Toen regisseur/scenarist Peter Greenaway dit voorjaar de Bafta voor Bijzondere Britse Bijdrage aan Cinema in ontvangst nam voor zijn gehele oeuvre (o.a. Drowning by Numbers; The Cook, the Thief, His Wife & Her Lover; The Tulse Luper Suitcases), zei hij zeer verrast te zijn. Want waar zijn werk wil provoceren en irriteren, vertegenwoordigt Bafta toch de conformistische kant van de Britse cinema, analyseerde hij na afloop fijntjes.

Goltzius and the Pelican Company is wat dat betreft een gemakkelijk herkenbare Greenaway. Het is 1590: de Reformatie is ingezet, de Inquisitie nog niet ten einde. De Haarlemse graveur Hendrick Goltzius ( Ramsey Nasr) met in zijn kielzog theatergezelschap The Pelican Company arriveert in Colmar (bij Freiburg) aan het hof van de vrijzinnige markgraaf van de Elzas, met als doel van hem een zak geld los te peuteren voor de aanschaf van een drukpers. De markgraaf stelt als voorwaarde dat Goltzius de hovelingen zes avonden weet te vermaken met een toneelstuk.

Goltzius verleidt en manipuleert de markgraaf en zijn gevolg – maar ook de kijker – met de opvoering van zes moraalspelen over seksuele taboes, gebaseerd op bijbelverhalen over onder anderen Lot en zijn dochters, David en Batseba, en Jozef en de vrouw van Potifar. Na elke opvoering volgt een debat over de toelaatbaarheid van het getoonde met de op zijn vrijzinnigheid prat gaande markgraaf, een rabbi en kerkvertegenwoordigers. Naarmate de spelen vorderen, en de betrokkenheid van de toeschouwers bij het vertoonde groeit, vallen er de nodige slachtoffers.

In een opzettelijk pompeus vormgegeven theatraal essay, opgebouwd uit een web aan verhaallijnen en beeldlagen, loodst Greenaway de kijker langs een rijke en erudiete vertelling met veel naakt. Over voyeurisme en exhibitionisme, vrije expressie en taboes, technische innovatie en opportunisme, historische en hedendaagse beeldcultuur, manipulatie en macht.

Provocatief is Goltzius and the Pelican Company echter nauwelijks: godslastering is in het ontkerkelijkte Westen al lang geen punt meer, een taboe als incest wordt zo nadrukkelijk satirisch (en door volwassenen) gespeeld, dat het bij voorbaat onschadelijk is gemaakt. Wat dat betreft is Greenaway misschien wel meer richting heersende moraal opgeschoven dan hem lief is. De film is vooral als beeldculturele bespiegeling interessant.

En hoe staat het dan met de irritatiegraad van deze Greenaway? Daarvoor staat het pedante spel van Nasr garant, die op een onlollige manier opzettelijk slecht Engels spreekt, met een zwaar Nederlands accent ('Duh Pelliekan Kumpannie'). Het leidt wat af van het intelligent opgezette verhaal, dat zowel boeit als beleert.