruimte voor twee tv-series en onlangs werden onder het toeziend oog van De Mol nog The Woman in Black (2012) en The Lodge (2019) uitgebracht, maar het succes van vroeger werd nooit meer geëvenaard.