Oer-Hollandse taferelen krijgen iets geheimzinnigs in het coming-ofage- drama Shocking Blue. Scenariste Céline Linssen heeft geen inkijkje bij de buren willen bieden: op cruciale momenten gaat het gordijn dicht.

Nog geen jaar na zijn bioscoopdebuut Het leven uit een dag is regisseur Mark de Cloe alweer terug met de film Shocking Blue. Nee, geen portret van de legendarische beatgroep, maar een coming-of-ageverhaal dat zich afspeelt tussen de Hollandse bollenvelden. Over drie vrienden die vol levenslust en idealen van de middelbare school komen. Alle dromen vallen echter in duigen wanneer een van hen verongelukt.



Het scenario is van Céline Linssen (1958), geen groentje in de filmwereld: ze studeerde filmwetenschappen, werkte jarenlang als criticus voor Skrien en schreef een boek over de Nederlandse Filmliga. Meer indrukwekkende wapenfeiten: de roman Duet ( 2007) over de laatste dagen van Mata Hari, de theatervoorstelling Toen ’t licht verdween (2006) met Willeke van Ammelrooy, en de vertaling van de vierdelige Proust-cyclus die het RO Theater van 2003 tot 2005 opvoerde.

Linssen en De Cloe kennen elkaar van de One Night Stand-film Zomerdag (2006), waarvan zij het scenario al had geschreven toen de regisseur aan boord kwam. Vervolgens vroeg De Cloe haar of ze niet een idee had voor een volgend project dat ze samen zouden kunnen uitwerken. Daar hoefde de schrijfster niet lang over na te denken, vertelt ze: ‘Al een jaar of twintig geleden las ik eens een krantenartikel dat me nooit had losgelaten.

'Het ging over een drama dat zich had afgespeeld in Ierland – de details doen er eigenlijk niet toe, alleen de grote lijn: iemand maakt iets vreselijks mee, iets onherroepelijks, waardoor het leven opeens uitzichtloos lijkt. Maar door de liefdevolle bemoeienis van een buitenstaander komt diegene er toch weer bovenop , zelfs rijker dan voorheen.
Ik vond dat een heel mooi gegeven, en nu leek het mij dramatisch interessant om daar een verhaal omheen te verzinnen dat zich afspeelt in een omgeving waar mensen niet met elkaar praten. Dus geen modern gebabbel en therapie en “we lossen het samen op”, maar juist zo’n bonkige gemeenschap waarin gevoelens niet worden benoemd.’

Die gemeenschap vond de scenariste in de oer-Hollandse Bollenstreek. Aanvankelijk ging haar verhaal over drie bevriende tienermeiden. Linssen: ‘Toen ik die eerste opzet aan Mark liet lezen was hij meteen heel enthousiast. Hij vroeg me het verhaal verder uit te werken, maar dan met één wijziging: in plaats van meisjes moest het over jongens gaan. Hij vond dat er de laatste tijd al zoveel films over jonge meiden werden gemaakt, terwijl de twijfels en onzekerheden van jongens van een jaar of zestien, zeventien nog weinig aan bod waren gekomen.’

Werd het verhaal daarmee niet meteen heel anders?
‘Wel iets natuurlijk. Zeker omdat er in de oorspronkelijke opzet een zwangerschap voorkwam die zo’n beetje de crux van het verhaal vormde. Mark wilde dat element er graag in houden. Dus stond ik voor de taak om een verhaal te bedenken over drie jongens én een zwangerschap. Ter inspiratie voerde Mark mij allerlei verhalen over zijn eigen jeugd, over de streken die hij en zijn vrienden uithaalden. Dat ze bijvoorbeeld door de buurt reden met hun hoofd uit het autoraam, besmeurd met ketchup. En dan kijken hoe de mensen reageren. Zulke anekdotes kon ik mooi gebruiken om de sfeer tussen die jongens te schetsen.

Maar voor de duidelijkheid: ik heb nooit het idee gehad dat het voor mij als vrouw lastiger zou zijn om over jongens dan over meiden te schrijven. Als roman- of scenarioschrijver vind ik eigenlijk dat je je in iederéén moet kunnen verplaatsen. En daarbij hoeft alles heus niet altijd honderd procent levensecht te zijn – persoonlijk houd ik helemaal niet van verhalen die puur zijn bedoeld als afspiegeling van de werkelijkheid. In film kun je juist dingen doen die in de werkelijkheid niet kunnen. Je kunt mooie thema’s en gebeurtenissen uit de werkelijkheid halen die je vervolgens omwerkt tot een uniek verhaal dat mensen meesleept en uitdaagt en troost.

