In 2017 vertrok literatuurcriticus Arjen Fortuin (1971) bij de boekenredactie van NRC om voor diezelfde krant vijf jaar lang televisie te gaan kijken aan de keukentafel. In de bundel ‘Kijkt u nog?’ legt hij uit waarom televisie nog steeds relevant is. ‘Het hielp erg dat ik nogal een buitenstaander ben.’

Wat was uw reactie toen u gevraagd werd als tv-recensent?

Arjen Fortuin: ‘Ik zei: weet je dat ik nooit televisiekijk? Dat vond hoofdredacteur Peter Vandermeersch wel verfrissend. Een Marsbewoner die wordt losgelaten in Hilversum. De impuls om achter de wortel aan te rennen – elke dag een stukje mogen schrijven – voelde ik wel. Vrienden reageerden verbaasd. Die zeiden: “Ja eervol, maar dat ga je natuurlijk niet doen.”’

Is het geen grote stap: van literatuur naar televisie?

‘Hoewel de basishandeling van het recenseren hetzelfde is. Je giet jezelf ergens mee vol en vervolgens vertrouw je erop dat je dusdanig geïnspireerd raakt dat je er iets zinnigs en interessants over kunt opschrijven. Bij boeken is dat een veel langer proces. Je leest langer, denkt langer en je stuk is langer. In wezen hetzelfde mechanisme. Literatuur heeft de pretentie kunst te zijn, altijd. Daar moet je haar ook altijd op afrekenen. Als iemand een paar jaar aan een roman heeft gewerkt, kun je het als recensent niet maken om er een vrolijk nummertje van te maken, het te ironiseren of de kachel ermee aan maken. Die poging tot kunst moet je op haar kustzinnige merites beoordelen en dat hoeft bij televisie natuurlijk veel minder.

‘De macht van een literair recensent is groter dan die van de schrijver. Voor een tv-recensent geldt dat veel minder’

Arjen Fortuin

Soms zijn de pretenties bij televisie even groot als bij literatuur, maar meestal reiken ze niet verder dan “onderhoudend” of “interessant”. Dat geeft je als recensent veel meer vrijheid, ook om je op te stellen als relatief argeloze voorbijganger die programma’s op zich af ziet komen. Je hoeft geen deskundige te zijn, maar je moet wel kunnen vertellen wat je hebt meegemaakt en dacht tijdens het kijken.’

Zijn er meer verschillen?

‘Literatuur recenseren is een-op-een. Iemand werkt twee jaar aan een boek en als het goed gaat verkoopt hij 2000 exemplaren. Ik besteed er twee weken van mijn leven aan en schrijf er een stukje over dat 200.000 keer gedrukt wordt. De macht van een literair recensent is veel groter dan die van de schrijver. Voor een tv-recensent geldt dat veel minder. Het televisieprogramma wordt meestal veel beter bekeken dan mijn stukje erover gelezen wordt. Bij een boek ben je een soort poortwachter, maar wat ik over televisie schrijf heeft weinig invloed op het aantal kijkers.’

Uw werkweek begon met programma’s markeren in de VPRO Gids.

‘Nou nee. Toevallig had ik die net opgezegd, dus ik heb meteen gevraagd of ik hem weer terug mocht. En ik heb de Varagids er ook bij genomen. Dat was een tip van mijn voorganger, Hans Beerekamp. Hij zei: die twee samen geven een redelijk beeld van het hele spectrum.’

Klopt het dat u na de eerste kijkwerkavond met televisie en al in de gracht wilde springen?

‘Zonder de televisie. Dat was na Zomergasten met Claudia de Breij. Daarin zaten heel veel interessante fragmenten en ook moest ik iets over De Breij zeggen. Die enorme hoeveelheid kwam zo op me af: waar moest ik in hemelsnaam beginnen? De druk van meteen een oordeel klaar moeten hebben. Ben ik eerst maar een stukje gaan lopen. Bij de literatuurrecensies die ik schreef, zat er twee dagen tussen het dichtslaan van een boek en beginnen met tikken. Nu moest het binnen een uurtje.’

Hoe zag uw werkdag eruit?

‘In het begin plande ik een hele week vooruit wat ik wilde gaan kijken. Als die programma’s laat waren, en niet live, vroeg ik zichtklinkjes op zodat ik om vijf uur ’s middags al iets kon bekijken. Daar kon ik dan tijdens het koken mooi over nadenken. Dan eten en tussen zeven en halfacht begon het kijken. Mijn werktelevisie stond in de eetkeuken. Als we gegeten hadden, moesten mijn kinderen afruimen, afwassen en een kopje espresso voor me maken. De oudste zei: “Jij bent echt de enige in Nederland die denkt dat je deze baan serieus kunt nemen. Wat doe jij nou eigenlijk? Een beetje tv-kijken.” Ofwel: get a life. In het begin moest ik veel opzoeken, want al die BN’ers die in Wie is de mol? of Expeditie Robinson hadden gezeten kende ik niet. Nooit van gehoord. Via Twitter kun je een beetje schaduwkijken. Als iedereen het daar over Jinek heeft en jij zit bij Op1, dan zap je even. In die zin heeft de moderne tv-recensent het wel makkelijker gekregen. De kans dat je nog iets belangrijks mist is zeer klein. Rond tien uur ’s avonds begon ik aan m’n stukje en om middernacht probeerde ik het af te hebben. Vaak las mijn vrouw het ook nog en dan ging het de volgende ochtend voor halfnegen naar de krant.’

