Elke twee weken neemt Brommer op Zee redacteur Leonard Ornstein je mee in de wereld van het politieke boek. Lees hier zijn nieuwste tips.

Van guerrilla naar vredesproces

Tanja Nijmeijer
Ornsteins oordeel

Tanja Nijmeijer - uit het Twente dorp Denekamp - wordt na omzwervingen in november 2002 guerrillastrijdster bij de FARC in Colombia. Ze is mooi en slim, kortom een perfect boegbeeld voor de FARC om het imago van de strijd van de guerrillero’s te romantiseren. Tanja vertelt in haar boek hoe ze als Gronings studente uiteindelijk via een stage in Colombia belandt. In Groningen begon haar ruige leven. De openhartigheid van Nijmeijer is te prijzen: over zowel haar privéleven en haar bestaan als guerrillastrijdster kom je veel te weten. Zo vertelt ze over de ontmaagding van Arjen Lubach en het ongenoegen daarover van haar moeder: “Ach mam, dat was in mijn studententijd en bovendien jaren geleden. Wist ik veel dat-ie een BN’er zou worden?”

In het boek staat ze uitvoerig stil bij haar sexy imago: “Er is veel geschreven over mijn liefdesleven in de jungle, en ik ben door de Nederlandse en Colombiaanse media tot stoeipoes en liefje van meerdere commandanten bestempeld. Naar mijn idee had ik een normaal en heel onbevangen seksleven, waar soms lust en soms verliefdheid bij kwamen kijken (en nooit een commandant, overigens). Ik was vierentwintig toen ik bij de FARC ging, en ik had mijn wildere jaren aan de Universiteit van Groningen al achter me liggen, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik nooit seks had.”

In de jungle kreeg ze schiettechnieken van ene Rocío: “Hoe je benen neer te zetten, verschillende manieren om een pistool vast te houden en te dragen en gedurende twee dagen schieten kwam ik erachter dat ik een goede schutter was en een vaste hand had. Rocío was tevreden en Mono ook. Ik kreeg een pistool dat ik voortaan bij me moest dragen aan een brede riem, waaraan ook het kapmes werd gedragen.”

Nijmeijer wordt onderhandelaar namens de FARC in Havana. Langzaam maar zeker verdwijnt de romantiek van het guerrillero-bestaan. Ze staat stil bij pijnlijke vragen: “Het was voor mij natuurlijk geen geheim dat de FARC de oorlog grotendeels met drugsgeld financierde, hoewel ik daar tijdens mijn jaren in de jungle weinig van had gemerkt.” In januari 2020 besloot ze uiteindelijk het lidmaatschap van de politieke partij FARC op te zeggen. “Het was het eindresultaat van een lang proces van opeenvolgende teleurstellingen en onthechting, dat ergens in Havana begon.”

In de huidige regering van Colombia heeft ze al evenmin vertrouwen: “Ik durf nu met zekerheid te stellen dat de huidige regering het vredesakkoord kapot wil maken, vooral het vredestribunaal en de waarheidscommissie zijn hun een doorn in het oog.“ De hoop om ooit terug te keren naar Nederland is ze kwijt omdat ze op internationale opsporingslijsten staat en de Nederlandse regering haar geen vrijbrief wil geven. Inmiddels heeft ze zich neergelegd bij het feit dat dit consequenties zijn van haar eigen keuzes en “van een bestaande wereldorde die de dingen nou eenmaal anders ziet dan ik.” Haar eigen vader zal ze- vreest ze- niet meer zien. Dat doet verdriet. Ze woont nu met haar twee honden en man Boris in Cali en is begonnen aan een PhD aan de universiteit van Baskenland. Haar grote verdriet dat het maar niet lukt om met Boris een kind te krijgen beschrijft ze ontroerend.

De prangende vraag blijft: “Als je het over zou kunnen doen, zou je dan dezelfde keuzes maken?” Zelf zegt er over: “Ik vond toen dat er zwaarder geschut nodig was om de dingen te veranderen: de gewapende strijd.” Echt afstand van haar verleden neemt ze niet. En spijt betuigt ze ook niet. Maar ze is nu wel tot het inzicht gekomen dat ze haar naaste familie veel verdriet heeft gedaan met haar leven als gewapend strijder. Maar tegelijkertijd stelt ze zichzelf dan de retorische vraag: “Had ik misschien spijt gehad omdat ik de stap niet had durven te zetten.”