Op de keper beschouwd kun je ook bij de plot van Shocking Blue wel wat vraagtekens plaatsen – is dit realistisch , gaat dat zo in de werkelijkheid? Maar als ik mijn werk goed heb gedaan zijn kijkers daar helemaal niet mee bezig, nemen ze de sprookjesachtige elementen voor lief.’

Kunt u een voorbeeld noemen van iets waarbij u hebt ‘gesmokkeld’ met de werkelijkheid?
‘Het gaat niet zozeer om specifieke momenten denk ik, meer om een algemene sfeer. Ik vertel veel bewust niet. Op zeker moment trekt de vriendin van de hoofdpersoon bij hem in, en dan zou je als kijker kunnen denken: zeggen de ouders van dat meisje daar niks van? Dan kun je je als scenarioschrijver in allerlei bochten gaan wringen om dat te verklaren, maar als het goed is schets je een werkelijkheid waarin zoiets gewoon zonder uitleg kan plaatsvinden. Als die vraag bij mensen opkomt, ben ik als schrijver de fout ingegaan.’


Toevallig is dit wel een voorbeeld waar op den duur een verklarend zinnetje over wordt uitgesproken: de ouders zijn op vakantie.
‘Ja, dat klopt. Het blijft soms afwegen hoe ver je kunt gaan met het weglaten van informatie, zeker als een film ook voor televisie wordt gemaakt. Van het televisiepubliek wordt toch vaak verwacht dat het vooral naar zo’n film kijkt om bij de buren naar binnen te kunnen gluren. En dat er dus niet te veel vaagheid wordt geduld. Om die reden heb ik er in dit specifieke geval toch maar een dialoog bijgeschreven die het een en ander verklaart. We hebben nog lang gedubd of we die zouden gebruiken, maar uiteindelijk vond ik dat de scène op zichzelf heel mooi was geworden, dus wilde ik hem er toch graag inhouden.’

Hoe schrijf je een scenario waarin het meeste zich tussen de regels afspeelt? Veel schrappen?
‘ Nee, ik weet van tevoren meestal heel goed wat ik wel en niet wil laten zien. Een van de eerste ideeën voor dit verhaal was om de begrafenis van de verongelukte jongen niet te laten zien. In het scenario stond op die plek gewoon een witregel. Na het ongeluk springen we opeens een paar weken vooruit in de tijd. Ik wilde daarmee aangeven dat de mensen in deze wereld moeite hebben zo’n gebeurtenis een plek te geven. Ze gaan maar weer gewoon door met het leven van alledag. Het is een visualisatie van het idee: als je het niet benoemt, bestaat het niet.
Als toeschouwer krijg je eerst een klap in het gezicht door dat ongeluk, en dan nóg eens wanneer je vervolgens niet de tijd krijgt om dat ongeluk te verwerken. Als het goed is blijf je met net zo’n leeg gevoel zitten als de hoofdpersoon, waardoor je je beter met hem kunt identificeren.’

Heeft uw werk als filmcriticus geholpen bij het aanleren van dergelijke verteltechnieken?

‘Ik denk wel dat die ervaring onderhuids meespeelt bij het schrijven. Als criticus heb ik heel erg leren zien wat ik wel en niet mooi vind, wanneer ik vind dat iets er te dik bovenop ligt, of hoe je een bepaald scenarioprobleem technisch kunt oplossen. Bij Skrien waren we behoorlijk streng en keken we heel analytisch naar films – waarom werkt dit wel en dat niet? Bij het schrijven probeer ik de lat nu net zo hoog te leggen. Wat lang niet altijd lukt hoor, je hebt als scenarioschrijver echt feedback nodig van derden.’

Straks wordt uw scenario ook zo kritisch tegen het licht gehouden. Ziet u daar tegenop?
‘Misschien moet ik nog wel een pantser ontwikkelen tegen het soort recensies dat ik ooit zelf geschreven heb. Zomerdag werd indertijd heel mooi ontvangen, maar dat was een kleine film die een beetje tussen wal en schip viel. Nu ben ik kwetsbaarder. Nou ja, ik koester de positieve reacties en als iemand vindt dat ik anderhalf uur van z’n leven heb verpest moet ik me daar geloof ik maar niet al te druk om maken.’