‘Sommige mensen hebben altijd een behapbare opinie klaar. Hun aandeel in talkshows is de Keldercurve’

Nooit een stukje geschreven op basis van een zichtlink, terwijl het programma daarna niet werd uitgezonden?

‘Nee, dat wordt altijd gecheckt. Ik wilde journalist worden nadat ik Pietje Bell had gelezen. Die wordt ook journalist en zijn eerste opdracht was: een verslag van een concertavond. Dat had hij helemaal geschreven op basis van voorinformatie, waarna hij iets anders ging doen. Maar door ziekte was dat hele concert niet doorgegaan.’

U muntte ‘Keldercurve’.

‘Heb ik tijdens de coronacrisis bedacht. Gaat over de aanwezigheid van “alles”-deskundigen. Mensen die overal verstand van hebben, of misschien wel nergens van, maar altijd in staat zijn om een hapklare opinie te serveren. Het aandeel van dat soort mensen in talkshows is de Keldercurve. In begin van de coronacrisis verdwenen zij uit de talkshows.’

De curve daalde.

‘Die ging naar nul! Er werden alleen nog maar mensen uitgenodigd met kennis van zaken, die wisten dus waar ze het over hadden. Na een paar weken kwamen de Jort Kelder-achtige types langzaamaan weer terug, ook omdat het minder over de medische kant ging en vaker over de indirecte gevolgen van de crisis. Ik doopte dit de Keldercurve toen Jort Kelder ook weer in een talkshow zat en vrijwel niets zei, maar dat wel in precies de juiste bewoordingen deed. Tegelijkertijd dook Ab Osterhaus steeds vaker op in praatprogramma’s. Eerst vanwege zijn corona-expertise en later werd hij ook een soort algemene meningenmachine. De ver-Keldering van Ab Osterhaus.’

Toch bent u fan van Kelder.

‘Geen fan. Hij is een heel groot talent en als hij zijn intelligentie, humor en scherpzinnigheid richtte op het leiden van een talkshow dan zou hij dat erg goed kunnen. Maar hij doet zijn best niet! Hij weigert hier offers voor te brengen. Een paar keer per uitzending zegt hij iets over zichzelf en dan vervalt hij weer in het spelen van het personage Jort Kelder. Wanneer doorschemert dat hij een typisch Jort Kelder-vraag gaat stellen, is de ballon leeggelopen.’

 Kreeg u veel reacties uit Hilversum?

‘Weinig, en het helpt erg dat ik nogal een buitenstaander ben. Matthijs van Nieuwkerk heeft weleens gebeld omdat hij ergens ontevreden over was, maar hij bleek iets verkeerd begrepen te hebben.’

Vertel.

‘Dat was na een stukje over De wereld draait door waarin ik een evenwicht zocht tussen complimenten en relativering. Ik dacht een stukje vol complimenten met een paar kanttekeningen te hebben geschreven. Hij vond het een vernietigend stuk met wat plichtmatige complimenten om het leed te verzachten. Toen ik een keer wél heel kritisch was over een uitzending nam hij ook de moeite om te reageren en zei: “Dit was ook niet goed, je hebt gelijk.” Toen ik iets schreef over de kijkcijfers van het Journaal ten opzichte van een ander programma kreeg ik een lange mail van Marcel Gelauff. Vaak zeg ik inhoudelijk onaardige dingen over het Journaal en dan hoor je niets.’

Sport kwam er bekaaid af.

‘Valt mee, en ik hou ook van sport. De Europacup-avonden waarop Ajax verloor waren het ergst. Niemand zit de volgende dag te wachten op een stukje daarover. Bovendien schrijft de sportredactie ook over wat ik heb gezien, zodat je moet terugvallen op alles eromheen, zoals de analisten. Daar ben je op een gegeven moment wel over uitgepoept.’

Naast kunstprogramma's zijn er ook programma’s die zelf kunst zijn.

‘Het Sinterklaasjournaal bijvoorbeeld, zonder het politieke gedoe. Een van mijn laatste stukjes ging over Snackmasters. Daarin moeten chefs van beroemde restaurants een massaproduct maken, in dit geval wokkels. Dat bleek waanzinnig moeilijk en die koks werden zo lyrisch over de wokkel dat ik thuis ook helemaal fris naar de wokkel ging kijken. Wat een bijzondere dingen! En wat mooi dat ze uit een zak van de supermarkt zijn gehaald om ze eens goed te bekijken. Promenade was het bijzonderste programma dat ik de afgelopen vijf jaar heb gezien. Dat keerde zichzelf steeds weer om, van satire naar diepe ernst. En het was ook drama, multi-interpretabel.’

U wordt NRC-ombudsman. Wat gaat u missen?

‘Allerlei mooie programma’s. En, omdat je zoveel feedback krijgt op de stukjes, zal ik dat voortdurend strelen van mijn ijdelheid vast ook gaan missen. Maar dat is gezond.’

Arjen Fortuin

Kijkt u nog? Waarom je toch de tv aan moet zetten

Das Mag

Verschijnt 18 mei

 

meer boekentips