De tragiek van dit boek is dat een gewelddadige guerrillero ook bloed aan zijn, of in dit geval haar, handen heeft. Die vraag had Tanja Nijmeijer zich gearticuleerder kunnen stellen. Tegelijkertijd is ze voor sommige lastige vragen in dit boek niet weggelopen. Haar conclusie over Colombia - het land waar ze zoveel van houdt - stemt bepaald niet tot optimisme. “Ik denk zelf nu ook (hoewel ik daar geen bewijs voor heb) dat hoe langer een conflict duurt, hoe gemakkelijker het degradeert en in een neerwaartse spiraal terechtkomt wat mensenrechtenschendingen betreft. Zeker in een land waar gemakkelijk toegang is tot grote hoeveelheden geld uit de drugshandel en waar het ook erg eenvoudig is om aan wapens te komen.” Die zinnen verraden een beetje haar werkelijke gevoelens.

De ruimte van Riek

Margreet Fogteloo en Riek Bakker
Ornsteins oordeel

De ruimte van Riek is een schitterend boek over het leven en werk van Riek Bakker (1944). Bakker is geen politica, maar ze moest wel al haar talenten aanspreken om de Rotterdamse politiek begin jaren negentig te overtuigen van dat ze de stad een nieuw gezicht moesten geven. Als voormalig directeur Dienst Stadsontwikkeling is zij verantwoordelijk voor de contouren van de Kop van Zuid. Zonder haar had Rotterdam er heel anders uitgezien.

De Erasmusburg, het hippe Hotel New York en andere gebouwen maakten van dit stukje Rotterdam een soort mini-Manhattan. Al deze parels gaven de havenstad niet alleen nieuw elan in eigen land, ook ver over de grens werd er met bewondering naar de architectonische contouren van het nieuwe Rotterdam gekeken. Het boek is geschreven door Margreet Fogteloo, redacteur van de Groene Amsterdammer. Riek Bakker heeft er zelf ook volop aan meegewerkt. Met een pakkend voorwoord van Wim Pijbes, prominent Rotterdammer en oud-directeur van het Rijksmuseum. Hij noteert over zijn komst naar de maasstad: “Het stadscentrum zelf was na vijven een spookstad. In die toestand trof ik Rotterdam aan toen ik mij er vanwege de liefde vestigde. En diezelfde periode nam Riek Bakker hier het heft in handen. Een kleine boot met aan boord een grote vrouw, heftig gesticulerend. Dat was mijn eerste kennismaking met haar. Plaats van handeling de voormalige Passagiersterminal van de Holland Amerika Lijn op de Rotterdamse Wilhelminakade. We schrijven inmiddels 1990.” Hoe stijlvol zou Rotterdam zich ontwikkelen.

De stoere Riek is overigens een geboren Amsterdamse die in Meppel opgroeide. Ze bleek een doener, doorpakker en vechter. Al die eigenschappen had ze nodig om de Rotterdamse bureaucratie en het stadsbestuur aan haar zijde te krijgen. Na lezing van dit boek, dat ook een terugblik op haar werkzame leven is, kun je constateren dat dit aardig gelukt is. Wie denkt dat het bij Rotterdam gebleven is leest blij verrast verder in het boek. Rotterdam is niet de enige stad die ze op de schop heeft genomen. Utrecht (Leidsche Rijn), Schiedam (Park A4), Soesterberg, Tilburg en Winterswijk nam ze ook - met succes - onder handen.

Jaarboek voor Parlementaire Geschiedenis 2021. Wetenschap en politiek

Ornsteins oordeel 

De titel klinkt wat saai: Jaarboek voor Parlementaire Geschiedenis 2021. Wetenschap en politiek. Je verwacht een gortdroge omnibus met weetjes en feitjes over het afgelopen parlementaire seizoen. Maar het Centrum voor Politieke Geschiedenis uit Nijmegen maakt van het jaarboek gedegen werk. De redactie slaagt er jaar in jaar uit in om een bundel met interessante politieke verhalen samen te stellen. Soms heeft het jaarboek zelfs scoops zoals die keer dat een brief van Pim Fortuyn aan Norbert Schmelzer opdook waarin Fortuyn als scholier aansluiting bij de KVP zocht.

