Regisseur Cyrus Frisch (1967) weet het nog precies. Het idee voor zijn film
Blackwater Fever kwam op 6 februari 1993, toen hij een paginagrote foto in het
Parool onder ogen kreeg van een uitgemergelde man op zijn knieën. De man is lid
van de Dinka-stam in Soedan en op zoek naar eten.
Frisch: ‘Ik was
getroffen door de extreme dubbelheid van de foto. Aan de ene kant de esthetiek
van de foto, gekoppeld aan het besef dat je blij bent dat je niet zelf in zo’n
situatie verkeert, en ook de fascinatie voor het feit dat zoiets überhaupt
bestaat. En tegelijkertijd de schreeuwende behoefte om de wereld te willen
begrijpen en om je ogen niet voor andermans leed te sluiten.´
Het
duurde even voordat de gelegenheid zich aandiende iets met dat idee te doen. ‘
Dat was pas in 2000. Ivo van Hove was net artistiek leider van Toneelgroep
Amsterdam geworden en vroeg mij of ik als eerste gastregisseur iets voor hem
wilde maken. Dat wilde ik best doen, niet vanwege theater want dat vind ik
stomvervelend, maar ik vertelde hem dat ik altijd nog een film wilde maken over
die foto in het Parool. Hij vond het een geweldig idee en stelde voor dat die
film onderdeel zou worden van het theaterproject.’
Roeland Fernhout
en Ellen ten Damme spelen de hoofdrollen in Frisch’ experimentele road movie,
die oorspronkelijk moest eindigen in een voedseldistributiekamp in Soedan. ‘
Speciaal daarvoor had ik al Arabisch geleerd, en me goed ingelezen over het land
. Els de Temmerman heeft een prachtig boek geschreven over Soedan, getiteld De
hoorn van waanzin, waarin ze de Mad Max-films gebruikte om de sfeer te
beschrijven die ze daar aantrof.’
Maar filmen in Soedan bleek te
gevaarlijk. Frisch wilde uitwijken naar een voedseldistributiekamp in Kenia,
maar kreeg van Oxfam Novib geen toestemming. ‘Die vonden het onethisch. Ik heb
ook in Egypte nog geprobeerd iets te organiseren, omdat daar nog veel kapot
geschoten wrakken van tanks in de woestijn liggen. Maar de Egyptische producent
vond dat het te gevaarlijk was om daar de erotisch getinte shots met Ellen te
draaien.’
Uiteindelijk werd het Namibië. ‘Via via hoorde ik dat er
daar, binnen een straal van 300 kilometer, wel 50 verschillende soorten woestijn
waren.’ Ideaal voor de film, die eindigde in een op de foto in het Parool
gebaseerd tafereel.
Omdat hij de krant destijds snel had weggelegd,
en zich had willen afsluiten voor de ellende, besloot Frisch dat het verstandig
was om de kijker in zijn film heel geleidelijk naar het Dinka-dorp toe te
brengen.
‘Daar had ik aanvankelijk een flauwekulverhaaltje voor
bedacht. Iets over bankovervallers die vluchten in de woestijn. Erg Hollywood
allemaal. Ik heb daar ook opnamen van gemaakt, maar die zijn uiteindelijk
allemaal gesneuveld in de montage. Een beetje als in Jaws, waar ze ook heel lang
hebben geworsteld met de montage. Ze hadden heel veel opnamen van de haai, maar
de film werd pas echt spannend toen ze die er bijna allemaal uit haalden. In
mijn film ben ik ook teruggekeerd naar de essentie. We beginnen nu in het zuiden
van Noord-Amerika en volgen een personage die blackwater fever heeft, een
ernstige vorm van malaria die leidt tot koortsdromen. Die koortsdromen zijn voor
hem een legitimatie om te doen alsof alle ellende die hij onderweg tegenkomt
niet echt is. Zo houdt hij alle burgeroorlogen, hongersnood en armoede buiten de
deur, tot hij het Dinka-dorp in de hoorn van Afrika binnenrijdt. Als hij
eindelijk stilstaat bij de ellende die hij daar aantreft, gaan zijn ogen open.
En stort hij in.’
De opnamen in Namibië waren niet eenvoudig. ‘Er
lopen daar in feite maar twee wegen. Een van noord naar zuid, en een van oost
naar west. Voor de eindeloze scènes aan het begin van de film, waarin je Roeland
ziet rijden in een grote Amerikaanse cabrio, hebben we veel opnamen gemaakt op
de noord-zuidweg. Van de lokale overheid hadden we toestemming die weg af te
zetten, maar ik heb me nooit gerealiseerd hoe belangrijk die weg was. Half
Namibië wordt via die route bevoorraad. Op een gegeven moment kreeg ik van mijn
assistent een mobieltje in handen gedrukt met de mededeling: Deze móet je even
aannemen. Het was de minister van binnenlandse zaken, die eiste dat de road
blocks meteen werden opgeheven.’
