Het filmfestival in Cannes is altijd weer één groot filmfeest. Tegelijkertijd is het ook een kermis der ijdelheden waar makers soms een lesje nederigheid krijgen. Dit jaar vindt de 75ste editie plaats.

In 1987 verscheen het heerlijke boekje Two Weeks in the Midday Sun: A Cannes Notebook, waarin de Amerikaanse filmrecensent Roger Ebert de twee weken beschrijft die hij dat jaar op het festival doorbracht. Dat is nu precies 35 jaar geleden en in aanloop naar de 75ste editie – die 17 mei aanstaande van start gaat – las ik het boekje nog eens door. En wat blijkt? Er is in die tijd verrassend weinig veranderd. Mijn eerste Cannes als filmjournalist was vijftien jaar geleden, maar veel is nog precies hetzelfde als tijdens Eberts twee weken in de zon. Zoveel dat ik in dit stuk een handjevol van zijn ervaringen van toen naast die van mij zal leggen.

Gerhard Busch tijdens het filmfestival van Cannes in 2021

‘Er is geen betere plek op aarde om een film te zien dan in het Palais des Festival in Cannes, met zijn scherm dat drie keer groter is dan in een reguliere bioscoop, het perfecte geluid en de 4000 bezoekers die helemaal idolaat zijn van film.’

Absoluut. De films in de Officiële Competitie worden nog steeds in het Palais vertoond, en mijn allereerste film daar was een overweldigende ervaring. Kun je nagaan hoe dat moet zijn voor de filmmaker die daar voor het eerst zijn of haar film mag vertonen.

Maar elk voordeel heeft zijn nadeel. Cannes is geen publieksfestival, dus alle bezoekers in de zaal zijn professionals: journalisten, bioscoopexploitanten, producenten, collega-filmmakers, enzovoort. Mensen die hun leven hebben gewijd aan films en gelukte titels met uitbundig gejuich ontvangen, maar tegelijkertijd ongenadig zijn voor de, laten we maar zeggen, minder gelukte films. Ik ben regelmatig bij screenings geweest waar mensen boos naar het scherm begonnen te schreeuwen of hard begonnen te lachen op de ‘verkeerde’ momenten. En dan de stoeltjes. De klapstoeltjes in het Palais moeten de nachtmerrie zijn van menige filmmaker, want stiekem de zaal verlaten is er niet bij. Ga je weg, dan hoort iedereen dat. En gaan er veel mensen weg, dan wordt het een symfonie van afkeuring.

Als maker loop je dan ook een serieus risico wanneer je film in Cannes vertoond wordt. En gearriveerde makers misschien nog wel meer dan beginnende. Neem Gus Van Sant, die meesterwerkjes afleverde als Elephant en Milk. In 2015 kwam hij trots The Sea of Trees presenteren, maar dit bleek een van die ‘minder gelukte films’ te zijn. En al waren Van Sant en hoofdrolspelers Matthew McConaughey en Naomi Watts dapper genoeg om de volgende dag te verschijnen voor de interviews, zoiets wordt dan – ook voor de interviewer – een pijnlijke gebeurtenis.

Desondanks komen ze altijd terug voor meer. In 2016 werd Sean Penns The Last Face gefileerd door de pers (voor de kenners: de film heeft een score van zestien op de website Metacritic), maar vorig jaar was Penn alweer terug. Met Flag Day, wat een zo mogelijk nog ijdelere en onverdraaglijkere film was geworden. Dat interview heb ik toen toch maar teruggegeven. Penn of geen Penn.

Charlize Theron en Sean Penn tijdens de première van The Last Face in 2016

‘Het is net een hindernisbaan. De sterren komen aan in limousines en moeten dan over de rode loper via de trap naar de ingang van het Palais. Dat alles voor het oog van duizenden fans, soms uit heel Europa, omdat ze weten dat dit de enige keer is dat ze hun helden in het echt kunnen zien.’