Het thema van dit jaar 2021 is goed gekozen. In een tijd met een coronapandemie maar ook een tijd waarin waarheid en feiten onder druk staan koos de redactie - onder aanvoering van de afzwaaiende Professor Carla van Baalen - voor wetenschap en politiek. Het boek opent met de stelling: “Als er één ding duidelijk is geworden het afgelopen jaar, dan is het wel dat onze samenleving volledig afhankelijk is geworden van de wetenschap.”

Voor mij sprong het verhaal van Johan van Merriënboer er uit: Geleerden in het Torentje. Hoogleraren als premier: een wonderlijke combinatie? Het beroemde kabinet Den Uyl (1973-1977) blijkt ook het meest academisch geschoolde kabinet met liefste acht hoogleraren en acht gepromoveerden. Daarna zette een dalende lijn in met als absolute dieptepunt: het huidige kabinet Rutte III. Slechts één gepromoveerde en één (deeltijd) hoogleraar. En laat die ene gepromoveerde nu ook de enige hoogleraar zijn: Ferdinand Grapperhaus. Een magere score. Is het toeval dat onder Joop den Uyl het vertrouwen in de politiek beduidend hoger was dan vandaag de dag onder Mark Rutte?

Merriënboer haalt de stelling van Plato aan: “De Griekse filosoof Plato wilde de macht toevertrouwen aan degenen die de macht niet zochten en juist daarom vertrouwd konden worden: filosofen als hijzelf. Dat leverde volgens hem de beste regeringsvorm op.” Wie weet moeten we terug naar Plato door meer filosofen en afstandelijke wetenschappers het vertrouwen in de politiek te laten herstellen.

Boeiend in deze bundel is ook het verhaal van Alexander van Kessel: Het gezag van de medicus (Eddy Houwaart). Hij vertelt hoe in de jaren veertig van de negentiende eeuw steeds meer medici hun entree maakten in de politiek: “Deze medici, de zogeheten ‘hygiënisten’, waren aanhangers van Thorbecke. Zij zagen zichzelf als onderdeel van het denkend deel der natie, dat leiding moest geven aan dat herstel – in dit geval op het terrein van de volksgezondheid.”

Het boek bevat ook een fraaie bijdrage van Frans Becker over de moeder aller wetenschappelijke bureaus van politieke partijen: de Wiardi Beckman Stichting (WBS), het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid. Het was het politiek laboratorium dat leiders als Joop den Uyl en Ed van Thijn voortbracht. De sociaaldemocraten begonnen al in de jaren ‘30 en zouden dit instituut na de oorlog professionaliseren. Becker schrijft: “In de jaren 1930 werd dit ‘wetenschappelijke’ uitgangspunt van de historische noodzakelijkheid van het socialisme vervangen door een ethische fundering van sociaaldemocratische politiek. Wat bleef was de neiging tot wetenschappelijke onderbouwing van politieke standpunten.” Ooit was de WBS leidend, tegenwoordig heeft de club het niet gemakkelijk: “De WBS moet het opnemen tegen grote, publiek gefinancierde kennisinstellingen en tegen een permanente stroom van wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van het openbaar bestuur. Dat is al een lastige opgave”, zo constateert Becker terecht.

Denkers van vandaag, voor de wereld van morgen

Alicja Gescinska
Ornsteins oordeel

Alicja Gescinska interviewde Denkers van vandaag, voor de wereld van morgen. Gescinska (Warschau, 1981) is een Pools-Vlaamse filosofe. Voor Canvas maakte ze diepgravende gesprekken (o.a. met Connie Palmen). Ook heeft Gescinska politieke ambities. De Open-VLD plaatste haar op de derde plaats bij de verkiezingen voor het Europees Parlement.  Van het nieuwe Vlaamse tijdschrift Newsweek Belgium kreeg ze de gelegenheid in gesprek te gaan met hedendaagse denkers over hun bezigheden en wereldzorgen. In de inleiding schrijft Gescinska: “Met hen wilde ik de staat van de wereld peilen, van nu en morgen.”

