Iedereen kent de amateurbeelden van de verwoestende tsunami van 26 december 2004 nog. Hoe de Indische Oceaan na een zeebeving een muur van water optrok en kust na kust verwoestte. Probeer dat maar eens na te bootsen in een film.

Clint Eastwood deed een halve poging in Hereafter (2010), de Spaanse regisseur Juan Antonio Bayona (El orfanato) doet een hele poging in The Impossible.

De Bennetts zijn een Brits gezin van vijf op vakantie in Khao Lak, Thailand. Hoewel de kust vlakbij is liggen ze aan het zwembad van het hotel. En dan spoelt de tsunami over ze heen en rukt het gezin uit elkaar.

De film volgt eerst moeder Maria ( Naomi Watts) en oudste zoon Lucas (Tom Holland). We zien hoe ze hulpeloos worden meegesleurd en op obstakel na obstakel botsen. Totdat de vloedgolven (het waren er meer dan een) gaan liggen, en er niets anders is dan puin en verwoesting.

Het is moeilijk meer over het verhaal te vertellen zonder te veel weg te geven. Al kan iedereen op zijn vingers natellen – hier beginnen de spoilers – dat ook de vader de ramp overleefd heeft. Hij wordt immers gespeeld door Ewan McGregor.

De tweede helft van The Impossible, waarin we vooral McGregor volgen, wordt besteed aan de pogingen van de Bennetts weer bij elkaar te komen. Het is niet het sterkste gedeelte van de film. De kracht ligt – gelukkig maar – bij de beelden van de tsunami zelf. Bayona wilde zo min mogelijk computereffecten in zijn film en liet een enorme watertank bouwen. Je kan zien (en voelen) dat actrice Naomi Watts ligt te spartelen in echt water, en niet doet alsof voor een green screen.

Zoals iedere rampenfilm kiest Bayona ervoor overlevers te volgen. Waarmee je onwillekeurig optimistisch eindigt. Dat is nogal wrang als je bedenkt dat de tsunami zo’n 230.000 slachtoffers heeft gekost, maar Bayona komt ermee weg. Zijn film is dan ook geen reconstructie van de ramp, maar een lofzang op de onvermoede krachten die worden losgemaakt bij gewone mensen in ongewone omstandigheden.