Vooropgesteld, rode lopers zijn niet mijn ding. Ik heb er in al die jaren precies eentje van dichtbij meegemaakt. Geen idee meer welk jaar of welke film dat was, maar ik weet nog dat ik samen met cameraman Sjoerd – netjes in smoking – aan de rand van de rode loper op de vooraf aan ons toegewezen plek ging staan. Vervolgens moesten we uren wachten tot de grote sterren langskwamen. En daarna duurde het weer een uur voor we weg mochten.

Rode lopers kosten vooral veel tijd, maar ik zie ook de functie van die protserige parade wel. Voor het publiek, dat de sterren inderdaad anders nooit te zien zou krijgen, en ook voor de reuring op een festival.

En nooit was die reuring in Cannes groter dan bij de rode loper voor Tarantino’s Inglourious Basterds in 2009. Alle wegen rond het Palais waren verstopt, maar ik was toevallig in de buurt en wilde die loper wel meepakken. Ik ben toen een aanpalend gebouw binnen gelopen en vond een plekje op de vierde of vijfde verdieping waarvandaan ik alles goed kon zien. En toen begon Tarantino, die waarschijnlijk stijf van de coke stond, luchtgitaar te spelen op de klanken van ‘Misirlou’ uit Pulp Fiction, terwijl hij heen en weer racete over de rode loper. Het is volgens mij de enige keer dat ik me in Cannes als een fanboy heb gedragen, en ik ben nog steeds blij dat ik dit heb gedaan.

Quentin Tarantino tijdens de première van Inglourious Basterds in 2009

‘Ik zit pal naast een Franse recensent met een van die irritante pennetjes met lampje, zodat hij zijn aantekeningen goed kan lezen. Het felle licht leidt af en ik vraag hem dat pennetje niet te gebruiken.
Franse recensent: “Ik ben een recensent! Ik maak aantekeningen! Dit is per slot van rekening een persvertoning!”
Ik: “Ik ben ook een recensent, monsieur. Maak uw aantekeningen in het donker. Die zaklamp verblindt me.”
Franse recensent: “U moet leren zich beter te concentreren.”
Ik: “Wat zou u ervan vinden als ik met een zaklamp in uw ogen scheen tijdens de vertoning?”
Franse recensent: “Hou je mond, man!”
Ik: “Amateur!”’

Die penlampjes zijn, evenals de gebruikers ervan, inmiddels wel zo’n beetje uitgestorven, maar daar is het mobieltje voor in de plaats gekomen. Het is ongelooflijk hoeveel ‘journalisten’ tijdens een vertoning menen hun sociale media te moeten bekijken. Zitten ze dichtbij, dan leg ik altijd even mijn hand op hun scherm. Meestal is dat afdoende, maar licht er op afstand iets op, dan is dit natuurlijk onmogelijk. Dan is het maar hopen dat ze snel klaar zijn en weer naar de film gaan kijken. In een reguliere bioscoop is dergelijk gedrag al onvergeeflijk, maar in Cannes? Onder professionals...? Amateurs!

‘De persconferentie voor actrice Lilian Gish is een goed voorbeeld van wat in Cannes tot kunst is verheven, de geritualiseerde ontmoetingen tussen de sterren, de regisseurs en de pers. (...) Dan is het tijd voor de vragen, die in verschillende talen worden gesteld, en waar altijd wel een politieke speech tussen zit, een open sollicitatie, een schaamteloze poging tot vleierij, en een compleet idiote opmerking die niemand begrijpt.’

Voor de kranten, die elke dag met een quote uit Cannes moeten komen, zijn de persconferenties zo goed als onmisbaar. Ik zit er slechts af en toe, maar Ebert slaat de spijker op zijn kop in zijn beschrijving, want op die persconferenties worden de gekste vragen gesteld. Alles om maar een quote los te weken bij de sterren, die vervolgens kan dienen voor de verplichte stukjes in de krant of op het internet.