De gesprekken begonnen met open vizier. Gaandeweg kregen zij vorm en begon zich ook een patroon af te tekenen tussen de verschillende gesprekken. Ze sprak onder andere met de doodzieke (en later overleden) Roger Scruton, Michael Ignatieff, Peter Singer en Susan Neiman. Geert Mak is de enige Nederlander die werd bezocht. Hij doet een ontboezeming. Mak vertelt aan Gescinska grote bewondering voor minister Carola Schouten (CU) van landbouw te hebben: “Ik herken me heel sterk in haar. Ik snap precies wat haar drijft. Ik leef een totaal ander leven, maar ik kom uit diezelfde serieuze, calvinistische wereld.” Als de schrijfster hem vraagt of iedere politicus gebukt moet gaan onder een slecht geweten antwoordt Mak: “Bij alle politici, zeker christelijke, zou dat moeten spelen, omdat waarden belangrijk zijn. Als je werkelijk vindt dat je Christus moet navolgen en moet proberen om een goed mens te zijn, moet je jezelf voortdurend toetsen. Dat is heel calvinistisch. Heel hoge eisen stellen, en dan zie je het al te vaak omslaan in totaal cynisme, omdat het niet lukt, omdat je het toch niet kunt waarmaken. Dan maar koud en cynisch erover doen.”

De Canadese filosoof Michael Ignatieff legt ze voor of de geschiedenis zich dreigt te herhalen: minder vrijheid en meer onderdrukking. Ignatieff antwoord afgemeten: “Dat hoop ik niet. Europa in de eenentwintigste eeuw is niet dat van de vorige eeuw. Thank God. En ik hoop dat de geschiedenis zich niet herhaalt. Maar Europa heeft wel een groot probleem: het is kordater in het beschermen van zijn belangen dan in het vrijwaren van zijn idealen.”

Jammer dat een deel van de interviews vanwege de pandemie online moest plaatsvinden. Daardoor voel je op sommige momenten een kleine stijlbreuk met de andere gesprekken. Toch is dit boek een baken van rust in een zee van onrust die dagelijks op ons afkomt. Het is te hopen dat Alicja Gescinska haar zoektocht voortzet en deze boeiende bundel een vervolg geeft.

Het Brusselse moeras

Tijn Sadée & Bert van Slooten

Het Brusselse moeras is van de hand van Tijn Sadée & Bert van Slooten. Beiden (oud) correspondent van respectievelijk NRC Handelsblad en de NOS. Hun verhalen geven een aardig beeld hoe het er in Brussel aan toe gaat, hoewel de titel achter de schermen van de macht in Brussel wellicht iets te pretentieus is. Op de apenrots in Brussel is het ‘brains’ versus ‘babes’. De ‘supernerds’ zijn er de baas. Ze werken bij de Europese commissie, het dagelijks bestuur van de EU, of bij de Europese Raad, die richting geeft aan de vergaderingen van Europa’s ministers en regeringsleiders.

De ‘mooie babes en de snelle jongens’, zeggen alle ingewijden, vind je in het parlement. Daar assisteren ze de Europarlementariërs. Bij vertrek naar Brussel waren beide correspondenten nog gewaarschuwd: je gaat naar de stad van de blauwe kostuums en dossiervreters. Ze zouden zich nog “dodelijk gaan vervelen”. Het pakte, zo schrijven Sadée en van Slooten, “heel anders uit”. Brussel bleek de ultieme droom én nachtmerrie voor een correspondent. “Spektakel- en hoofdpijndossiers gingen naadloos in elkaar over, van euro- naar migratiecrisis, van terreuraanslagen naar betonrot in tunnels, van brexit-tranen naar pandemie. En tussendoor zorgden het Belgische politieke theater aan ‘de Wetstraat’ en de Rode Duivelseuforie voor malse intermezzo’s. Never a dull moment.

Leonard Ornstein is een journalist, die bekendheid verwierf als parlementair redacteur van Vrij Nederland en het televisieprogramma Netwerk waarvoor hij onder meer de Russische president Vladimir Poetin interviewde. Hij won de Anne Vondelingprijs voor politieke journalistiek (samen met Max van Weezel).

Ook was hij vele jaren politiek redacteur van Buitenhof en schreef hij zelf politieke boeken. Als redacteur van Brommer op Zee stelt hij elke twee weken een lijstje met de beste politieke boeken samen.

voor meer boekenlijstjes
voor meer brommer op zee