Het vinden van de juiste mensen
voor de Dinka-stam zadelde Frisch met een bizar dilemma op. ‘Bij beelden van
hongerende mensen in Afrika zie je vaak lange, uitgemergelde mensen. Zo dun, dat
je bijna door ze heen kunt kijken. Daar komt bij dat de mensen in Soedan, en
iedereen in Afrika rond die breedtegraad, van nature al dun en lang zijn. Maar
in Namibië zijn de mensen klein en gedrongen. Zelfs als ze honger lijden en
bijna doodgaan zien ze er nog gezond uit. Bovendien waren we ook niet echt op
zoek naar hongerende, zieke mensen, want die konden we niet meenemen naar die
koude, kale vlakte waar we het Dinka-dorp hadden nagemaakt. We kozen
uiteindelijk voor oude mensen, die we uit dorpjes haalden, en mensen met een
lichamelijke afwijking. Een grote bochel, bijvoorbeeld.’
De opname
in het Dinka-dorp, waarin het door acteur Roeland Fernhout gespeelde personage
in een onafgebroken take van 13 minuten eindelijk het leed van anderen tot zich
laat doordringen, was ook gelijk het einde van de shoot. Fernhout trok het niet
meer. Tegenover de media gaf hij als reden op dat hij niet langer wilde
meewerken aan de exploitatie van leed. Vervolgens weigerden Fernhout en de
andere acteurs van Toneelgroep Amsterdam om mee te werken aan de
theatervoorstelling (Frisch: ‘Ik heb de voorstelling toen zelf maar gespeeld.
Gecombineerd met een veertig minuten durende versie van mijn film’). Toen de
speelfilmversie van Blackwater Fever in 2006 op het Holland Festival als ‘work
in progress’ werd vertoond, weigerde Fernhout naar de première te komen.
Het was niet de eerste keer dat het werk van Frisch in opspraak kwam. Ook bij
Vergeef me (2001), Frisch’ eigenzinnige commentaar op reality-tv, waarin hij
zelf een gewetenloze regisseur speelt die zijn verslaafde en dronken ‘acteurs’
de gekste dingen laat doen, viel de goegemeente over hem heen. ‘Jaja, het lijkt
in die film alsof ik de acteurs alles kon laten doen wat ik wilde. Dat was ook
de bedoeling, want ik wilde blootleggen wat voor manipulaties worden gebruikt
bij reality tv. Maar montage is ook manipulatie. Wat je niet ziet is dat het
hoofdpersonage en ik goed bevriend waren geraakt. En dat de acteurs nuchter
uiterst intelligent waren. Ze snapten heel goed wat ik met die film wilde. En ze
waren het er volledig mee eens. Maar omdat ze tijdens de opnamen drugs
gebruikten of dronken waren, lijkt het alsof ze willoos zijn.’
En
Roeland Fernhout? ‘Ik snap nog steeds niet helemaal wat destijds precies de
reden was. Ik weet wel dat er toen een gespannen sfeer heerste bij Toneelgroep
Amsterdam, omdat ze net een nieuwe artistiek leider hadden. Daar kwam bij dat de
chemie tussen mij en Roeland niet prettig was. Nu snap ik beter dan toen hoe
dat kwam. Er was geen scenario voor de film, alleen een grof treatment. Het is
nogal wat als je je als acteur moet blootgeven voor iets waarvan je niet weet
waar dat naartoe zal leiden. En ik gedroeg me toen, geloof ik, ook nog een
beetje als een dictator op de set.’
Het contact met Fernhout is
inmiddels wat genormaliseerd. ‘Ik kwam Roeland laatst tegen in de schouwburg.
Toen hebben we een uur lang over koetjes en kalfjes gesproken. Heerlijk.’
Blackwater Fever gaat 12 juni in Amsterdam (in Het Ketelhuis, met een inleiding
door Jan Pronk) en Utrecht in première.
Blackwater Fever van Cyrus Frisch is een experimentele road movie met Roeland Fernhout en Ellen ten Damme. De opnamen in Namibië verliepen alles behalve vlekkeloos. Frisch: ‘Ik gedroeg me een beetje als een dictator op de set.’