Soms hoeven de journalisten niet eens een prikkelende vraag te stellen en graaft de ster vrolijk zijn eigen graf. Zoals regisseur Lars von Trier op de persconferentie voor Melancholia in 2011. Geschrokken nadat hij zojuist ontdekt heeft dat hij deels van Duitse afkomst is, stelt Von Trier dat hij dus eigenlijk een nazi is en Hitler nu wel begrijpt. Het is bedoeld als sardonische grap, maar zo wordt het niet opgevat. De wereld spreekt er schande van.

Een dag later mag ik als eerste met Von Trier spreken, zo is al eerder – voor de catastrofale persconferentie – bepaald. Het is even wachten, maar Von Trier komt. Hij is een grote man, maar nu niet. Als een bang vogeltje gaat hij zitten. Schuldbewust. Zijn handen trillen. Het is het allereerste tv-interview na de persconferentie en hij weet nog niet wat de consequenties van zijn uitspraken zullen zijn. Festivalbaas Gilles Jacob heeft hem al wel laten weten dat hij pas amusé was. Later die dag wordt Von Trier tot persona non grata verklaard en de toegang tot het festivalterrein ontzegd.

‘Je moet begrijpen dat niemand geïnteresseerder is in beroemdheden dan andere beroemdheden. Die zijn hun leven lang al bezig met beroemd worden, waardoor ze roem meer waarderen dan gewone mensen, en ook meer onder de indruk zijn wanneer ze het bij anderen zien.’

Ik zeg niet dat Ebert hier ongelijk heeft, maar ter verdediging van die beroemdheden de volgende anekdote. Voor de interviews voor Baz Luhrmans The Great Gatsby moest ik in 2013 naar Hotel du Cap, zes sterren en een halfuur van Cannes, om een dag lang de cast en de crew van de film te interviewen. Na eerst met Tobey Maguire, Carey Mulligan, Joel Edgerton en Elizabeth Debicki te hebben gesproken, was aan het eind van de dag eindelijk de grote Gatsby himself aan de beurt, Leonardo DiCaprio. Alle andere acteurs waren op dat moment al klaar, maar DiCaprio moest de allerlaatste interviewers nog te woord staan. Vlak voor ons gesprek nam hij even een korte pauze om zich op te frissen en op te laden. Ik zat buiten de tent en keek geïnteresseerd toe, tot ik door iemand op de schouder werd getikt. Het was DiCaprio’s persoonlijk assistent. Of ik niet naar DiCaprio wilde staren. Ik was me van geen staren bewust, maar zij legde uit hoe zwaar het voor DiCaprio is dat hij altijd maar bekeken wordt. Overal, elke dag, elke seconde. Goed punt, waar ik tot dat moment nog nooit over had nagedacht. Ik heb gelijk mijn ogen van hem afgewend en ben mijn vragen nog maar eens gaan doornemen.

‘“Heb je jezelf vermaakt,” vraag ik aan het einde van het festival aan collega Peter Noble.
“Dear boy, het is altijd hetzelfde. One is happy to go, and happy to leave.”’

Helemaal waar. Ik sprak een paar weken geleden met collega René Mioch, die me vertelde dat het dit jaar de veertigste keer wordt dat hij naar Cannes gaat. En dat hij zich er nog steeds enorm op kan verheugen, maar ook dat hij halverwege het festival weer naar het einde gaat verlangen. Happy to go, and happy to leave. De kermis van Cannes in een notendop.

Meer Cannes

VPRO Cinema doet volop verslag van de 75ste editie van het festival. Met dagelijks een video-interview met filmmakers over hun nieuwe films, nieuwe afleveringen van de podcast Op de vijfde rij... met Cesar Majorana, en in VPRO Cinema extra volgen we Lukas Dhont, de jonge Vlaamse filmmaker die drie jaar na zijn opmerkelijke debuut Girl alweer terug is in Cannes met de film Close. En lees aan het eind van het festival vooral ons lijstje met hoogtepunten en het overzicht van films die je echt niet wil missen.

Volg het live via onze social media kanalen: Instagram & Twitter